Wie de persknipsels op het prikbord in de VIP-bar bekeek, kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat Sfinks dit jaar draaide rond drie grote verhalen: de catering, het (al dan niet bewust uitgelokte) subsidierelletje en de muziek. Dat een festival organiseren meer inhoudt dat het louter aanbieden van artiesten is ondertussen genoegzaam bekend. En toch: hoe verdienstelijk de drank- en eetvoorzieningen ook waren en hoe boeiend de locale Boechoutse politiek ook mocht zijn, Sfinks 2006 (met bijna 32 000 bezoekers merkelijk drukker bezocht dan de vorige editie) was bovenal een editie van een bijzonder hoogstaand muzikaal niveau. Een waarbij de traditionalisten van over de hele wereld de hippe nieuwlichters bij momenten duchtig afstoften en waarbij de Clubtent het Concertpodium overvleugelde. Het aanbod van vier dagen Sfinks was daarbij ook weer goed gevuld, waardoor de bezoeker die alles wilde meemaken er – net als bij de vorige edities – voor de moeite aan was. Dit is meteen de reden waarom de optredens van het Original Kadrievi Gipsy Ska Orchestra Antwerpen, Kurtish Brass Band, Salif Keita, Oudaden, het Festa do Brasil van vrijdag, het Boombal van zaterdag, alle optredens op De Cirkel of de Cabañas met de grooves hier niet aan bod kunnen komen.

Het zwaartepunt van het Sfinksprogramma ligt al jaren verdeeld over twee podia en evenveel dagen. Met donderdag als voorproefavond en vrijdag het Festa do Brasil, werden de grote trekpleisters en de muzikale snoepjes vooral tijdens het weekend geserveerd. De Concerttent diende daarbij als haven voor grote namen of artiesten die mikken op een rechtstaand, veelal dansgraag publiek. Dat hier geprogrammeerd werd naar een breed publiek toe, zonder pijnlijke commerciële knievallen te doen, liet zich ook dit jaar horen. Degelijk, maar weinig verrassend waren de passages van de New Yorkse, moderne latinsound van Yerba Buena (jammer genoeg zonder de blazersriffs van een band als bijvoorbeeld Ozomatli) en de onderhoudende afrobeatshow van Sekouba Bambino. Ook de Zuid-Koreaanse percussiegroep Dulsori bewandelde bekende paden. Met Oosterse percussie waarbij het zowel choreografie als muziek is, lukt het steevast om de luisteraars plat te krijgen. Dit was ook het geval voor Dulsori, maar zoals wel vaker bij percussiegroepen, moesten ook zij het naar het einde toe vooral van de show hebben om het optreden draaiende te houden. Bovendien waren de tussenkomsten van de vocalisten niet van die aard dat ze het optreden een sterker muzikaal karakter konden bezorgen. Ook opzwepend roepen verliest na een tijdje alle impact.

Sekouba Bambino
Sekouba Bambino

Een optreden waar speciaal naar uitgekeken kon worden en dat met veel branie werd aangekondigd, was dat van het Spaanse 08001. Dit multicultureel gezelschap (negen nationaliteiten) dat opereert vanuit Raval (het centrale district van Barcelona met de groepsnaam als postcode) bestaat in totaal uit meer dan dertig muzikanten, waarvan er een tiental de tocht naar Boechout gemaakt hadden. Door het thuis blijven enkele vocalisten kreeg het optreden vaak iets van een omgekeerde soundmix: niet de begeleiding stond op band, maar wel de stemmen. Via samples en videobeelden waren ze wel virtueel aanwezig, wat het optreden een speciale dimensie gaf. Het uitgesproken sociale, politiek correcte engagement van de band stond van begin tot einde centraal, wat niet kon verdoezelen dat de groep meer dan eens muzikaal wel heel licht uitviel. Weinig boeiende baslijnen, lauwe funkgitaren, soms te gemakkelijk getapte dubinvloeden en elementaire drumpartijen lieten weinig zien van de rebelse houding die de groep graag wilde laten propageren. Wanneer het tempo iets de hoogte inging, de melodieën Arabische wendingen verrieden of er wat distorion op het gitaargeluid gezet werd, leek er wat meer vaart in te komen. Het gitaargeluid stond op die momenten echter te veel los van de rest, waardoor de impact minimaal en de zweep in de kast bleef. Het is 08001 duidelijk meer te doen om mensen zich een geweten te laten dansen dan om ze er één te schoppen. Alleen kan daarbij de vraag gesteld worden of dit met al bij al redelijk escapistische dansmuziek ooit kan lukken.

Waar 08001 nog wel een suggestie van een eigen sound wist te brengen, was zelfs dit bij de Brazilianen van Banda Eddie ver te zoeken. Dat de drummer van deze band zich in zijn jeugd liet inspireren door een groepen als de Dead Kennedys of de Pixies, bleef een mooi verhaaltje, maar was allerminst te horen. Zonder het broeierige van de mangue beat van Chico Sience of DJ Dolores werd deze Brazilaanse muziek niet meer dan een mix van lamme reggae en slappe rock. De futloze podiumact en de ongeïnspireerde songs waren daarbij geen kwartfinale van Humo's Rockrally waard. En dus eigenlijk ook geen podiumplaats op Sfinks.

Ramata Diakité
Ramata Diakité

Dat het in de Concerttent ook anders kon, bewezen Ramata Diakité en M'Barka Ben Taleb. Door allebei te kiezen voor een bezetting waarin traditionele volksinstrumenten centraal stonden, wisten ze hun muziek te voorzien van een opvallend lichte sound, waarvan vooral Ramata Diakité prima gebruik maakte. Het kleffe dat sommige studio-opnames van deze gewezen zangeres van Salif Keita en Toumani Diabaté al eens durft te kenmerken, was live nergens te bespeuren. De sobere combinatie van twee percussionisten (geen drummer!), twee kora's, akoestische gitaar en basgitaar zorgde voor een heel open en transparant geluid, waarin het Afrikaanse spel van ritmes voluit kon gaan. De "one" waarmee James Brown wereldfaam verwierf (iedereen komt samen op de eerste tel van elke maat, maar daartussen kan het ritme vrijer bewegen) werd door Diakité verder uitgediept waarbij verschillende ritmische patronen boven elkaar draaiden. Op sommige momenten ging ze daarbij met haar muzikanten zo ver dat het niet uitgesproken werd in welke maatsoort een bepaalde song gedacht werd. Gecombineerd met een akoestische gitaar die Diakité vooral kleine, tegenwringende muzikale riffjes toegooide, zat er zo een continue spanning in het optreden. Niet zo explosief als bij de grotere afrobeatensembles, maar daarom niet minder ingenieus.

Bij M'Barka Ben Taleb was het ritmische spel minder geraffineerd, maar dit werd gedeeltelijk gecompenseerd door de prachtige sound van haar ensemble. Door de gitaar te vervangen door een ud, de bas door een elektrische cello en drum grotendeels door lichtere percussie, wist ook zij een opvallend licht geluid te creëren. De Arabische wereld van Talebs vocalen werd bovendien extra bijgekleurd door klarinet en accordeon. Zeker wanneer ze samen gebruikt werden voorzagen ze de muziek van een Oost-Europese sfeer, die helaas verdween wanneer het accordeon werd ingeruild voor de synthesizer. Jammer genoeg waren Talebs vocale kwaliteiten niet altijd in overeenstemming met die van haar ensemblesound. Door vaak in het middenregister te blijven, trok de muziek nooit door naar climaxen die nochtans om de hoek lagen te loeren. Bovendien was haar podiumpresence, te statisch om het publiek mee te sleuren en bezaten de nummers te weinig dynamische variatie om open te plooien.

Anoushka Shankar
Anoushka Shankar

De opmerkelijkste gaste op het Concertpodium werd opgespaard tot op het einde. Op basis van haar letterlijke naambekendheid en familiebanden (vader Ravi Shankar en halfzus Norah Jones) was de keuze om Anoushka Shankar als slotact van Sfinks te zetten zeker te verklaren. Muzikaal bleek dit echter een minder gelukkige zet, gelet op de beperkte belangstelling van het publiek. Shankar kwam met het programma van haar recentste cd 'Shine' en het mag gezegd dat de muziek beter klonk dan op cd. Door meer naar de sitar te grijpen en zich minder te verschuilen achter de productie kwam het Indische aspect van haar muziek beter voor de dag. Hierdoor kregen de typische kronkelende Indische melodieën meer ruimte, en door de beperkte bezetting (percussie, een traditionele blaasinstrument, basgitaar, laptop en piano) werd voor een authentiekere sound geopteerd. Toch bleef het poppy element nog iets te sterk aanwezig om echt te kunnen overtuigen. Om het publiek mee te sleuren naar het einde van het festival was Shankars lange set duidelijk te rustig van dynamiek en tempo. Alleen bij het bisnummer – een klassiek bravourenummertje met een snel refrein, afgewisseld met virtuoze solomomenten – of bij het duel in verbale percussie-imitaties kwam er reactie die verder ging dan de eerste rijen van het publiek. Dat Anoushka Shankar naar eigen zeggen vroeger naar de destructorock van Nine Inch Nails luisterde, liet zich niet meteen horen in haar muziek. Daar zaten de wat te vlotte laptopbeats zeker voor iets tussen. Met meer click & cuts-gerichte elektronica of de dissonante akkoordvelden van Fennesz op de achtergrond zou Shankar al heel wat muzikaal interessanter voor de dag kunnen komen.

Waren de optredens in de Concerttent met hoogtes en laagtes, in de Clubtent was het gedurende het hele weekend raak. Maar de prachtige programmatie kon niet verbergen dat de circustent voor echt intieme concerten te groot uitviel. De artiesten die daar het meest onder te lijden hadden, waren de 3 Sisters. Er werd wijselijk besloten om het optreden van deze drie dames wat later te verlaten zodat de bassen van het Original Kadrievi Gipsy Ska Orchestra Antwerpen – nog in actie op het Concertpodium – niet zouden storen. Gedurende 90 minuten dompelden ze de bezoekers onder in een religieus bad met verschillende wateren. Elk van de drie liet haar eigen geloofsovertuiging op een heel authentieke wijze horen. Sema opende met de soefitraditie uit Turkije en Ani Chÿing Drolma sloot het concert af met repetitieve, Nepalese mantra's, waarbij sterk op de stemklank gefocust werd. Tussen deze twee exotische hoekdelen zat de Duitse Maria Jones met 12de-eeuwse religieuze gezangen van Hildegard von Bingen, zichzelf summier begeleidend op o.a. kleine klokken. Het overgrote deel van het hele optreden werd echter a capella gebracht, wat de muziek buitengewoon intens maakte. Dat de fragiliteit de 3 Sisters misschien minder geschikt maakte voor een festival als Sfinks nam niet weg dat deze religieuze muziek, zonder pretentie of compromissen, een extra verrijking van de affiche vormde.

Ani Chÿing Drolma
Ani Chÿing Drolma

Even ritueel, maar muzikaal helemaal aan de andere kant van het spectrum zat Roudaniates uit Marokko. Zo in zichzelf teruggetrokken als de 3 Sisters klonken, zo opzwepend en hypnotiserend vlogen de zes dames uit Marokko op het publiek af. Gezeten op de grond beukten ze op de luisteraar in met luide, repetitieve vocale patronen. Dit effect werd nog vergroot door de voorkeur voor het hoge register en de gelijkaardige stemkleur van de dames. Het gevolg was een roeseffect, dat op zijn beurt versterkt werd door de polyfone, complex gestapelde percussielijnen. De traditie dat het Sfinkspubliek zich graag laat gaan op dergelijke obsederende muziek werd ook dit jaar alle eer aangedaan, en de vrouwen van Roudaniates konden moeiteloos enkele rijen luisteraars verleiden tot geïmproviseerde "traditionele" dansbewegingen.

Met een dergelijk gewillig publiek was het ook gemakkelijk scoren voor Martin Lubenov en La Tana uit Andalusië. Flamenco doet het steeds goed op Sfinks, en dat was te zien aan de volkstoeloop voor de Andalusische. Tientallen meters wachtenden schuifelden gedurende minuten naar binnen en wisten de tent bijna helemaal te vullen. Terecht, want La Tana's flamenco bleek er van het scherpste soort: een krachtige stem, enkel begeleid door gitaar en percussie, maar met een vuur dat begrippen als tempo, ritme en maat aan flarden scheurde. De dertigjarige zangeres speelde het flamencospel, zeker in het eerste deel van het optreden dat ze al zittend afwerkte, op het scherp van de snee. Het publiek werd zo speelbal van het uiterst grillige verloop van de muziek. Naar het einde toe verdween het vlijmscherpe wat om plaats te maken voor ritmisch zachtere kantjes, zonder dat ze in cross-over of poppy toestanden verzeilde.

La Tana
La Tana

Als de dansbands bij uitstek zijn de Balkanbruiloftorkesten een andere gegarandeerde Sfinks hit. Met de Kurtish Jasharov Brass Band was de traditionele tak vertegenwoordigd, maar het was vooral uitkijken naar de passage van het Martin Lubenov Orkestar. De Bulgaarse accordeonist Lubenov staat immers met één been in de traditionele bruiloftsmuziek, en met het andere in de wereld van de geschoolde jazz en klassieke muziek. En vooral het jazzelement bleek een niet te missen invloed in zijn ensemble. Zeker in de eerste nummers vlogen de breaks en grillige maatsoorten de luisteraar om de oren. Elektrische gitaar en drums zorgden verder voor een verdere uitdieping van het geluid, waarmee Lubenov duidelijk een prachtige balans tussen de zigeunertraditie en jazz gevonden had. Dat door afwezigheid van de reguliere zanger deze rol moest worden overgenomen door de klarinettist van dienst, bleek geen handicap om te bewijzen dat complexiteit en feestmuziek perfect samen konden gaan.

Dat er ook leven was tussen feestgeweld en verstilde contemplatie, bewezen Aurélia en Wyza. Deze laatste, uit Angola afkomstige zanger-gitarist kan gelden als het prototype van de Afrikaanse singer-songwriter: eenvoudige, akoestische songs met een poppy sensibiliteit die, hoewel heel herkenbaar, ook fris klonken. Het geheim van Wyza zet niet hier niet in de opzwepende ritmes, maar in de lichte sound van zijn kwartet. Dat bestond uit twee percussionisten (weer geen drummer) en twee gitaristen, waarvan er één dubbelde op contrabas. Al even verkwikkend klonk het Belgische trio Aurélia. Wie zich ergens halverwege chanson, zigeuner- en salonmuziek beweegt in een bezetting van viool, gitaar en drum, moet uit goed hout gesneden zijn om niet duf te klinken. Op cd slagen de drie van Aurélia hier moeiteloos in, en in de Clubtent voorzagen ze hun verfijnde en charmante composities van een extra injectie, waardoor hun muziek ook aan kracht won.

Ensemble Khan Bogd
Ensemble Khan Bogd

Als er één ensemble als het uithangbod van Sfinks benoemd kon worden, dan was het dit jaar zeker het Ensemble Khan Bogd. Wie op Sfinks ook maar in de buurt kwam van de Clubtent, kon moeilijk om deze Mongoolse groep heen. Letterlijk omwille van hun hutten (gers) en figuurlijk omdat de groep (muzikanten, een acrobate, en enkele dansers) regelmatig in open lucht optrad. Jammer genoeg was het volume van de podia daarbij meer dan eens spelbreker voor het uiterst gevoelige geluid van de Mongoolse instrumenten. Het optreden in de Clubtent van zaterdag was dan ook de uitgelezen kans om de muziek op volle kracht te kunnen beleven. En die kracht kwam er mooi uit. Nu eens romantisch, dan weer met dravende paardimitatie bewoog het ensemble zich door de rijke Mongoolse muzikale traditie. Met de versterking van de instrumenten werden ook de heerlijke, harpachtige partijen van de yatga hoorbaar, wat het klankpallet rijkelijk deed opklinken. Het enige minpuntje aan dit versterkte optreden was het minder exacte samenspel in vergelijking met hun akoestische openluchtoptredens: een gevolg van de podiummix of vermoeidheid van de muzikanten? Op de vocale kwaliteiten van de zangeres en de indrukwekkende höömij stemtechniek van de mannelijke zangers (met een merkwaardige combinatie van zingen, fluiten en brommen) had dit alles echter geen vat. Die bleven de spreekwoordelijke kers op de muzikale taart.

Hoe scherp La Tana ook klonk, hoe opwindend het Martin Lubenov Orkstar zich door het optreden bewoog of hoe subtiel de 3 Sisters ook waren, voor de koningin van deze 31ste editie van het Sfinks Festival was het wachten tot het laatste concert in de Clubtent. Weinig bezoekers die er bij waren zullen deze passage van de Israëlische Yasmin Levy vergeten, al was het maar omwille van de stormachtige cd-verkoop na het optreden – alle 90 cd's weg in enkele minuten tijd. Haar ladino (Spaans-Joodse) muziek heeft dan ook allemaal: emotioneel aangrijpende songs met briljante melodielijnen vol Arabische en klezmerwendingen, streepjes flamenco en schitterende, op akoestische, traditionele instrumenten drijvende arrangementen. Bovendien was Levy in onweerstaanbare vocale vorm. Alle details van de studio-opnames (gecontroleerde bevingen en het overslaan van de stem) waren er, en alles bovendien heel natuurlijk. Haar intonatie – door het melodische van de muziek zou elke kleine fout meteen opvallen – was moordend precies, en zelfs in het kwetsbare 'La Alegria' moest ze nooit pseudo-emotioneel naar de juiste toon schuiven: ze zat er telkens recht op, vanaf de inzet.

Yasmin Levi
Yasmin Levi

Het begin van haar optreden was daarenboven een kippenvelmoment. In een sobere belichting en met een minimum aan begeleiding bleef de micro op het statief staan. Haar bewegingsruimte werd hierdoor beperkt, waardoor de gebaren die ze wel kon maken een dramatische geladenheid kregen. Een muzikale hoogmis leek in de maak, maar plots verdween het microstatief, stond Levy met een draadloze microfoon in de hand, begon rond te lopen en bewoog haast als een popster (met weliswaar een perfecte microtechniek). De lange bindteksten waarin ze zich verloor en het laten meezingen en -dansen van het publiek mochten dan een groot deel van de toeschouwers bij het optreden betrekken, ze zorgden voor "tijdverlies" ter waarde van zeker twee extra songs. Bovendien werd de sfeer verstoord (of aangedikt) door een knullige lichtregie die probeerde het muziekritme te volgen. De gehele podiumact zal heel wat bezoekers geamuseerd hebben, maar verbrak de emotionele geladenheid. Muzikaal bleef alles onberispelijk, maar Levy raakte niet tot aan de intieme dieptes die haar cd's wel bieden. De hoogmis werd een concert: mooi en heel menselijk. Had Levy "minder" gedaan en meer gezongen, dan had ze deze Sfinks-editie, die vooral in de Clubtent heel sterk geprogrammeerd was, een godin in plaats van een koningin kunnen schenken. Daar hadden haar muziek, haar muzikanten en zijzelf alle potentieel voor in huis. In overvloed.

Meer over Sfinks Festival 2006


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.