Hoe men het ook draait of keert, als muzikant door het leven gaan is en blijft een hondenstiel. Of zou pianist Richard Goode, die afgelopen week in de Handelsbeurs een niet bepaald overtuigend recital ten gehore bracht, daar anders over denken?

Richard Goode (foto: Michael Wilson)
Richard Goode (foto: Michael Wilson)
Een tanende conditie, een nacht minder goed geslapen of toch muziek waarmee de uitvoerder minder affiniteit heeft: er zijn redenen genoeg te bedenken waarom een recital dat in theorie zou moeten overdonderen, dat in realiteit niet doet. Elk concert is uiteraard een momentopname, maar laat een muzikant het een avond afweten, dan stuurt hij vriend en vijand beteuterd terug naar huis. Hoeveel keer heeft de ongeveer zeventig jaar oude Amerikaan inmiddels op Belgische podia gestaan? En zal hij oud genoeg worden om nog een keer langs te komen met een concert dat zijn laatste passage in de Handelsbeurs kan doen vergeten? Alleen al op basis van zijn discografie was het gerechtvaardigd dat de Gentse kamermuziekzaal zo goed als volgelopen was. De Beethoven-concerti aan de zijde van Ivan Fischer en het Budapest Festival Orchestra en een reeks sonates van Mozart, maar ook muziek van Bach en Brahms: wie Goode de laatste decennia toegang verschafte tot een opnamestudio, kreeg daar klinkend goud voor in de plaats. Brengt hij de Mozart-concerti helder en articuleert hij vlekkeloos in Bach, dan nam de reus onder het vertrouwelijke schijnsel van het Handelsbeurs-podium echter een meer menselijke gedaante aan. Enkele vergissingen waren Goode's uitvoering immers niet vreemd en vooral op een geruststellende transparantie was het tot aan het bisnummer vergeefs wachten.

Nochtans opende de pianist zijn recital in een moment van adembenemende concentratie. Een eerste lijn van totale onschuld, waarmee Schuberts eerste impromptu opus 90 aanvangt, liet hij klinken als het gefluit van een eenzame vogel in een nachtelijk woud. Klaarblijkelijk niet contrastschuw probeerde Goode de luisteraar met enkele afgebakende accenten te interesseren. Ook in de derde impromptu en de 'Klavierstücke' nrs. 1 en 3 had de pianist vooraf een parcours uitgestippeld, dat de man op het moment zelf echter soms leek te verrassen. Anders dan in Beethovens muziek, waarin impulsiviteit een kenmerk is dat uitstekend samengaat met de inhoud van de muziek, is een zekere distinctie in Schubert aangewezen. Precies die aristocratische afstand tot het materiaal leek Goode niet te willen bewaren. Gevolg was een uitvoering die de indruk naliet dat de uitvoerder teveel "in" zijn interpretatie zat om die overzichtelijk te houden. Er gebeurde wel degelijk van alles, maar voor de luisteraar openbaarde zich geen lineair pad dat toeliet de wendingen van de pianist te volgen. De interpreet leek niet altijd over de volledige controle te beschikken en het ontbrak zijn Schubert aan ongenaakbaar evenwicht.

Richard Goode (foto: Michael Wilson)
Richard Goode (foto: Michael Wilson)
Wil iemand het nalatenschap van Chopin esthetisch vertolken, dan vormt de pianistieke complexiteit een eerste hindernis. Niet zomaar blijven deze partituren vaak voorbehouden aan een selecte schare virtuozen, die niet kijken op een paar uur studeren meer of minder. Imperfecties zijn tijdens een live-uitvoering zo goed als onvermijdelijk en hoeven niet noodzakelijk een doorn in het oog te zijn. Wel wordt de schoonheidservaring bemoeilijkt wanneer een muzikant een strijd lijkt te leveren met de techniek die van hem of haar wordt geëist. Precies een dergelijke tweekamp leek Goode uit te vechten met zijn instrument. In vier mazurka's kon hij slechts een uitzonderlijke keer echt loslaten en zo de klank in ware muziek te transformeren. In de 'Fantasie-Polonaise, opus 61' koos Goode voor een uitgesproken doorwrocht en donker register, waarin hij aardig wist te fraseren.

Zo mogelijk nog belangrijker wordt dit "voorbij de noten geraken" in geval van Debussy's eerste boek met twaalf preludes. Wie blijft hangen in de complexiteit van wat er genoteerd staat, kan nooit de quasi ondefinieerbare sferen opwekken waar het de componist om te doen was. Aan het slot van elke prelude schreef Debussy de suggestie tot een titel, maar duizelen deed Goode niet in bijvoorbeeld het magistrale 'Les sons et les parfums tournent dans l'air du soir'. Verdienstelijk is dat de pianist zich de humor in de muziek liet welgevallen, maar waarlijk edel klonk zijn behandeling van de vleugel zelden. Een deel van het publiek leek deze aardse Debussy absoluut naar waarde te kunnen schatten. Geprefereerd wordt echter de transcendente poëzie van een Aimard of de perfecte motoriek van een Bavouzet: wanneer het om onmenselijk mooie muziek gaat, hoeft de luisteraar er niet aan herinnerd te worden dat ze door mensenhanden wordt vertolkt.

Meer over Richard Goode


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.