Zwoel, zo wilden de weergoden afgelopen editie van Reggae Geel begunstigen. Laat dat nu meteen ook exact zijn wat muziek uit de Caraïben nodig heeft: een tropisch klimaat met bijbehorend, onbezorgd vakantiegevoel. Het voor het tweede jaar vergrote terrein was daarbij een welkome aanvulling. Collectieve reggae-, dancehall- en dubvibes dwongen zich niet langer op aan het publiek. Maar men werd vriendelijk uitgenodigd om te gaan snuisteren. En er viel wel wat te snuisteren op Reggae Geel.

Zo inviteerden de jonge kracht en producer Dre Island aan de eerste vooravond beleefdheidshalve om juist niet te lang aan zijn hoofdpodium te blijven kleven maar eens naar  de andere podia op zoek te gaan. Zijn Jah Kingdom Band liet netjes de nodige afstand voor de man zijn synthesizerkunstjes en digitale effectjes. Maar met een vleug funksoul hier, wat dancehall daar, roots ginder en bij ondergaande zon zelfs zowaar een pianoslow (“jammin’ to the music”), bleek de rasta zijn set wat te jeugdig en onsamenhangend. Een nogal prille, soms zelfs onstandvastige stem bleek een euvel te veel.

Wat een verschil met de eveneens uit de jonge generatie reggaezangers afstammende Chronixx, waar Dre Island al enige tijd als voorprogramma bij op tour gaat. Het zevenkoppig gezelschap, de Zinc Fence Redemption, blonk uit als statische verschijning, maar ging voor een stuk heerlijk dynamische, harmonieuze muziek. Burning Spears ‘Slavery Days’ (“do you remember the days of slavery”) mocht er even bij, in een gedreven mashup waarbij passie, samenzang en jeugdigheid werden gekanaliseerd. Volksmenner Chronixx straalde ook erg veel liefde uit, want hoewel de vlotte snaak stevig aanhanger is van de rastaleer, bulken zijn songs van positieve boodschappen. Verder kreeg de rootsreggae van de man af en toe een moderne knipoog met een vleugje uptempo dancehall of een dubeffectje hier en daar, maar die bleken toch telkens mooi ondergeschikt aan een gevoel van authenticiteit. Extra pittig detail: wanneer op een standaardmuziekfestival een artiest oproept tot “give me fire”, gaan steevast tal van oplichtende gsm toestellen de lucht in. Wanneer zoiets gebeurt op een reggaefestival, blijkt duidelijk dat de fabrikanten van aanstekers nog niet voor hun job moeten vrezen. Het publiek kreeg in tweestemmige a capella harmonie een gratis kippenvelmoment voorgeschoteld.

Inmiddels probeerde helemaal aan de andere kant van het festivalterrein, op het eveneens tot openluchtpodium gebombardeerde The Yard de jonge TriXstar de harten van wat aanwezige jongens voor zich te winnen. Het moet gezegd, haar niet al te complexe, pompende dancehallmuziek die zowel vergleed naar melodieuze roots als schuifelende drum’n’bass, klonk enigszins beloftevol. Temeer daar die de nodige ruimte bood voor de soepele afwisseling tussen scherp hakkende frasen en soulvolle uitglijders. Een show die allicht bij gebrek aan live ervaring vooral tussen de songs wat haperend overkwam, werd moeiteloos weggewerkt door de ravissante verschijning van de Perzische artieste.

In de Skaville tent was Asher G inmiddels volop de menigte aan het verwennen met originele Studio One riddims genre Alton Ellis en Jackie Mittoo. Keer op keer was het niet enkel genieten van de vele, herkenbare tunes, maar toonde de bejaarde vinyljunk ook de grote diversiteit aan in ska- en dancehallritmes en durfde hij zelfs opschuiven richting wat meer complexe, door zware trompetsolo’s ingekleurde jazzsongs. De lange, magere UK Revival King leek na meer dan een halve eeuw plaatjes draaien misschien enigszins ongeïnteresseerd, maar de tot de verbeelding sprekende schatkist van traditionele vinylsingles, verspringende naalden en spaarzame vocale toevoegingen van de man met de pet, gaven het gevoel van een klein kind in een oude snoepwinkel.

Hoe prettig kan het zijn, wanneer bij een tochtje naar het hoofdpodium om te beleven hoe Beenie Man de menigte gaat inpakken, tussen de bomen luidop Culture weergalmt uit de soundsystem van Fatman vs. Coxsone? Even rewinden en stilstaan. ‘I’m not Ashamed’ waarbij iedereen meezong en wiegde, bracht het gemis aan de gepassioneerde frontman Joseph Hill even boven.

Spreekt voor zich dat het jonge publiek voor de show van de dancehall king op de eerste rij stond. Beenie Man is de koning / een van de vele koningen van hakkende ritmen en pompende beats, grollende keelgeluiden en vette reggaetunes en bewees dat op het hoofdpodium eens te meer. Het duurde eventjes vooraleer de trein op gang kwam, maar de vele cellphones die de lucht in gingen, bewezen alvast dat de buit reeds binnen was. De geliefde Grammy winnaar toonde zich erg open en ontvankelijk, grapte en buitelde over het podium. Geen spoor van homofobe gedachten of andere haatdragende gevoelens in deze set. Meer nog, ook wie een dik uur agressieve ritmes en snijdende muziek had verwacht, werd tot de orde geroepen. Want vanzelfsprekend pakt deze voorvechter van moderne reggae uit met crushing beats, maar met veel ruimte voor publieke shouts, zachte rootsmelodieën en downtempo momenten, zorgde Beenie Man voor een mooie balans tussen energie en harmonie. Van het glijdende ‘Murderer’ tot het snoeihard pompende, heupwiegende ‘Sim Simma’: een onophoudelijke stortvloed van songs werd over de menigte gestort. Zelfs nogal commerciële knipogen als een cover van Tayo Cruzs ‘Dynamite’ (“saying ayo, gotta let go!”) mochten mee in de reggaejukebox. Iets meer live en minder tapemuziek was misschien nog een goede tip, maar daarvoor had de Jamaicaan misschien een iets groter leger muzikanten nodig op podium. Niet dat dit voor velen een zorg bleek: meester en muziek primeerden en overheersten. Beenie Man weet natuurlijk als geen ander dat een publiek zuurstof nodig heeft en dat die ruimte de kans biedt om de menigte vlak erna extra te bombarderen met beukende ragga-explosies (“Beljaaam!”). De koning eindigde dan ook heerlijk rockend in een explosie van steeds harder klagende gitaren, een jam van scheurende solo’s en rommelende bassen. Indrukwekkend. De man zijn hit ‘King of the Dancehall’ zinderde nog lang na.

Vrijdag moest noodgedwongen een beetje in de schaduw staan van de komst van Damian ‘Gong’ Marley op zaterdag, die een uniek Europees concert zou geven. Was dat toch even naast de charmante verschijning van Bunny “Livingston” Wailer gerekend. De levende legende en meest sympathieke, nog rondlopende Wailer uit Bob Marley zijn clubje, vertroetelde vier jaar geleden het bonte kempens publiek reeds met een perfecte reggaeshow. Bunny Wailer gaf niet enkel bekende Marleysongs als ‘Get Up, Stand Up’ of ‘I Shot the Sherrif’ mee gestalte (songs die overigens schitterden door hun afwezigheid), maar heeft destijds ook de wieg voor rub-a-dub, dancehall en rocksteady in elkaar getimmerd. Het heeft hem niet enkel mateloos veel respect opgeleverd (ook ver buiten de grenzen van reggaemuziek), maar ook de hoogste nationale onderscheiding, de Order of Jamaica.

Bunny Wailer kaatste dat respect terug richting publiek door opnieuw een schitterende show neer te zetten, die helaas op nog geen anderhalf uur afklokte, een tijdschema dat strak werd gerespecteerd. Opvallend: de senior liet iedereen uit zijn hand eten, of het nu met uptempo ska of soulvolle rootssongs was. Verder had de waggelende frontman een uitstekend oor voor verslavende baslijnen, die als gemoedelijke golven overheen de festivalweide zinderden. Expliciete teksten die door de drie achtergrondvocalistes meegezongen werden, penetreerden hart en ziel in meer tragere songs als ‘Fighting Against Conviction’, terwijl even later de weide tot huppelen werd gedwongen in lekker rommelende rub-a-dub ritmes. De nodige boodschappen van liefde en vrede werden de lucht in geslingerd in het heerlijk traditionele ‘Dreamland’, dat met de huidige golf van conflicten in het Midden-Oosten actueler lijkt dan ooit. Alle respect trouwens ook voor het strakke spel van het Solomonic Reggaestra, die meermaals het gevoel gaf dat geen liveshow bezig was, maar een dj zijn beste, oude reggaeplaten uit de kast haalde.

Wie zijn muzikale onderbuik nog niet vol gesnoept had, mocht de nacht nog in nagenieten van de verslavende dubs van het Britse duo Alpha & Omega. Onder een decor van feeëriek verlichte naaldbomen zorgden de vele echogolven voor een extra bedwelmend effect. De aanwezige, maar nooit al te penetrante, tegenritmische stepper-ritmen, werden gesust door lang rollende basriffs en vocale samples van Lee Perry of Gregory Isaacs (de door de heren herwerkte versie van diens laatste single ‘Bush Ganja’ geeft een mooi idee). Digidubs van de hoogste kwaliteit gingen voor opperste gelukzaligheid.  Een mooi einde van een festivaldag waar de organisatoren trots op mochten zijn.

 

Meer over Reggae Geel


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.