Omwille van het pianotrio Phronesis werd de Gentse Bijloke gisteren omgevormd van historisch ogende concertzaal tot hip jazzpodium. Sfeerverhogende lichteffecten en een ideale geluidsmix lieten uitschijnen dat de zaal zich naast De Vooruit met succes wil profileren als the place to be voor hoogstaande improvisatie-avonden.
Het is een tendens die zich de laatste jaren niet meer laat ontkennen: het pianotrio leeft. In eigen land trekt Jef Neve volle zalen, een groot deel van Europa hing tot een aantal jaar terug aan de lippen van de te jong gestorven Esbjörn Svensson en het Deens-Britse Phronesis is bezig aan een internationale opmars. Zo stond het trio amper drie weken terug nog geprogrammeerd in een double bill met het Wayne Shorter Quartet in de Barbican Hall Londen; voor een ensemble dat nog maar zes jaar bestaat geen geringe prestatie.
Evenwicht is een kernwoord in de muziek van Phronesis, dat in De Bijloke nieuw repertoire voorstelde met de bedoeling dit volgende week in een studio op te nemen. Dat de muzikanten tot halverwege de eerste set instructies gaven aan de geluidstechnicus om de mixage op het podium goed te krijgen, is een indicatie voor wat het publiek ook muzikaal merkte: het trio gaat collectief met thematisch materiaal aan de slag en de gebruikelijke rondjes solo's komen te vervagen, ten bate van een improvisatievorm waarin men constant op elkaar inspeelt. Een trio die dat aandurft, heeft een grote innerlijke cohesie nodig en daaraan ontbreekt het bassist Jasper Høiby, drummer Anton Eger en pianist Ivo Neame absoluut niet. Hun laatste wapenfeit 'Alive' (met een andere drummer) gaf reeds blijk van een enorme interne stuwingsdrang tussen de musici onderling. Diezelfde communicatieve energie vertaalde zich naar de door indrukwekkende lichteffecten feeëriek ogende Bijloke, die van meet af aan voor een geweldige sound zorgde. De versterking was subtiel en vooral niet te luid, wat tegenwoordig als een prestatie mag aanzien worden. Bovendien werden piano en drums heel zacht rond de massieve basklank gemixt, met een fluwelen klank tot gevolg.
Puur geluidstechnisch mocht Phronesis misschien vredig klinken, muzikaal bood het trio stevig weerwerk. Zo werd de eerste minuut van openingsnummer 'Lip Wash' een delfisch klanktapijt, waaruit zich raadselachtig een pompend ritme losmaakte dat het nummer in een strakke groove deed belanden. De prominente rol die Jasper Høiby zichzelf in dit trio toebedeelt, kwam hier meteen aan de oppervlakte. Samen met de drums zorgde hij voor een rigide puls, die meteen de toon zette voor wat een opwindende eerste set beloofde te worden. In 'Seeding' vertolkte Høiby zelf het lyrische thema, met een wollige contrabasklank die dikwijls aan zijn elektrische tegenhanger deed denken. Tegelijk verloor Høiby echter de finesses van het instrument niet uit oog, met improvisaties die onmiskenbaar in de traditie van de contrabas geworteld zaten tot gevolg. Pianist Ivo Neame liet zich in dit nummer bovendien voor het eerst opmerken, met een wat benevelde klank die het spannende improvisatorische parcours een geheimzinnige toets gaf. Drummer Anton Eger tilde het geheel later naar een hoogtepunt, door tussen ingestudeerde breaks aardige klappen uit te delen. Na amper twee nummers kon men reeds bedenken dat Phronesis duidelijk vormelijk denkt. Dat niet alleen muzikaal, met uitgewerkte stops en herkenbare switches tussen improvisatie en thema's, maar ook uiterlijk: in de groene sokken van Neame of in Egers vreemd geknipte lokken kon men een vertaling zien van een "geësthetiseerde nonchalance" die men ook in de muziek terugvindt.
Met 'American Jezus' werd voor het eerst duidelijk wat Eger als drummer allemaal in zijn mars heeft. Ritmische vindingrijkheid koppelde hij in dit nummer aan auditieve, door bijvoorbeeld met het hout van zijn drumstokken te trommelen of door uitsluitend de hi-hat te beroeren. Een bruuske overgang naar het middendeel vormde de basis voor een stevige improvisatiesessie, alweer dwingend gestuwd vanuit drums en bas. Via dynamische hoogtes en laagtes werd toegewerkt naar een verzengende climax, waarin Neame over hete kolen leek te stormen. De pianist ontroerde deze keer met een groovy vingervlugheid, waarbij hij burleske dooddoeners via vindingrijke oplossingen toch nieuw leven inblies. In 'Suede Trees' verzorgde Høiby dan weer een Oosters aandoende bassolo, waar Avishai Cohen (zelf een groot fan van dit trio en vorig jaar te gast in De Bijloke) een puntje aan zou kunnen zuigen. Na een weinig beklijvende piano-improvisatie nam Eger het roer over met een waanzinnige drumsolo, die via humoristische hiphop-ritmiek in een ware geluidsmuur uitmondde. Met 'Upside Down', alweer vertrekkend vanuit een repetitieve cel waarover de bas het thema speelt, werd de eerste set mooi besloten.
Met een melancholisch bisnummer breidde het trio een intiem slot aan een mooi concert, waarin echter ook de beperkingen van Phronesis als groep opvielen. Ondanks de milde vorm van maniërisme en het steevast tappen uit hetzelfde (compositorische) vaatje, bleven beide sets echter moeiteloos overeind door de naadloos verlopende communicatie binnen het trio. Een warmbloedige concertavond, waarvan niet zozeer de muziek zelf, maar wel de energie en de sfeer zal bijblijven.