Met hun gloednieuwe album 'Pearl Jam' zoeken de vijf heren uit Seattle gedeeltelijk hun roots terug op, terwijl ze hun warme popinslag van de laatste jaren blijven behouden. Na acht albums werd het dan misschien ook wel hoog tijd om Belgiƫ eens te bezoeken. De jonge Aussie-snaken van Wolfmother moesten de spits afbijten: men zal geweten hebben hoe lastig dat blijkt te zijn.
Schaapjes in wolvenkleren
Het Australische trio Wolfmother speelt een leuk spelletje: met elk nummer zo hard mogelijk op een bepaalde seventies-act lijken. Zanger-gitarist Andrew Stockdale is ongetwijfeld één van de allerbeste Ozzy-nabootsers van de laatste jaren, maar jammer genoeg doet hij er weinig tot simpelweg niets verrassends mee. Vooral het vroege Black Sabbath was dan ook hét muzikale referentiepunt doorheen Wolfmother's set, met verder een kopietje van Deep Purple hier, een Cream-riff daar en een wel zeer ondermaatse poging tot Led Zeppelin anno 1970 met het langdradige 'White Unicorn'. Ook de laatste nieuwe single 'Love Train' klonk immens belegen en vorige lijstentrekker 'Mind's Eye' combineerde een magere Pink Floyd-sfeer met een Genesis-orgelpartijtje. Drummer Myles Heskett speelde zo goed als niets anders dan tomroffels en basdrumgrooves (de prijs voor Saaiste Percussie Van Het Jaar is bij deze met verve in de wacht gesleept) en het bij momenten duidelijk gespeelde enthousiasme van bassist Chris Ross kwam wel erg krampachtig over. Hoewel men zou denken dat een groep die zich aan zulke voorbeelden spiegelt nog relatief stevig uit de verf zou kunnen komen, was er geen enkel nummer dat écht rockte. Enkel het kort maar krachtige 'Woman' zat goed in elkaar, rommelde lekker weg en had een gitaarsolo waar het petje even voor af mocht. Jammer genoeg bleek deze jeugdige drietand voor de rest een bijna hilarisch fletse afspiegeling van wat rockbands zo'n dertig jaar geleden groot maakte. Misschien moeten de heren eens overwegen hun groepsnaam te veranderen in het net iets gepastere Hyenamother?
"Finally... we made it"
Hoewel de grungers het ondertussen al zo'n zeventien jaar uithouden, was het de eerste keer dat Pearl Jam een podium betrad op Belgische bodem, aangezien hun vorige tournee in 2000 was afgezegd nadat er negen fans vertrapt werden op het Deense Roskilde Festival. Het tjokvolle Sportpaleis stelde dan ook een ongezien enthousiasme tentoon toen de intro van 'Once' door de boxen galmde. Na een vrij overbodige jam rond Pink Floyd's 'Interstellar Overdrive' gaf Pearl Jam een setje stevige rockers ten beste: 'Corduroy', de bottenbreker 'Animal', 'Hail Hail', de recente single 'World Wide Suicide' en het gloednieuwe 'Severed Hand' gaven Antwerpen een kopstoot van jewelste, met een –voor het Sportpaleis, tenminste- redelijk strak geluid en een opvallend goed bij stem zijnde Eddie Vedder, wat ook geen constante is. De man begroette de rumoerige zaal met een beleefd "Goeienavond", maar ging daarna al meteen even de mist in doordat hij zijn politieke wijsneus toch weer even in de lucht moest steken. "I'm fluent in French and almost as fluent in Dutch, but since you guys can't decide which one to speak, I'll just do it in English, okay?": een uitspraak die gemengde reacties opriep. Het eerste hoogtepunt volgde toen het kwintet een (te) snelle jamversie van 'Even Flow' te horen bracht, met publieksentertainer-van-dienst Mike McCready die een uitgesponnen gitaarsolo tegen de muren liet ketsen, waarna zelfs drummer Matt Cameron een minuutje zijn niet al te misse talenten mocht tentoon spreiden. Na het niemendalletje 'Big Wave' zorgde 'Elderly Woman Behind the Counter in a Small Town' voor een rustig kippenvelmoment en vervolgens werden van het legendarische debuut 'Ten' (1991) zowel het alom meegejoelde 'Jeremy' als een daarna iets minder overtuigend overkomend 'Why Go' gebracht. Old-school fans hadden niet te klagen.
Een tweede jeugd?
De volgende ronde werd ingezet door Vedder die solo met een banjo het tussendoortje 'Soon Forget' speelde, waarna het epische 'Black' eens zo aangenaam in de oren klonk. Toen het nummer eindigde, bleef het publiek echter koppig doorzingen, waardoor de zanger het daarop volgende 'Better Man' ook enkel op gitaar speelde en de zaal de rest liet doen. Als afsluiter van deze eerste bis-set werd het sinds enkele jaren bewust gemeden 'Alive' nogmaals van het stof ontdaan: Antwerpen at uit Vedder's hand. Toen de groep na duchtig voetengestamp voor een voorspelbare derde keer terugkwam, viel nogmaals op hoe mooi de ballad 'Indifference' steeds klinkt. Na het ietwat gratuite grapje "We're gonna try something we never did in Belgium before" werd Antwerpen getrakteerd op een nummer van het Soundgarden/Pearl Jam-project Temple of the Dog uit 1990. Voor het erg leuke 'Hunger Strike' mocht Wolfmother-zanger Andrew Stockdale de rol van Soundgarden-hoofd Chris Cornell voor zich nemen, wat hij –het mag gezegd- allesbehalve slecht deed, hoewel hij nog wel enkele mijlen van het origineel afzat. De Who-cover 'Baba O'Riley' en vaste afsluiter 'Yellow Ledbetter' mochten het geheel afronden met enkele intense solosessies, waarbij ook gastmuzikant Boom Gaspar de keyboards een duchtige bolwassing gaf. Pearl Jam gaat met zijn laatste titelloze album duidelijk terug de kanten van hun begindagen uit en dat zorgde voor een opvallend intens en uitgesponnen concert. Hoewel de covers niet hadden gemoeten, de oudste nummers duidelijk nog steeds het sterkst blijven en het album 'Riot Act' (2002) volledig genegeerd werd (ook 'Binaural' (2000) was erg magertjes vertegenwoordigd), is het duidelijk dat deze heren zonder show of speciale effecten een gevarieerde set kunnen neerpoten die probleemloos blijft rechtstaan. "See you next year" waren Vedder's laatste woorden: alleszins een mooie belofte.