Het grapje dat er meer volk op het podium zit dan in de zaal, kon voor de optredens van Lichens en Hellvete in Croxhapox mooi op stal blijven. Dat had niet alleen te maken met de twee soloartiesten op de affiche, maar ook met de opkomst die de maagdelijk witgeschilderde expositieruimte van het huis voor moderne kunst aardig vulde.
Het neutrale wit dat het zo goed doet als achtergrond voor beeldende kunst, was niet meteen de beste omgeving voor de muziek van Glen Steenkiste. Als Hellvete is deze Belg al enkele jaren verantwoordelijk voor mysterieuze, genre- en stijlperiodeoverschrijdende klankcollages. Als opwarmer voor Lichens hield van Steenkiste het bij een set van om en bij de twintig minuten. Het hele optreden was gebouwd op een tweestemmige drone. Bij deze doorlopende samenklank voegde Steenkiste in eerste instantie een in een stabiel ritme aangeslagen cimbaal. Opvallend genoeg waren het niet de hogere, naklinkende geluiden die de klank domineerden, maar de lagere frequenties die aan het bekken ontlokt werden. Het leek wel alsof er niet zozeer nieuwe klanken werden toegevoegd, dan wel dat in het geluid van de drone aanwezige frequenties gewoon versterkt werden.
Van Lichens (Robert Lowe) verscheen in november 2012 het album ‘Lítiõ Fólk’ op het Gentse Morc-label. Reden genoeg voor dit bescheiden, maar boeiende platen-, cd- en cassettenhuis om de Amerikaan naar Gent te halen voor het tweede deel van de concertavond. Net als Steenkiste stond Lowe er moederziel alleen voor, al was dat tijdens het optreden zelden te merken. Door het stapelen van elektronica en zanglijnen wist Lowe een indrukwekkend en bij momenten betoverend klankspektakel op te bouwen dat meer te bieden had dan kijk-mama-zonder-vriendjes.
Het begon allemaal uiterst sober met een zacht elektronisch zoemgeluid dat door het nodige knoppenwerk in een bescheiden in- en uitfadend ritme geplaatst werd. Hierop werden nieuwe constante of licht geritmeerde elektronicageluiden geplaatst die steevast zacht gehouden werden, als een ruimteschip dat ’s nachts bij gebrek aan wakkere bemanning voorzichtig op automatische piloot verder vliegt.
Het fraaie openingsstuk bleek slechts een vingeroefening te zijn voor wat later zou komen. Na een passage met loepzuivere, sinusachtige elektronicaklanken, zette Lowe een nieuwe opbouw in, deze keer vanuit diverse elektro-melodische lagen. Opnieuw was het metrisch kader uiterst vaag, waardoor de muziek een verleidelijke en boeiende instabiliteit kreeg die de luisteraar mee in het geluid trok. Ook hierop werden weer verschillende lagen van Lowe’s stem gestapeld, maar in plaats van louter te focussen op de hoogte, zorgde de elektronica daarbij eveneens voor een uitbreiding in de diepte. Hierdoor werd het geluid verder open getrokken tot epische, haast symfonische proporties die enkele malen een aanloop namen om als een tsunami de luisteraars te overspoelen. Keer op keer schakelde Lowe op het moment dat het had kunnen gebeuren echter weer terug. Net zoals Steenkiste niet voor gemakkelijke herhaling koos, vermeed Lichens de grote en al even gemakkelijke climaxen. Zalig zij die niet het onderste uit de kan moeten halen om indruk te maken.