De Britse muziekpers lijkt vaak maar met één ding begaan: het creëren van de nieuwste hype. Niet alleen fans van pop en rock worden voortdurend om de oren geslagen met toekomstige supergroepen, ook de jazzliefhebber krijgt steeds vaker (Britse) musici en bands met overdreven veel superlatieven door de strot geramd. Pianist John Escreet viel die bedenkelijke eer nog niet te beurt. In tegenstelling tot veel van zijn gehypete collega’s is zijn grillige muziek dan ook niet meteen voedsel voor de massa. Dat was althans af te leiden uit het soloconcert dat hij op 24 november gaf in de Hnita-hoeve.
Voor de 27-jarige John Escreet was het een fijn weerzien met de club in Heist-op-den-Berg. In maart van 2010 stond hij er al een keertje op het podium met het kwintet The Story, dat toen met één zelfgeproduceerd cd’tje een internationale tournee had weten te versieren. Eind 2011 kan de in New York wonende pianist al een pak meer wapenfeiten voorleggen, waaronder een eigen kwartetalbum op Criss Cross met David Binney, Eivind Opsvik en Nasheet Waits. Ook maakt hij tegenwoordig deel uit van het Antonio Sánchez Quartet, de band van de Mexicaanse sterdrummer die zopas een uitgebreide Europese tournee afwerkte. Terwijl de rest van die groep na zes weken intensief optreden op het vliegtuig naar New York stapte, bleef Escreet nog enkele dagen in Europa voor twee soloconcerten.
Net zoals veel andere jazzmusici van de nieuwe generatie, laat ook Escreet zich door heel uiteenlopende muzikale voorbeelden inspireren. Zijn stijl komt daardoor over als een ware potpourri van invloeden, waarin een radicale aanpak met clusters en dreunen van de handpalm wordt verenigd met een klassieke techniek en cerebrale (ritmische) structuren. Het eerste stuk van de avond was bijvoorbeeld klassiek van opzet. Een met twee handen, synchroon gespeelde melodie in het hoge register zorgde voor een voortdurende overkapping terwijl Escreet af en toe een lage, lang aangehouden noot aansloeg. Na verloop van tijd werd die noot een akkoord en nog wat later gingen beide handen regelmatig helemaal links naar het klavier. Door veel gebruik te maken van het sustainpedaal leek het wel pianomuziek voor vier handen. De dissonanten en diffuse lage riedels in het daaropvolgende stuk zorgden voor een stevig contrast. De pianist kwam plots heel ritmisch en virtuoos uit de hoek, accentueerde nadrukkelijk bepaalde noten en ratelde met twee wijsvingers over de toetsen.
Pas na dat tweede stuk nam Escreet de microfoon om toeschouwers en organisatoren kort te bedanken. Daarbij zweeg hij vreemd genoeg in alle talen over de muziek, omdat hij daarover naar eigen zeggen niks te vertellen had. Zijn onwennigheid bij het toespreken van een publiek zal hem ongetwijfeld deels tot die bewering hebben gedreven, want met zijn schuchtere houding en de muts stevig over de oren getrokken, liet hij het woord duidelijk liever aan de piano. Op dat instrument bloeide hij dan ook helemaal open en trakteerde zo het publiek op een afwisselend menu, met als hoogtepunt in de eerste set een sprankelende, impressionistisch plensbui van noten die een vergelijkbare finale kende als Debussy’s ‘Jardins sous la pluie’.
Na een erg korte pauze (de pianist vreesde anders namelijk uit de vibe te geraken), ging Escreet even de mist in met een saaie passage van inside piano, waarmee hij de snaren van de Steinway-vleugel met vingers en een bankkaart bespeelde. Na minutenlang te hebben verveeld en daarbij regelmatig zelfs snaren miste, ging Escreet zich dan toch terug op het klavier concentreren en kwam er vaart in het stuk. Als door een wesp gestoken ramde hij in hoog tempo met twee handen akkoorden en clusters, alsof hij soleerde op een paar conga’s. Meer muzikaal ging het er aan toe wanneer later een veelhoekig ostinato tevoorschijn kwam, waarover Escreet met de rechterhand virtuoos soleerde en erg veel indruk maakte.
De Britse jongeling schuwde het grote gebaar niet. Dat liet hij al horen in de eerste set, met een breed uitgesmeerde, Keith Jarret-achtige improvisatie die op het sentiment van de toeschouwer mikte. Maar ook na de pauze kwam die soms wat stroperige aanpak bovendrijven in een stuk dat veel herkenbare elementen bevatte. Zo leek de akkoordenreeks wel afkomstig van ‘Comme d’habitude’ (ofte ‘My Way’ in de Engelse versie) en deed het refrein denken aan een andere populaire song. Escreet speelde in deze sfeer regelmatig op fluisterniveau en slaagde er zo een keertje in de hardnekkige hoest uit het publiek even te doen vergeten. Dat datzelfde publiek na afloop enthousiast om een bisnummer vroeg was dan ook meer dan terecht.