Doorgaans is de tweede dag van Jazz Middelheim de meest problematische: de kop is er af, maar het weekend nog niet echt begonnen, dus durft het publiek al eens een dagje skippen. Wie een dergelijke vakantieplanning toepaste, kan het zich voor de rest van de zomer beklagen.

Wie niet goed wakker op de weide verscheen, kon zich meteen op een onorthodoxe manier laten wekken door het Jeroen Van Herzeele Quartet. Van dit viertal verscheen onlangs ‘Da Mo’ (W.E.R.F.), een plaat waarop Van Herzeele zijn lenige en gespierde tenorsound de vrije loop kan laten, niet in het minst door de stevige achter- en onderbouw. Die kreeg Van Herzeele ook op het Middelheimpodium met pianist Fabian Fiorini, drummer Giovanni Barcella en bassist Jean-Jacques Avenel, muzikanten die elk een heel eigen inbreng hadden. Fiorini is ook actief in de moderne klassieke muziek en stond garant voor een heel abstracte, onvoorspelbare aanpak, waarmee hij een duidelijke stempel drukte op de sound van het hele kwartet, zeker in de rustigere passages. Drummer Barcella was de meest energieke van de vier en legde er met zijn vrije spel haast permanent de zweep op. Ook in de tragere nummers stond hij niet toe dat de muziek in een groove terechtkwam, kwestie van iedereen scherp te houden.

Jeroen Van Herzeele Quartet (foto: Jos L. Knaepen)
Jeroen Van Herzeele Quartet (foto: Jos L. Knaepen)
De meest virtuoze en tegelijkertijd de meest zachtaardige van het hele kwartet was bassist Avenel, een oud-gediende van de zes jaren geleden overleden Steve Lacy (wiens ‘As Usual’ een opvallend melodisch en harmonisch rustpunt vormde in de bij momenten hectische set). Tijdens zijn solopassages leek hij verschillende lijnen door elkaar te laten lopen, een muzikale ambitie die hij – in tegenstelling tot sommige van zijn collega’s bassisten – niet gepaard liet gaan met slordigheden: zijn ritmische timing en vooral zijn trefzekerheid qua intonatie waren indrukwekkend.

Dat Van Herzeele ondanks dit stevige weerwerk toch de roerganger bleef, viel vooral op in stukken als ‘Song For Xero’ en ‘Leo’ van John Coltrane. Als in een grote maalstroom trok de hele groep de hoogte in, waarbij de intensiteit geleidelijk aan naar een kookpunt gevoerd werd. Leidraad bij dit alles waren de uithalen en schreeuwen van Van Herzeele die telkens hogere registers opzocht en zo de opbouw mee stuurde. Telkens wanneer het leek alsof hij de rol moest lossen, had hij net dat tikkeltje extra in huis, waarmee hij (in decibels en in frequenties) boven zijn collega’s uit steeg en de muziek verder optilde. Het was echter jammer dat na het opstijgen de landing erg vrijblijvend was, alsof er niets afgesproken was voor na de climax. Hierdoor verloren de stukken naar het einde toe van hun impact, een spijtig effect, aangezien net de hechtheid in opbouw de grote troef van dit ensemble was.

Wie geen last had van onzorgvuldige eindpunten was Ahmad Jamal. Zowet elk nummer eindigde met een kort, gezamenlijk slotakkoordje van zijn kwartet, een routine die ook terug te horen is op ‘A Quiet Time’, het recentste album van Jamal. Ook voor het telkens zover was, hield de pianist de touwtjes stevig in handen. Centraal opgesteld, zodat hij al zijn muzikanten kon voorzien van handgebaren, gaf hij aan wie meer naar voor mocht komen of even wat soloruimte kreeg. Dit was meteen een groot verschil met de plaatversie van de band: na drie minuten concerten hadden percussionist Manolo Badrena, drummer Herlin Riley (vervanger van Kenny Washington) en bassist James Cammack al meer ruimte gekregen dan op de hele plaat. ‘After JALC’ en het strak gearrangeerde en gespeelde ‘The Aftermath’ lieten zo het beste van de groep horen.

Ahmad Jamal (foto: Bruno Bollaert)
Ahmad Jamal (foto: Bruno Bollaert)
Het spelletje bleef echter niet duren en na enige tijd deelde Jamal de soleerruimte voornamelijk met Badrena, waardoor de variatie uit de set verdween. Nog meer bepalend voor het vervlakken was de herkenbaarheid die de overhand kreeg in het spel van Jamal zelf. Energie en inzet kon hem ook nu weer niet ontkend worden: bruuske bewegingen en grote contrasten waren eerder regel dan uitzondering. Grootse en romantische Liszt-achtige akkoordenreeksen wisselden naar goede gewoonte af met Monkiaans onvoorspelbare riedels en cocktailmelodietjes. Halverwege het concert was de verrassing van dit zappen echter verdwenen. Bovendien was het Jamal duidelijk niet te doen om een groot verhaal op te bouwen. Door het terugschakelen en geregeld terug te keren naar het thema werd de opbouw telkens afgebroken, waardoor de muziek steeds opnieuw leek te beginnen, als een eindeloze reeks variaties zonder einddoel.

Dit alles nam echter niet weg dat Jamal en het publiek er duidelijk zin in hadden. Hij liet het zien door erg gretig en snel terug te komen voor bisnummers (‘Bogota’ en Monks ‘Mysterioso’), zij door een staande ovatie. Als festivalact was Ahmad Jamal een voltreffer: iedereen gelukkig.

Met Archie Shepp, McCoy Tyner, Ahmad Jamal en Wayne Shorter waren leeftijden een hot item tijdens gesprekken op de eerste dagen van Jazz Middelheim. Dat het aantal jaren op de teller er eigenlijk niet toe doet (voor de volledigheid: Shepp: 73, Tyner: 72, Jamal: 80), maar dat het allemaal ligt aan de omgang met traditie en heden, liet het  Wayne Shorter Quartet (77) genoegzaam blijken. Natuurlijk had Shorter met pianist Danilo Perez, drummer Brian Blade en bassist John Pattitucci een Rolls-Royce van een ritmesectie achter zich staan, maar dat hij zich in dit muzikale geweld staande kon houden en het geheel mee richting kon geven, mag heel wat zeventigers aanzetten tot zelfreflectie.

Shorter deed niet aan het terugblikken naar de momenten waarop hij jazzgeschiedenis schreef (Jazz Messengers, Miles Davis, Weather Report) en zat niet vast in zijn “ding” waarmee hij naam maakte. Anno 2010 is hij nog net zo relevant als decennia geleden en dat zal het publiek geweten hebben: een set van net geen 90 minuten zonder noemenswaardige onderbreking waarbij het 50 minuten wachten was op de eerste echte groove en meer dan een uur op de eerste, zuivere opstoot van adrenaline.

Wayne Shorter Quartet (foto: Bruno Bollaert)
Wayne Shorter Quartet (foto: Bruno Bollaert)
Toch lieten vijf minuten van dit kwartet meer muzikale communicatie horen dan alle vorige optredens samen. Thema’s en akkoordenreeksen schoven binnen en werden meteen uitgebeend, binnenstebuiten gedraaid, herkneed en tussen de muzikanten over en weer gekaatst. Na enkele minuten werd het muzikale materiaal dan bedankt voor bewezen diensten, want daar stond het volgende basismateriaal al klaar om vrijelijk gemanipuleerd te worden.

Bij al deze speelse muzikaliteit en interactie was het een genot om de mimiek van de kwartetleden te volgen, een non-verbale communicatie die duidelijk maakte dat er zaken gaande waren waar de bezoekers in de tent alleen maar het raden naar hadden. Hoe de grens tussen compositie en improvisatie hier getrokken moest worden, dat konden alleen de muzikanten zelf zeggen. Het perfect ineenvloeien van deze twee ingrediënten zorgde voor een organisch geheel, waardoor het publiek – in ruil voor de onwetendheid – getuige kon zijn van het ontstaan van de muziek op zich.

De negentig minuten Wayne Shorter werden anderhalf uur om bij te staan en naar te kijken, het tijdbestek van een voetbalwedstrijd vol vage herkenning, permanente verrassing en vooral onfeilbare muzikaliteit waarbij geen vijftien seconden rekening gehouden werd met eventuele wensen van het publiek. Leeftijd is tot nader order absoluut geen issue en dus ook geen excuus.

 

Meer over Jazz Middelheim 2010 – Dag 2


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.