Hoe moeilijk het is een concert te promoten wanneer de optredende artiesten geen (nieuwe) cd ter beschikking hebben, bleek nog maar eens bij de passage van Happy Apple in het CC Luchtbal. 'The Peace Between our Companies' mag dan reeds hun 6de cd zijn en drummer David King een kleine vedette (King drumt ook in de jazzhype The Bad Plus), het was duidelijk niet voldoende om voor een redelijke opkomst te zorgen. En dat is bijzonder jammer want 90 minuten lang liet het trio Happy Apple (bas, drum, sax) horen hoe een torenhoge funfactor gecombineerd kan worden met muzikale integriteit waarop niets af te dingen valt. Als het een beetje meezit is King binnen een half jaar niet meer de drummer van The Bad Plus die ook in Happy Apple speelt, maar net andersom. Het potentieel is in elk geval overvloedig aanwezig.
Dat potentieel toont zich zowel muzikaal als qua podiumpresence. Zonder flauwe grapjes of doorzichtige gimmicks heerst er op het podium (en bijgevolg ook in de zaal) een uiterst relaxte ambiance. David King heeft duidelijk plezier in zijn rol van ritmisch onruststokertje en dat heeft niet alleen te maken met het speelgoed dat hij sporadisch als instrument boven haalt. Zijn pittige drumpartijen mogen dan geen klassieke swingpatronen zijn, verlammende grooves zijn het ook niet. Binnen zijn funky spel blijft er meer dan voldoende ruimte over om in te pikken op wat er rond hem gebeurt. Dit is overigens maar goed ook, want de muziek van Happy Apple is niet bang van een dynamische twist meer of minder. De overgangen komen wel eens plots, maar klinken nooit bruusk. Daarvoor is het trio iets te sterk op elkaar en op de composities ingespeeld. Deze composities kunnen trouwens onderling aardig verschillen, waarbij elk lid van het trio zich in elke setting lijkt thuis te voelen.
Naast de vaak licht funky inslag zijn er ook vrijere, abstractere momenten, zoals in 'Free Lance Robotics' of uitgesproken lyrische nummers, zoals het verstilde 'Ella by Starlight'. Bassist Erik Fratzke kiest hierin uitzonderlijk voor zacht gespeelde akkoorden, waar hij anders veelal opteert voor een uiterst melodische en zelfs zangerige benadering die wat aan Steve Swallow schatplichtig is. Of het nu gaat om zo'n lyrische passage, een stevig doorlopende walking bass lijn of akkoorden: zijn trefzekerheid straalt beheersing uit zonder koud te worden. Wat zijn geluid en daarmee ook meteen dat van het hele trio zo kenmerkt is het cleane, het effectloze. Steeds kiest hij voor een helder en eerlijk geluid, ook in een rockertje als 'Starchild Cranium'. Wanneer hijzelf daarbij dan nog eens geregeld de pose van een alternatieve rocker aanneemt, is het beeld vlakbij van een jeugdige amateurbassist die graag gevaarlijk wil klinken, maar nu eenmaal geen geld heeft voor een effectpedaal. Echt grappig wordt het echter nooit want de zangerigheid van zijn toon maakt Fratzke ontwapenend en bovendien hoeft hij niet zozeer de ruimte vol te spelen die er door het ontbreken van een piano ontstaat: Fratzke laat die ruimte er zijn en dat geeft de muziek mogelijkheid om te ademen.
De zenuwpees van dienst in het trio is ongetwijfeld saxofonist Michael Lewis: bij momenten loopt hij nerveus heen en weer alsof hij een visuele afspiegeling is van Kings beat. Maar wanneer hij begint te spelen, blijkt hij alles perfect onder controle te hebben. Hij begint niet meteen te knallen, noch is hij één of andere hippe vogel die wat vlotte, maar eindeloos repeterende riffjes komt blazen. Lewis heeft een klassieke, sappige toon en dito ideeën. De jazztraditie is hem duidelijk niet vreemd en hij fraseert en improviseert met veel respect voor zijn grote voorgangers. In de stevigere nummers durft hij dan al eens overblazen, de opbouw en de context waarin dit gebeurt is eerder deze van Joe Lovano of de klassieke John Coltrane dan van een hemelbestormende freejazzsaxofonist. In de tragere, melodische nummers gaat hij dan weer wat romiger klinken waardoor – zeker wanneer hij van tenor- naar altsax overstapt – het beheerste zoete van Lee Konitz niet ver af meer is. Het sporadisch gebruik (in Antwerpen bij het eerste en het laatste nummer) van de sampler sluit hier naadloos bij aan: de muziek bepaalt de benodigde middelen en niet het effectbejag, het ego van de muzikant of een eventuele sponsor.
Niet geheel onverwacht hield King er aan om midden in het optreden even zijn bedenkingen bij Bush' verkiezingsoverwinning toe te lichten. Dat Amerikaanse (jazz)muzikanten zich vandaag nogal eens verontschuldigen voor hun staatshoofd (trompettist Dave Douglas sprak op zijn optreden tijdens het La Folia fetsival zelfs eenvoudigweg over "The Guy") is al lang eerder regel dan uitzondering. Hoe vertrouwd deze openbare schuldbelijdenissen dan ook mogen worden, de zenuwachtige lachtjes die King er (onvrijwillig?) tussengooide gaven zijn betoog een heel vreemde sfeer. Zijn uitleg leek zo even een bedenkelijke slechte standup comedian act te worden, maar de moeite waarmee hij uit zijn woorden kwam en de veelvuldige herhaling ervan zorgden naar het einde toe voor duidelijkheid. Ontwapenend werd het zo allemaal wel, wat binnen de muzikaal goudeerlijke, aanstekelijke en hoogstaande set niet misstond.
Hopelijk is er snel een club te vinden die net als het CC Luchtbal even haar nek wil uitsteken om deze drie muzikanten de kans te geven zich aan een (hopelijk talrijker) publiek te presenteren. 'The Peace Between our Companies' is uit bij Universal.