Onder de noemer "Folkfeest" voerde het Leuvense cultuurcentrum 30CC de Vlaamse "superformatie" Folk² (lees: Folkkwadraat) ten tonele, met in het voorprogramma de weinig bekende Canadese groep Visthèn. Het leek een veelbelovende combinatie: het traditionele Keltische repertoire en dito instrumentarium van Vishtèn, gevolgd door de meer "open" stijl van Folk², waarin ook pop, rock, kleinkunst, country en blues een plaatsje krijgen onder de grote folkparasol.
"Nous sommes des Acadiens"
Tijdens de zomer heeft Vishtèn in het thuisland een eerste album opgenomen, en in december werkte de groep de laatste concerten af van een tournee doorheen België, Nederland en Noord-Frankrijk. Het spelen van traditionele folkmuziek staat voor Vishtèn gelijk aan het uitdragen van de culturele identiteit: de vierkoppige groep nam in de stadsschouwburg ruim de tijd om zichzelf voor te stellen en om haar Franse liedteksten van een woordje uitleg te voorzien. Als concertganger kon je zo nog iets bijleren over de Canadese geschiedenis: de bandleden hamerden er bijvoorbeeld op dat ze – ondanks hun Franse moedertaal – géén Québécois waren. In Canada leeft er immers ook een aanzienlijke populatie Franstaligen búiten Québec, in een streek aan de oostkust die vanouds Acadië wordt genoemd. Gedurende drie kwartier bracht Vishtèn het muzikale erfgoed van Acadië en de Keltische landen (Ierland, Schotland, Bretagne) samen in een intercontinentale mengeling, die misschien af en toe een tikje te braaf klonk, maar die desondanks van een heel aardig niveau was. Met twee mannen- en twee vrouwenstemmen, bodhran, twee gitaren, akoestische basgitaar, mandoline, viool, accordeon, whistle en een keyboard ter beschikking, kwamen de Canadezen weliswaar handen te kort om alles te bespelen, maar elk groepslid bleek moeiteloos in staat om doorheen de set van het ene instrument over te schakelen op het andere. Vishtèns sound was bijgevolg aangenaam gevarieerd (waarbij vooral de canonzang van de zussen Leblanc voor enkele kippenvelmomentjes zorgde) en bovendien ook voldoende afgestemd op een "neergezeten", niet-dansend publiek. Het viertal zette (na drie kwartier – veel te snel) een punt achter haar optreden met een visueel indrukwekkende tapdansdemonstratie, hoewel het wellicht beter was geweest om te eindigen met een muzikaal hoogstandje. Maar dat is uiteraard detailkritiek, en het doorleefde slotapplaus dat Vishtèn in ontvangst mocht nemen was zonder twijfel terecht verdiend.
Verheven?
Na de pauze mocht Folk² het podium innemen. Folk² is geen echte "groep" in de klassieke betekenis van het woord: het collectief werd in 2004 ter gelegenheid van dertig jaar Dranauterfestival opgericht door Fluxus-saxofonist Koen Garriau, en is sindsdien blijven voortbestaan met een continu wisselende bezetting. Vaste waarden in het gezelschap zijn o.a. Laïs-zangeres Jorunn Bauweraerts, gitarist Tom Theuns, accordeonist Wim Claeys (allebei bekend van Ambrozijn), Ubran Trad-violist Dirk Neassens, Kommil Foo-lid Mich Walschaerts (op viool en zang) en bassist Sam Van Ingelgem (ook actief bij Tantra en Fluxus): stuk voor stuk buitengewoon getalenteerde muzikanten, die zich ten dienste stellen van Garriaus doelstelling om folk "in het kwadraat te verheffen". Het concept achter Folk² gaat ervan uit dat álle populaire muziekgenres (pop, rock, country, blues) geworteld zijn in de folk, waardoor de klassieke benadering van folkmuziek op een zijspoor wordt gezet. Concreet betekent dit dat er in Folk² plaats is voor elektrisch versterkte gitaren, en voor setlists waarin nummers van bijvoorbeeld Ray Charles of Bob Dylan broederlijk worden ingepast tussen materiaal van Noir Désir en Manu Chao. Het hoeft geen verbazing te wekken dat deze mix steevast op laaiend enthousiaste kritieken wordt onthaald: velen ervaren het als een verademing wanneer folk eens uit het traditionalistische carcan wordt geheven en de confrontatie aangaat met "modernere" muziekstijlen. En ook zij die het genre veeleer een lauw hart toedragen, zullen Folk² mogelijk weten te appreciëren voor de wijze waarop het gezelschap komaf maakt met de – uiteraard grotendeels onterechte, maar daarom niet minder hardnekkige – "geitenwollensokken"-vooroordelen over folk.
Maar het goedbedoelde enthousiasme om stijloverschrijdend te werken houdt ook een risico in: men mag namelijk niet vergeten dat er een grens dient getrokken die het cross-overgehalte enigszins binnen de perken houdt. Garriau en co hebben "folk" als muzikaal uitgangspunt gekozen voor hun collectief; welnu, dan moet Folk² consequent zijn, en folk ook als muzikaal uitgangspunt némen. En daar liep het in Leuven mank: het grootste gedeelte het van meer dan anderhalf uur durende optreden werd je als toeschouwer geconfronteerd met muziek die ergens in de verte vaag tegen folk aanhurkte, maar die al te vaak naar een bombastische pop/rock-stijl neigde. Elektrische gitaren die op bijna alle songs de akoestische instrumenten overklassen qua geluidssterkte... is dat folk? Een ongelooflijk getalenteerd muzikant als Ruben Block die ongeveer vijf minuten lang solo een vingervlugge tex-mex-song speelt op z'n Fender Telecaster... zeer zeker indrukwekkend, én ook amusant, maar is zoiets folk? Een cover van Gillian Welch' en Alison Krauss' 'I'll Fly Away' waarbij het publiek wordt uitgenodigd om actief te participeren door – jawel – vleugelbewegingen na te bootsen (en waarbij bijna iedereen buigt onder de collectieve groepsdruk en pseudo-enthousiast aan het klapwieken slaat)... het is een gimmick die in een melige cabaretvoorstelling voor ouden van dagen op zijn plaats is, maar in een folkconcert? En waarom Ruben Block tijdens het afsluitende – en prachtig a capella gebrachte – 'Didn't Leave Nobody But the Baby' (opnieuw een nummer van countrycoryfeeën Welch en Krauss) een laptop meezeulde op het podium om deze voor zich uit te houden tijdens het zingen, was helemaal onduidelijk – het leek bijna sluikreclame voor een trendy computermerk. En bovenal leidde het wééreens de aandacht af van datgene waarvoor een muziekliefhebber naar een concert komt, namelijk: de muziek.
Met één of ander puristisch verlangen heeft deze kritiek overigens niets te maken, wél met een verlangen naar een bepaald soort muzikale integriteit die folkmuziek hoort te bezitten. Pop, rock en blues zijn muzikale idiomen waarbinnen er al eens wat "luider" mag worden gespeeld, waarin er al eens wat ego's naar de oppervlakte mogen drijven, en waarin er al eens met kitsch of bombast mag worden geflirt. Maar binnen het idioom van de folk – hoe breed dit ook wordt opengetrokken – vloekt muzikale grootsprakerigheid onvermijdelijk met de bescheiden, volkse "ziel" van het genre. Tot slot moet ook worden opgemerkt dat Jorunn Bauweraerts' zangpartij tijdens de cover van Dylans 'Blind Willie McTell' meermaals vals klonk (mogelijk ten gevolge van een slechte klankmonitoring op het podium, waardoor de muzikanten enigszins "naast elkaar" speelden), en dat de samenzang van Theuns en Walschaerts op 'Oorlogsgeleerden' (Wannes Van de Veldes vertaling van – opnieuw – een Dylannummer) zeer slecht verstaanbaar was (en neen, dat lag niet aan het Antwerps dialect). Het waren een aantal bijkomende smetjes op het Folk²-programma, dat als geheel niet het niveau bereikte dat men van de som van de individuele talenten zou mogen verwachten.