Een van de meest verspreide foto's van Mats Gustafsson is er eentje waarop de saxofonist een t-shirt draagt met de opvallende print "FREE THE JAZZ", een beeld dat de 48-jarige Zweed eigenlijk helemaal typeert. Binnen het trio Fire! durft hij echter al eens aan wat knopjes draaien.
Freejazz in Les Ateliers Claus? Dan is de kans groot dat InstantJazz er voor iets tussen zit. En ja hoor, het concert van Fire! is na de passage van het duo Peter Brötzmann & Steve Noble in januari reeds de tweede samenwerking tussen het Brusselse concerthuis en de hofleverancier van jazz- en improvisatiemuziek in onze contreien. Het is een krachtenbundeling die nu al voor de tweede keer succes oplevert, want de opkomst was opnieuw groot en het drankverbruik navenant.
Waar een aantal bezoekers in het begin van de avond opteerde voor een frisse pint aan de toog, had het merendeel van het aanwezige publiek duidelijk zijn zinnen gezet op een muzikale opwarmer. Kreng, het muzikale alter ego van Pepijn Caudron, ging hiervoor in dialoog met jazztrompettist Bart Maris (Flat Earth Society, 1000, X-Legged Sally), een combinatie die werd gesmaakt.
Kreng verdiende zijn sporen voornamelijk binnen theatergezelschap Abbatoir Fermé, waarvoor hij al jaren de soundtracks verzorgt. Het verzameld werk dat hij hiervoor in opdracht schreef verscheen onlangs in een mooi uitgegeven maar gelimiteerde vinylbox getiteld 'Works for Abbatoir Fermé 2007-2011'. In Brussel mocht Kreng zijn eigen soundtrack verzorgen, in realtime, met een uitstekend improviserend muzikant aan zijn zijde die de koude, lawaaierige soundscapes van de nodige beweging voorzag.
De basis waarop het duo begon te bouwen, bestond uit niets meer dan ruis, droge static die slechts af en toe werd onderbroken door een analoog klinkend effect. Het inspireerde Maris (aanvankelijk op bugel) tot wat grommelen en verhakkeld kwetteren tot Kreng het officiële startschot gaf en de ruimte vol liet lopen met opdringerige noise. Mede dankzij de delay en reverb waar zijn bugel- en trompetpartijen werden mee verrijkt, wist Maris zich in deze draaikolk perfect te positioneren.
Iets meer dan een half uur duurde de show, waarin de Gentse trompettist voortdurend afwisselde tussen zijn drie instrumenten (hij speelde ook nog de kleine zaktrompet) en allerlei dempers. De wat dramatische, pulserende patronen waarmee Kreng hem voedde, waren niet meteen in lijn met wat men zou verwachten bij een geïmproviseerde elektronica- of noiseperformance, maar ze pasten perfect in het plaatje. Wat solo waarschijnlijk niet had gewerkt, werd in duo een pak waardevoller dan het gemiddeld voorprogramma.
Fire!
Al improviserend kwamen bassist Johan Bertheling en drummer Andreas Werliin in een trage, psychedelische groove terecht die door Gustafsson werd aangekleed met weinig gedefinieerde elektronics. Er kwam pas echt beweging in het stuk toen de knoppendraaierij ophield en de baritonsax de boel kwam opleuken. Huilen en schreeuwen kan de Zweed nog altijd als geen ander en Fire! ging dan ook plots draaien als een geoliede machine.
Op tenor was Gustafssons bereik nog net iets groter. Minder power en voorspelbaarheid, meer emotie en expressie. Het was dan ook jammer dat hij al snel teruggreep naar zijn elektronische hulpstukjes. Jammer omdat deze, zeker in het begin van de show, niet goed vertegenwoordigd waren in de algemene mix hoewel ze conceptueel behoorlijk essentieel bleken. Met de verhakkelde orgelexploraties waar de saxofonist zich plots geamuseerd mee ging bezighouden, kwam daar gelukkig verandering in.
Prijsbeest van de avond was het laatste stuk van de set, waar Gustafsson en Bertheling een ultrakorte riff eindeloos bleven herhalen terwijl een sublieme Werliin met strakke, steeds weer veranderende drumpartijen zijn medemaats aanvuurde. Met een minimale variatie werd een maximale dynamiek gecreëerd en de kopjes in Les Ateliers Claus gingen daardoor gewillig op en neer. Een toegift was bij deze gerechtvaardigd.