In 2003 hield Luc Ex het na twintig jaar voor bekeken als bassist van The Ex. Zijn afscheid van de punk-en-zoveel-meer-band betekende geen scheiding met de muziekwereld, integendeel. Anno 2011 is hij avontuurlijker dan ooit: als componist/muzikant en als labelbaas, twee gedaanten waarin hij in het Bimhuis aanwezig was.
Het eerste concert van de avond was voor rekening van het trio Eke dat naar het Bimhuis kwam om de het daar in 2008 opgenomen titelloze live-album voor te stellen die verschijnt op Lux Ex’ Red Note label. Voor Oscar Jan Hoogland, Yedo Gibson en Gerri Jäger geen reden om op hun lauweren te rusten, maar om er net vanaf de eerste minuut in te vliegen. Hier geen solist die inzette en de anderen voorzag van ideeën, maar drie muzikanten die, als paarden bij wedrennen, tegelijkertijd wegschoten wanneer de deurtjes open gingen, om elkaar op het einde van elk stuk opnieuw te treffen.
Doordat ze alle drie het heft in eigen handen namen, opereerde het trio in los verband. De onderlinge communicatie bestond hoofdzakelijk in het samen bouwen aan een algemeen geluid. Iedereen kreeg maximale vrijheid, wat nog versterkt werd door de doorgaans eenvoudig evoluerende improvisaties. Veel meer dan het door- of terugschakelen naar een hoger of lager niveau werd niet gedaan. Wanneer er in een stuk dan toch plotse stopplaatsen opdoken, kregen die een maximale impact en zorgden die voor een even opmerkelijke als kortstondige afwisseling.
De in Oostenrijk geboren drummer Gerri Jäger (Knalpot, The Black Napkins) gooide op zijn beurt een metalen ketting en een fluitketel in de strijd (en op zijn kleine trom), maar wist vooral te boeiend door zijn ritmische variatie en gevoel voor kleur bij het gebruik van zijn standaard drumstel. Blazer Yedo Gibson sloot door het abstract gebruik van sopraan-, tenor- en baritonsax mooi aan bij het geluid van zijn collega’s. Via een goed beheerst arsenaal van overblazen en andere effecten kon deze uit Brazilië afkomstige muzikant overeind blijven tussen de hulpmiddelen van zijn collega’s. Zelf maakte hij ook even een uitstapje door het inschakelen van de trombone: aanvankelijk als percussie-instrument om de parketvloer van het Bimhuis mee naar de vaantjes te krassen, later als klankgenerator-blaasinstrument.
Echt verrassend was de interactie in de set van Eke niet te noemen, maar met de inzet, de overgave en de individuele muzikaliteit van de drie eerder jonge muzikanten, kon het optreden uitstijgen boven de middelmaat.
Waar Eke koos voor een duidelijke richting, bleek het parcours van Sol12 bochtiger en gevaarlijker, ook voor de muzikanten zelf. Vorig jaar verscheen op Ex’ Red Note label het eerste album van het Sol6 met Luc Ex op bas, pianist Veryan Weston, saxofoniste Ingrid Laubrock, celliste Hannah Marshall, drummer Tony Buck en altvioliste Mandy Drummond. Het evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke muzikanten dat dit zestal kenmerkt, is ook terug te vinden in Sol12 waar de bezetting verdubbeld wordt door de komst van Hasse Pouslen (gitaar), Johannes Bauer (trombone), Isabelle Duthoit (klarinet), Franz Hautzinger (trompet), Tatiana Koleva (marimba) en Rozemarie Heggen (bas). Deze opmerkelijk samengestelde bigband beweegt zich al enige jaren tussen compositie en improvisatie, waarbij strakke structuren overgaan in vrij evoluerende passages.
Buiten een arrangement van een Gill Evans-compositie bestond het repertoire voor het optreden in het Bimhuis uit composities van de bandleden zelf. Hierin werden heel uiteenlopende paden bewandeld, van een pompende groove bedolven onder een berg noise en een stevig rockend slotstuk tot hakkende herhaalde noten (aangegeven door de hoekmuzikanten Bauer of Weston), mistige klankwolken of een verbasterde romantiek, waarbij melodie en harmonie verwrongen werden als in een schilderij van Francis Bacon.
Deze kamermuziekwerking binnen een grotere band had gerust nog verder doorgevoerd mogen worden. Meer afwisseling in kleinere groepen zou extra diepte gegeven hebben aan het optreden als geheel. Nu liep het soms wat vast in voorspelbaar vaarwater, waarbij het leek alsof (bijna) de hele band bezig gehouden moest worden. Een opmerkelijke passage waarin de uitgebreide bezetting van de band wel optimaal uitgebuit werd, was de cover van Gill Evans. De beschikbaarheid van ruim twee handen vol musici, resulteerde in een dik, volgeharmoniseerd arrangement dat in gaafheid een hoogtepunt vormde van het concert. Meteen een extra argument om de grote variatie aan kleuren en karakters in deze band verder uit te werken?