Jazzfans die na de sterke editie van Jazz Brugge afgelopen weekend last hadden van afkickverschijnselen konden zich dinsdag 5 oktober laten behandelen in de Gentse Vooruit door De Beren Gieren en Jamie Saft, twee acts die elk een heel andere remedie hanteerden.
Hoewel het trio De Beren Gieren nog geen volwaardige cd heeft (op de avond van het optreden in Vooruit kon het publiek zich wel de eerste exemplaren van een demo-cd aanschaffen), duikt de naam van de band links en rechts geregeld op met een regelmaat waar menig ander ensemble jaloers op mag zijn. Niet onbelangrijk voor deze naambekendheid was de wedstrijd Jong Jazz Talent Gent die de groep in 2009 won, waarna ze in de zomer van 2010 te horen waren op o.a. de Dinant Jazz Nights en in wat ongelukkige omstandigheden op Gent Jazz. Een tournee in het kader van de JazzLab Series brengt hen in oktober op verschillende Vlaamse podia, met de passage in Vooruit als een van de eerste concerten in de reeks.
Wanneer de muziek van De Beren Gieren ter sprake komt, valt meer dan eens de naam Thelonious Monk. Niet ten onrechte, want de soms warrige en onvoorspelbare ritmes en melodielijnen van de composities verwijzen duidelijk naar de muziek van deze tegendraadse Amerikaan. Toch levert het trio meer dan zomaar een stijlstudie. Vooral de uit Nederland afkomstige pianist Fulco Ottervanger laat zich graag horen als een muzikant die bij voorkeur zoekt en de grenzen aftast. Jammer genoeg werd het in Vooruit soms meer zoeken dan daadwerkelijk vinden.
Ottervanger speelde in het begin van de set vaak met kleine ideeën. In de soms bruuske afwisseling tussen de verschillende elementen (verhakkelde lijnen, percussieve formules, herhaalde akkoorden) leek hij meer dan eens te knipogen naar zijn bekende landgenoot Misha Mengelberg. Helaas ontbrak bij de jonge pianist de grote lijn en de cohesie van de meester, waardoor zijn spel vaak fragmentarisch klonk en er weinig sprake was van grote bogen of spanningopbouw.
Bijzonder vreemd in het gevarieerde spel van Ottervanger klonken de momenten waarop zijn pianospel vaag de invloed van Herbie Hancocks funky jazz onderging, maar dan zonder de drive en de flow die deze muziek zo hard nodig heeft, alsof iemand probeert de typische Hammondritmes uit een piano te sleuren. Ook het gebruik van de inside piano was geen groot pluspunt. De impact van de extra klankmogelijkheden bleef beperkt, waardoor de effecten van het tokkelen of slaan op snaren eerder klonken als verplichte nummertjes dan als een essentieel element voor de kleur of het geluid van het trio als geheel.
Binnen dat geheel was er bovendien weinig interactie te horen. Mogelijk speelde het vreemde zaalgeluid hier ook een rol in. De borstels van drummer Simon Segers klonken als gewone drumsticks, de pianoklank van Ottervanger geraakte zelden echt op de voorgrond en de individuele sound van de drie leek nergens tot een geheel samen te komen. Wie van dit alles geen last had, was bassist Lieven Van Pee. Zijn soepele melodische lijnen en sterke intonatie klonken indrukwekkend en maakten hem tot een baken van stabiliteit en solide houvast.
Ondanks de mindere momenten van dit concert mag De Beren Gieren het nodige krediet gegeven worden. Jonge muzikanten die het aandurven om de publieksvriendelijke paden te verlaten en gevaarlijker terrein op te zoeken, lopen immers meer kans om vast te lopen. Dat het trio daar ook geregeld uit wist te geraken, was te horen naar het einde van de set. De muziek ging steeds natuurlijker klinken, alsof er plots niet bewust meer gezocht werd naar originaliteit. Bovendien was tijdens het hele optreden te horen dat de groep knappe composities op zak heeft: nu eens hoekig en weerbarstig, dan weer ongegeneerd speels, maar steeds met een heel eigen karakter. En net dat karakter mogen de Beren (hopelijk) de volgende jaren verder ontwikkelen.
Wie dat eigen karakter ondertussen al duidelijk gevonden heeft, is de stevig bebaarde Amerikaanse pianist Jamie Saft, vooral bekend van projecten met John Zorn en eigen cd’s op het label Tzadik. In Vooruit liet hij zich horen als solopianist in een repertoire dat hoofdzakelijk bestond uit eigen werk en muziek van John Zorn en Bob Dylan. Van wie de muziek ook kwam, steeds kreeg die een gelijkaardige behandeling, waarbij de pianistieke kwaliteiten van Saft de muzikaliteit garandeerden. Hij zweefde van de dartele lichtvoetigheid van Chopin naar het semi-dissonante pointillisme van Debussy via bluesy soul, hoempa-stride en occasionele dissonante clusters. Alles werd uitgevoerd met een indrukwekkende controle die zich niet hoofdzakelijk vertaalde in verbluffende snelheid, maar meer in muzikale beheersing. De articulatie en de dynamiek (inclusief de balans van de verschillende noten binnen een akkoord) waren verfijnd en nauwgezet, waardoor het beeld van de klassieke referenties nog versterkt werd.
Met zijn brede kijk op de muziekgeschiedenis was het verleidelijk Safts optreden naast een set van opper-ecclecticus Uri Caine te plaatsen, maar Saft liet het ironische van zijn landgenoot achterwegen. Waar Caine vaak voor drastische breuken en plotse wendingen kiest, wist Saft zijn muziek heel natuurlijk te houden, ook wanneer de contrasten binnen een kort tijdsbestek maximaal uitvergroot werden. Hij vertrok vanuit een duidelijk muzikaal gegeven dat hij geleidelijk aan liet ontbinden tot het flou genoeg werd om het te laten overlopen in een andere compositie of een sterk verschillende stijl.
Bezoekers die niet vielen voor het geschiedenisoverspannende en hyperbeheerste spel hadden echter een probleem, want hoewel Saft, in tegenstelling tot Caine, niet verviel in formules en techniekjes en alles fris wist te houden, waren zijn esthetiek en sound gedurende het hele optreden hetzelfde. Alleen in de nummers waarin hij ook als zanger te horen was, werd het concept even bijgestuurd. Vooral ‘Ballad of a Thin Man’ (een song die Saft opnam samen met Mike Patton) vormde als een quasi zuivere singer-songwriter-interpretatie een uitzondering in de hele set. Bij momenten even duidelijk, maar met ook wat zijwegen die meer aansloten bij de rest van het concert, was zijn versie van ZZ Tops ‘Fool for Your Stockings’. Zijn aankondiging (belofte of waarschuwing?) bij aanvang dat er in zijn concert wel eens “some ZZ Top” zou kunnen zitten, was dus meer dan een gezonde dosis zelfrelativering.