Vier jaar na het bijzonder succesvolle 'Helium Sunset' is er nieuw werk van de Belgische springbaldiva An Pierlé onder de titel 'White Velvet'. Waar haar vorige twee studioalbums kaal aangeklede maar expressieve liedjes representeerden, staat Pierlé er vandaag met een heuse groep (die meteen ook White Velvet gedoopt werd) en -alsof dat nog niet genoeg is- een klein begeleidingsorkestje, inclusief achtergrondzangeressen. Het Koninklijk Circus kreeg hier alvast een meer dan plausibel voorsmaakje van.
Violen langs alle kanten
Het voorprogramma werd verzorgd (en verzorgd was het wel) door een bende die met de schrijnend onoriginele naam Final Fantasy voor de dag komt. Wie echter over zoiets struikelt, mist heel wat moois. Zanger-violist Owen Palett is al gastmuzikant geweest bij The Arcade Fire, maar vooral solo staat de rekel z'n mannetje. Met behulp van een batterij effecten bouwt hij een heuse muur van violen op. Hoewel hij steeds één partij speelt, is die zo gecomponeerd dat hij ze via een loopmachine (die hij de hele tijd zelf bedient) alle kanten laat uitgaan, waardoor een symfonie aan arrangementen hoorbaar wordt. De steeds drukker wordende vioolsolo in 'The Snakebite' of de morbide pizzicatosnaartjes in 'Underworld' bewezen dat Palett zowel virtuoos als componist met verve is. In 'Lost' leek zijn vioolgekraak zelfs sprekend op een castagnetpartij en de minimalistische maar effectieve drums die 'Journey to Hades' of 'A Deal' begeleidden vielen perfect op hun plaats.
Om het concept, dat zeer middeleeuws aandeed, af te maken was er een derde groepslid dat op een gammele overheadprojector schijnbaar zelfgeknutselde slides toonde: ridders, jonkvrouwen en burchten alleszins troef. 'The Sea of Love Belongs to the Dead' werd joelend onthaald en na een half uurtje strijkerplezier mocht Final Fantasy met een goed gevoel het podium verlaten. Hoewel, Paletts presentaties mogen de volgende keer iets minder gespeeld bescheiden.
Dramatische pop met een schattig hoekje af
Het statement was duidelijk: An Pierlé kwam het podium op, speelde 'Mud Stories' op haar eentje, tot de rest van de groep opkwam om het laatste refrein a capella mee te zingen. Daarna kwam haar eerste album verder niet aan bod, maar vooral niet getreurd daarover. 'Cold Winter' zette meteen de kwalitatieve toon voor de rest van de avond: een intieme maar ijskoud rillende ballad met een moordend refrein. Nieuwe nummers als het bloedmooie 'Tenderness', een speels 'Mexico', het aanstekelijke 'It's Got to Be Me' (maracassen op drumstokken: het bestaat) of de hallucinante single 'How Does it Feel' zorgden voor enkele Popnummers Met Hoofdletter op een rijtje. Peter Van Den Bosschere (in Pierlé's woorden: la femme du ménage la plus sauvage) bewees een verdacht strakke drummer te zijn en ook gitarist Koen Gisen (die er trouwens bijzonder funky uitziet met die walrussnor) weet bijzonder goed waar hij mee bezig is. De lange slopende versie van 'Medusa' zorgde voor een eerste sferisch hoogtepunt, 'Helium Sunset' klinkt nog steeds even geweldig en het feit dat Pierlé uitgerekend haar leuke hitje 'Sing Song Sally' de nek omdraaide door er een noisefestijn middendoor te gooien, was een lust voor het oor.
Verder overtuigden zowel oude parels als 'Sorry' en nieuwe rockers zoals 'Snakesong' of het frivole 'Poor Danny'. De wilde strijkers van 'Sister' kregen Pierlé tot op haar piano en na een intieme versie van 'Closing Time' was het duidelijk dat deze blonde dame verschillende muzikale watertjes kan doorzwemmen zonder te zinken. Als bisnummer mocht een huiverend 'As Sudden Tears Fall' nog de revue passeren en afsluiten werd meer dan sfeervol gedaan met Jacques Dutroncs '(Il est 5 Heures) Paris s'éveille' in een spetterend discojasje. De klank was perfect in balans, de belichting meer dan gepast en de performance vlekkeloos. Kwaliteit is hier het woord wel, al blijft het eigenaardig dat Pierlé zo zenuwachtig giechelt tijdens haar presentaties.