Alexandre Tharaud mocht gisteren het pianoseizoen van de Antwerpse Singel openen. Met klinkende namen als Melnikov, Lupu, Aimard en Osborne in het verschiet, rustte een zware taak op zijn schouders. De tengere Franse pianist gaf echter een schitterend recital, waarvan het sprankelende eerste deel nog lang zal heugen.
In talrijke cd-opnames, solo en met geroemde kamermuziekpartners als Bernold en Queyras, overtuigde Alexander Tharaud de luisteraar al van zijn grote muzikaliteit. Prachtige Bach-vertolkingen vulde hij aan met weinig uitgevoerde klaviermuziek van de Franse barokcomponisten Rameau en Couperin. Hij speelt die op de huidige piano, maar benadert ze heel stijlbewust. Intense studie van de versieringen en hoe die te vertalen naar de Steinway moeten aan zijn opnames zijn voorafgegaan.
Waar het eerste deel gekenmerkt werd door uitgebalanceerde en tot geheel gesmede gefragmenteerdheid, bestond het tweede uit twee grote structuurwerken. 'Funérailles' van Liszt is een laat werk van de componist, uit de bundeling 'Harmonies poétiques et religieuses'. Als eerbetoon aan de Hongaarse opstand mid-negentiende eeuw bevat het de nodige programmatische elementen: doodsklokken, slagveld en doods- en krijgsmars volgen elkaar op. Met dank aan het Liszt-jaar kregen de aanwezigen in de Singel deze muziek te horen door de handen van Tharaud, die zich hierin waarschijnlijk minder thuis voelt. De typische retoriek en grootheid van klank zijn minder dankbaar voor een pianist die het moet hebben van zijn raffinement.
Het eerste deel van zijn recital zal dus langer bijblijven, samen met de algemene indruk van een grote pianistieke persoonlijkheid die Tharaud achterliet.