Eerder dit jaar verscheen 'Zodiak', het eerste album van het Zodiak Trio, het geesteskind van de Duitse trompettist John-Dennis Renken. De mix van trompet, elektronica, gitaar en drums neemt op het schijfje heel uiteenlopende vormen aan, maar heeft als constante een grote muzikaliteit en een expliciet gevoel voor melodie.
Toch opmerkelijk: dit jaar verscheen jullie eerste cd, maar de groep heeft nog geen eigen website of MySpace. Alles gaat nog steeds via jouw sites.
De muziek ontstond zo'n anderhalf jaar geleden en ik ben toen begonnen met alles via mijn MySpace uit te zenden. Toen dachten we nog niet aan eigen sites voor de groep, maar die zullen er in de nabij toekomst komen.
Beschouw je het Zodiak Trio dan als jouw band?
Eigenlijk wel, want ik ben de groep begonnen. Het was mijn idee om er een drummer en een gitarist bij te halen, maar ondertussen zijn we een echte groep geworden: de muziek wordt immers ontwikkeld op de repetities.
Hoe ben je bij gitarist Andreas Wahl en drummer Bernd Oezsevim uitgekomen?
Bernd is een oude vriend van me met wie ik al in verschillende groepen heb samen gespeeld. Andreas is wat ouder, zo'n vijftien of zestien jaar, denk ik en hij is eigenlijk één van mijn idolen. Hij is te horen op enkele platen die ik echt geweldig vind, zoals 'Large Two' met de bigband van Peter Herborn, een album waarop hij te horen is met kerels als Gene Jackson, Greg Osby, Gary Thomas en Uri Caine. Andreas heeft ook een eigen groep: de Andreas Wahl Experimentle Band. Plotseling speelden we samen in een groep en het klikte. Beetje bij beetje is dan het idee voor het trio ontstaan en toen heb ik hem gewoon gevraagd om daarin mee te doen. Dat bezorgde me echt rillingen: samenspelen met iemand waarvoor je zoveel respect hebt!
In het Zodiak Trio speel je trompet en gebruik je elektronica. Je bent waarschijnlijk begonnen als trompettist?
Ik ben inderdaad gestart met klassieke lessen, maar op een gegeven moment was het plezier weg. Van jongsafaan luisterde ik al naar jazz, Louis Arsmtrong en Miles Davis, en toen ik zeventien of achttien was, vond ik dat het tijd was om jazzlessen te volgen. Zo ben ik gaan studeren bij Uli Beckerhoff: iemand die een tijd lang veel succes gehad heeft, maar die nu vooral bezig is met lesgeven en organiseren. Hij woonde in Bremen, waar ik geboren ben en op mijn eenentwintigste ben ik verhuisd naar Essen, waar hij dan weer les gaf op het conservatorium.
Wat zijn de muzikale achtergronden van Andreas Wahl en Bernd Oezsevim?
Andreas heeft lang geleden jazz gestudeerd, maar toen hij er mee begon was hij denk ik zevenentwintig, waardoor het conservatorium van Essen hem niet wilde aannemen omdat hij te oud was. Hij heeft verschrikkelijk hard gewerkt om te kunnen wat hij nu kan spelen. Zijn geheime obsessie is flamenco, maar hij vroeg me dat zeker niet te zeggen. Hij bewondert de techniek van die muzikanten en zit in zijn kelder dus flamenco te oefenen, maar mogelijk houdt hij het wat stil omdat hij het nog niet helemaal onder de knie heeft. Bernd heeft denk ik altijd jazz gespeeld. Lang geleden is hij ook bezig geweest met Duitse volksmuziek, maar in zijn jeugd luisterde hij veel naar jazz en speelde hij in bigbands.
Welke trompettisten beschouw je als je grote voorbeelden?
Uiteraard Miles Davis, dat is het idool van elke trompettist en jazzmuzikant. Cuong Vu is voor mij de hedendaagse Miles Davis. Verder zijn er ook Ralph Alessi, Thomas Stanko en natuurlijk is ook Nils Petter Molvaer een grote inspiratiebron voor mij.
Ralph Alessi is één van de muzikanten die bedankt worden op de cd.
Ik heb hem ontmoet in Essen. Het klikte en toen ik mijn diploma behaald had, besloot ik om voor drie maanden naar New York te gaan. Ik huurde daar een flat, eigenlijk meer gewoon een kamer, en daar nam ik deel aan een workshop die hij organiseerde. Hij had een grote invloed op me: we praatten veel en ik luisterde veel naar zijn muziek. Bij uitbreiding kan je trouwens zeggen dat de hele New Yorkse undergroundscene mij gevormd heeft met mensen als Jim Black (die ik ook bedank op de plaat), Uri Caine en Mark Helias. Die kerels hebben mij en mijn muziek op een positieve manier veranderd. Ik wist niet goed hoe ik ze daarvoor moest bedanken, maar het leek me een goed idee om ze te vermelden op de cd.
Hoe hebben ze je muziek mee bepaald?
Uli Beckerhoff is een fantastische kerel en een prima leraar, maar op een bepaald moment zijn onze muzikale wegen gescheiden. Hij leeft in een andere muzikale wereld dan ik. Hij apprecieert wat ik doe en steunt me, maar ik had altijd het gevoel dat ik iets miste. Ik wist dat ik naar New York moest gaan, dat ik daar meer over mijn muziek kon leren. Hoewel ik het niet graag mijn muziek noemen, maar je weet wel wat ik bedoel: jazz die ik graag hoor. Vooral Mark Helias en Ralph Alessi hebben een grote invloed op mij gehad. Als je met hen spreekt, voel je dat hun visie verschilt van de Europese die wat universiteitachtige aandoet. Helias heeft een geweldig sterke persoonlijkheid en hij is heel ruimdenkend. Hij zei niet veel, maar wat hij vertelde, raakte me echt, elk woord: bij alles dacht ik "oh yeah". Het was allemaal heel eenvoudig, maar ik had het zo alleen nog nooit bekeken. Bij Alessi had het meer te maken met zijn manier van spelen, zijn denken over muziek en het componeren. Er kwam in New York zoveel samen. Misschien had dat ook te maken met het feit dat ik zo ver van huis was, helemaal alleen, maar het heeft gewerkt. Mijn visie op muziek, mijn manier van spelen, mijn componeren zijn er door veranderd. Het was de belangrijkste periode in mijn muzikale leven.
Wanneer is de elektronica in je muziek geslopen?
Dat gebeurde redelijk vroeg. Een vriend had wat elektronica en dat zei me wel iets, dus heb ik wat materiaal gekocht. Het leverde echter niet op wat ik ervan verwachtte en dus heb ik het verkocht. Toen ik enkele jaren later het eerste album van Cuong Vu te pakken kreeg en de muziek van Nils Petter Molvaer hoorde begon ik er terug over te denken om wat elektronica te gaan gebruiken. Ik had een klassiek jazzkwintet, maar dat werkte niet zoals ik wilde. Geleidelijk aan ontstond het idee voor een trio met trompet, elektronica, gitaar en drums. Plots wist ik dat ik het gewoon moest doen: ik voelde dat er iets moest veranderen en dat de muziek met het akoestische kwintet niet diegene was die ik de rest van mijn leven wilde spelen.
Wat gebruik je zoal?
Een loopstation, een delaymodule, een effectenrack en een Digitech Whammy pedaal. Daarmee kan je extra tonen creëren onder of boven de toon die speelt of je kan de gespeelde noot afbuigen qua toonhoogte, zoals ik doe op 'Funday'.
Is de elektronica ook een vangnet voor wanneer het even wat minder gaat?
Misschien wel, maar zo essentieel is dat niet. Ik speel altijd alsof mij leven ervan af hangt en na een concert ben ik sowieso leeg: mijn energie en mijn uithoudingsvermogen zijn er dan helemaal aan. Naar het einde van een optreden reken ik dan wel eens op de elektronica om me te helpen, om kleine momenten van zwakte op te vangen. Maar op een dag dat het echt niet gaat, helpt elektronica ook niet.
Op de cd staat dat jij de muziek geschreven hebt. Wat betekent dat in dit geval?
De ideeën komen wanneer ik aan het oefenen ben: ik speel frases en melodieën en wanneer ik iets heb voor een hele compositie, dan schrijf ik het op. Voor andere stukken ben ik gewoon met een los idee vertrokken waarna ik een paar uur of een paar dagen besteedde om het uit te schrijven.
In zowat alle stukken op 'Zodiak' valt op dat melodieën heel belangrijk zijn, ook in de soundscape-achtige stukken.
Natuurlijk! Dat heb ik geleerd in New York: een stuk schrijven heeft met gevoel te maken. Ik probeer melodieën te schrijven die logisch klinken. Ze mogen dus niet te vroeg stoppen of te lang lijken: het moet goed aanvoelen. Je zou dus inderdaad kunnen zeggen dat mijn muziek iets klassiek heeft.
Even opmerkelijk als de melodische inslag is de variatie in de composities: nu eens zijn het echte soundscapes als 'Fjord' of 'Sula', maar even goed zijn ze bijna mathematisch uitgewerkt zoals 'Funday'.
Dat heeft te maken met de grote variëteit aan muziek die ik zelf graag hoor en de brede waaier aan emoties die ik beleef. Ik ben iemand die toevallig componeert, onder invloed van het moment en ik kan alleen muziek schrijven als ik er voor in de stemming ben. Wanneer ik oefen en een idee krijg, dan gaat het meestal om soundscape-achtige dingen. Het idee voor 'Funday' kwam na het beluisteren van Tim Berne's Chaos Total en de heavy metal-achtige invloeden met Marc Ducret en Tom Rainey. Dat maakte zo'n indruk dat ik plots zelf ook die vreemde maatsoorten wilde gebruiken. Ik heb dat stuk in één keer door gecomponeerd, maar er wel vijf uur over gedaan.
Als je stukken componeert onder invloed van situaties, kan je die dan wel zomaar op elk concert spelen?
Wanneer ik de muziek schrijf en wanneer we die oefenen, dan wordt die een deel van mezelf. Zo kan ik ze eender wanneer spelen, maar er kunnen inderdaad wel verschillen zijn van dag tot dag. De ene avond kan ik meer in de stemming zijn voor 'Funday' en de andere meer voor 'Fjord' of 'Sula'.
Op de cd klinken de instrumenten en de elektronica mooi in balans. Ik kan me voorstellen dat zoiets tijdens een concert niet vanzelfsprekend is.
Dat hangt van de geluidstechnicus. Vaak kent die onze muziek niet, weet die niet hoe die moet mixen of hoe het geluid naar het publiek gebracht moet worden. Daarom speel ik liever in kleine clubs waar we gewoon ons materiaal meebrengen en dus ook voor ons eigen geluid zorgen. Zo kan niemand onze sound ontregelen. Uiteraard is dat niet echt de fout van de technicus, maar het zou wel beter zijn indien we over een eigen geluidsman zouden beschikken. Natuurlijk zou het dan weer duurder worden voor de concertorganisatoren.