Kwadratuur interview

Het jaar 2013 was er een van ongeziene release-drukte voor de Belgische elektronicamuzikant Yves De Mey. Waar zijn output de jaren ervoor vaak beperkt bleef tot releases van Sendai (zijn samenwerking met Peter Van Hoesen), remixen en tracks op compilaties, verschenen in 2013 de ep’s ‘Transfer’ (Modal Analys) en ‘Metrics’ (Opal Tapes), naast een nieuwe full-cd, ‘Frisson’, De Mey’s eerste langere release sinds de dubbel-ep ‘Counting Triggers’ uit 2011.

Vanwaar plots die opstoot van release-activiteit?

Ik denk dat die opstoot heel veel te maken heeft met op het juiste moment de juiste mensen tegenkomen die helemaal zagen zitten wat ik uitspookte in de studio.  Na mijn ‘Counting Triggers’ release op Sandwell District (2011) heb ik me vooral bezig gehouden met Sendai. Met dat project hebben we best wel wat exposure gekregen en dan leer je automatisch veel volk kennen en van het één komt het ander.  Tussen het maken van een release en het moment dat die ook echt uitkomt, zit gemiddeld zo’n 4 à 6 maanden, dus voor heel wat dingen is een groot deel van het werk al in 2012 gebeurd.

Als ik ‘Frisson’ vergelijk met ‘Metrics’ lijkt die eerste de meest verfijnde van de twee qua geluid, waar je graag de grenzen van het niet samenlopen van loops aftast. In 'Metrics' lijken de contrasten tussen de verschillende lagen groter en heb ik de indruk dat je meer op een constant metrum speelt. Is dat een contrast dat je bewust hebt uitgewerkt? 

Wat je zegt i.v.m. dat metrum klopt wel ergens.  Het is zeker en vast een bewuste keuze geweest, maar niet zozeer als uitgangspunt voor die releases.  Het verschil zit hem vooral in de aanpak van de tracks.  ‘Frisson’ is gemaakt met hoofdzakelijk oud materiaal: een Roland SH 101, een Korg MS 20 en een oude Roland sequencer.  Het is vooral die sequencer die minder machinaal in de pas loopt, en door bepaalde technische manipulaties kan dat toestel z'n eigen tempo nogal random veranderen.  Daardoor zit er veel speling op het ritme.  Daarbij komt dan nog dat ik voor ‘Frisson’ een massa dingen live heb ingespeeld en direct als audio heb opgenomen, dus er viel achteraf nog weinig te veranderen qua tempo.  Of beter: ik heb er voor gekozen om nadien geen "correcties" te gaan doen.  Voor de ‘Metrics’ release was de computer de master clock, en ook al is 90% van de geluiden afkomstig uit mijn modulaire synth, toch loopt alles grotendeels klokvast.

‘Frisson’ eindigt met twee remixen van Miles Whittaker en Peter Van Hoesen. Waarom wilde je die op de cd hebben?

Er zijn verschillende redenen voor die remixen. Zowel Peter als Miles zijn goede vrienden, en het leek Peter (met wie ik het label run) en mezelf een uitstekend idee om de cd nog wat meer body te geven door de tracks te laten interpreteren door iemand anders.  De eerste keer dat Peter de tracks hoorde was hij onmiddellijk verkocht en dan begint het bij veel collega's uit ons circuit toch te kriebelen om er een flinke draai aan te geven.  Een andere reden is dat we vijf tracks net iets te weinig vonden om ‘Frisson’ als een full cd te beschouwen, en door de extra remixen krijgt de koper toch meer waar voor z'n geld.  De remix van Miles is zo over the top, terwijl die van Peter meer ingehouden en geraffineerder is en dat zijn twee mooi uitersten om de cd mee te vervolledigen.

Zal je optreden in Vooruit meer in de lijn van ‘Frisson’ of van ‘Metrics’ liggen?

De live set die ik aan het voorbereiden ben, bevat werk van ‘Frisson’, ‘Metrics’, de ‘Transfer’ release op Modal Analysis en van een nog te verschijnen ep op Semantica.  Een beetje vanalles door mekaar, maar toch consistent (hoop ik).  Ik zoek vooral naar de juiste energie voor die live set, en ik wil me zeker niet vasthouden aan een bepaalde release.

In Vooruit sta je op de affiche naast Pete Swanson die een ruwer geluid gebruikt. Ga je daar rekening mee houden in je eigen set?

Ik hou absoluut geen rekening met de andere acts.  Die avond zijn het drie nogal verschillende genres, en dat contrast is net boeiend.  We hebben wellicht allemaal gelijkaardige voorliefdes, maar de aanpak en het resultaat zijn volledig verschillend.  

Welk materiaal gebruik je tegenwoordig?

Voor de live set gebruik ik een Elektron Octatrack en een Elektron Monomachine, wellicht gaat de Clavia Nord Modular ook mee en misschien nog wat effecten of een kleine synth. Er staat dus geen computer meer op het podium.  Ik heb bewust gekozen voor een hardware set-up om weg te blijven van het computerscherm.  Ik merk nu al tijdens de voorbereiding dat het ontbreken van een visueel anker (de tijdslijn op het computerscherm) me veel meer vrijheid geeft.  Het is frappant hoeveel meer ik hoor zonder dat scherm.  En ik hou ook van het gevoel om aan de knoppen van een echt toestel te draaien in plaats van aan een midi-controller die software aanstuurt.  Die onmiddellijk interactie met de geluidsbron maakt het eigenlijk veel sensueler, om die term eens te gebruiken.

'Frisson' verscheen op een nieuw, eigen label Archives Intérieures. Je hebt met Knobsounds al eerder een eigen labels gehad, dus waarom nu een nieuw?

Peter (Van Hoesen) heeft al enkele jaren z'n Time to Express (T2X) label en het was oorspronkelijk de bedoeling om ‘Frisson’ daar uit te brengen.  Maar T2X staat vooral bekend als een technolabel en het zou verwarrend en/of teleurstellend kunnen zijn voor de technofans om dan met iets als ‘Frisson’ geconfronteerd te worden.  Daarom hebben Peter en ik besloten om Archives Intérieures te beginnen.  Het laat ons toe om onze eigen experimenten uit te brengen, gebruikmakend van de kennis en het circuit opgebouwd met T2X.  Mijn eigen labeltje Knobsounds was destijds louter een vehikel om de soundtracks van de voorstellingen waar ik aan meewerkte makkelijk te kunnen uitbrengen. Ik heb met dat label nooit echt de ambitie gehad om er veel meer mee te doen.  Het is voor mij ook veel interessanter om een label niet alleen te moeten runnen.  Je houdt mekaar scherp, je leert mekaar nieuwe dingen kennen en ook qua taakverdeling is het net iets aangenamer.  

Hoe kijk je nu terug op je eerste release, ‘Pragmatic Guidance’: jeugdwerk, jeugdzonde, jeugdsentiment?

Ik kijk zonder schaamte en met heel veel plezier terug op ‘Pragmatic Guidance’. Die plaat is, net zoals alle andere, een tijdsdocument: dat was de muziek die ik destijds wilde maken en dan doe je dat gewoon.  Er zijn maar heel weinig releases van mezelf waar ik gemengde gevoelens bij heb.

Een van je knapste cd’s blijft voor mij ‘Eavesdropper & Waterman’ met de cellist Alex Waterman. Dat samenwerken met akoestisch-live spelende muzikanten, is dat iets dat je in de toekomst nog zou willen doen?

Ik heb na het Eavesdropper & Waterman project ook nog samengewerkt met Simon Lenski van DAAU in het kader van een project met Meg Stuart. Dat was tot op zekere hoogte een hele fijne samenwerking.  Ik sluit zeker niet uit om ooit de electro-akoestische draad terug op te pikken, maar momenteel is die niet prioritair. Mijn liefde voor de cello blijft echter wel, dus hoe sneller ik er terug tijd voor heb, hoe liever.

Beschouw je je eigen muziek als luister- of dansmuziek?

Ik beschouw mijn muziek niet echt smile Het is vooral de luisteraar die die mag onderbrengen in de één of andere categorie. Ik maak de muziek die in mijn systeem zit, maar besef ook dat ze qua genre soms ongrijpbaar is.  Je zou dat als een nadeel kunnen zien, maar ik zie er vooral de voordelen van in.  Etiketten en genres houden me niet echt bezig. Boeiend of niet, dat is wat telt. Voor de live-set is het ongeveer hetzelfde: ik wil een flinke dosis energie loslaten op het publiek en of er dan gedanst wordt of niet, dat heb ik zelf niet in de hand, maar door bepaalde kenmerken van de tracks bestaat de kans wel dat er wat geschuifel zal plaatsvinden in de zaal.

Er zijn weinig muzikale werelden waar muzikanten, reputaties en relevantie zo snel verdampen als in de elektronica. Hoe blijf jij geïnspireerd om vaak alleen al meer dan 15 jaar muziek te maken? Of is inspiratie sowieso iets voor amateurs en ligt het eigenlijk allemaal in de vakkennis?

Wanneer je als artiest beslist om een trend te volgen, dan ben je gedoemd om met dezelfde trend te verdwijnen. Er zullen in mijn nummers steeds wel referenties zitten naar actuele genres, maar ik manoeuvreer er graag omheen en ik probeer vooral een hybride geluid te hebben.  Door wars van welk genre dan ook mijn ding te doen, word ik gedwongen om te experimenteren en mezelf keer op keer opnieuw uit te vinden. Dat zorgt naar mijn mening onder andere voor een zekere frisheid waardoor ik al zo lang mijn ding kan doen.  Ik zou het mezelf makkelijker kunnen maken, maar dat vind ik dodelijk saai.  De inspiratie komt voor mij grotendeels uit dat experiment. Alles ligt open, ik heb een gigantische speeltuin (in mijn hoofd) dus heb haast nooit het gevoel dat het niet meezit. Maar ook de continue drang om aan die muziek te werken, zorgt er voor dat ik gedwongen word om na te denken.  Er is zoveel te doen dat ik me wellicht niet bewust ben van dipjes in de inspiratie.  En zoals je zegt, is professioneel omspringen met je vak een absolute voorwaarde om vooruit te komen.  Wachten op inspiratie is tijdverlies. Maar ieder zijn manier uiteraard: er zijn ongetwijfeld een hoop amateurs die geweldige dingen doen en ik ben de laatste (of misschien eerder de voorlaatste) om daar een oordeel over te hebben.

Meer over Yves De Mey


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.