Het duurde een negental jaren voor de Duitse dirigent Hans Rotman en Belgische zanger Wilfried Van den Brande elkaar opnieuw vonden in een samenwerking. Het resulteerde in een cd met Franse opera-aria's van bijzondere kwaliteit van uitvoering. Er hangt soms iets mystieks rond klassieke zangers, maar de spontane en sympathieke uitstraling van dit exemplaar bewijst dat ze niet zo onbereikbaar zijn dan ze soms wel lijken, alleen gebruiken zij meesterlijk een instrument dat elke mens in weze in zich heeft: de stem. Een hele geruststelling om vragen af te vuren op deze basse-chantante…
Wanneer je de discografie van de operaliteratuur bekijkt, dan merk je dat de Italiaanse muziek het sterkste vertegenwoordigd is. Het is uiteraard een vrij bekend repertoire. Hoe kwam je tot de keuze Franse Opera op te nemen?
De vraag kwam eigenlijk eerst en vooral van de producent, Ronald Dom, die vond dat dat repertoire me als gegoten paste. Hij wou eveneens een oude droom realiseren, namelijk de eerste van een reeks zangersportretten maken van wat hij de nieuwe generatie zangers noemt. De markt van Franse muziek is zeker niet verzadigd, vooral wat de mannenstemmen betreft. Bij de vrouwen horen we de laatste tijd deze muziek terugkomen, wat ergens wijst op een 'revival' van deze muziek. Ook mensen als Hervé Nicquet of Marc Minkowski doen hun best om de vergane glorie van Parijs te doen heropleven. Tot hier toe werd deze muziek als oubollig en té simpel beschouwd, ook door vele muzikanten zelf. Daar blijft altijd iets in je hoofd van hangen als je zo'n vooroordelen hoort. Aanvankelijk was ik niet helemaal overtuigd maar uiteindelijk, door me erg in het repertoire te verdiepen, bleek ik me er als een vis in het water in te voelen.
De Franse operamuziek bevat vermoedelijk een hele hoop aria's voor bas. Hoe kwam de keuze van de twaalf opgenomen aria's tot stand?
Ik nam me voor een uitgebreid bad te nemen in de Franse muziekcultuur. Eerst ben ik begonnen met monografieën te lezen, o.a. over Bizet, Gounod en Massenet. Ik wou de algemene context kennen, een breder literair veld verkennen. Dan ben ik discografieën gaan uitpluizen : welke rollen door welke bassen gezongen geweest zijn, bijvoorbeeld door grootmeester José Van Dam. Ik heb ook geluisterd naar opnames uit begin de jaren 1900-1910 van historische figuren zoals Pol Plançon of Marcel Journet. Ik heb ooit nog gewerkt in de Mediatheek voor de Vlaamse Gemeenschap, wat mij nu toelaat om als oud-werknemer in de collectie te gaan grasduinen. Op internet ben ik op zoek gegaan naar historische Franse bassen en hun repertoire. En simultaan ben ik natuurlijk ook in muziekbibliotheken gaan rondneuzen, zien in de partituren, wat al dan niet mogelijk was. Uiteindelijk kwam ik tot een soort 'long-list' van 60 à 70 aria's die ik daarna gereduceerd heb tot een 25-tal. Maar dan moet je op zoek gaan naar de orkestpartituren, wat uiteindelijk niet zo evident bleek te zijn. Veel van die opera's zijn vroeger door kleinere Franse uitgevers (die nu vaak niet meer bestaan) uitgegeven en daarom moeilijker te vinden. Maar ik heb bij de queeste naar het orkestmateriaal uitzonderlijke assistentie gekregen van de bibliothecarissen van het Vlaams Radio Orkest. Uiteindelijk bleek dat negen aria's uit de shortlist in hun bibliotheek aanwezig waren. De aria van Ambroise Thomas hebben we in Florida besteld. Te laat hebben we echter moeten vaststellen dat er een coupure in zat en dus staat die dan ook zo op de cd. Hans Rotman, de dirigent, heeft echter ook een grote ervaring als componist van muziektheater en kon zelfs, daar waar het nodig was een klein slotarrangement improviseren.
Wat is het moeilijkste aan Franse Opera?
Zeker het doen heropleven en respecteren van de traditie. Ik heb intensief naar oervoorbeelden geluisterd zoals Plançon en Journet, en je schrikt ervan hoe nasaal ze klinken en hoeveel vibrato ze gebruiken. Ze doen het zeer uitgesproken. Internationale labels hebben jarenlang echte Franse stemmen gemeden en zijn voor de zogenaamde 'star-cultus' gegaan. Zo hoor je 'an sich' geweldige zangers als Nicolai Ghiaurov of Boris Christoff een wel erg slavische « Méphistophélès » in Gounods Faust neerzetten. Hierdoor is de Franse traditie sneller verloren gegaan. De Franse taal heeft een andere stemvoering nodig : dunner, eleganter, nasaler.
Op de cd valt het op dat het Frans zeer goed verstaanbaar is.
Dat is een opmerking waar ik erg blij mee ben. Ik heb bijzonder hard op de Franse dictie gewerkt. In België hebben we het geluk dat we erg vertrouwd zijn met het Franse medium, beslist meer dan Engelse of Slavische zangers. Opdat het Frans zou klinken moet men de muziek benaderen vanuit de taal. Om de muziek werkelijk te laten spreken moet de tekst absoluut verstaanbaar zijn. Anders zing je alleen maar mooie noten.
Hoe kwam U tot bij Hans Rotman en de Nürnberger Symphoniker?
Het was eigenlijk een puzzel die in elkaar samenviel. Hans was de eerste dirigent waarmee ik ooit gewerkt heb, ik was nog groen achter de oren. Dat was zo'n negen jaar geleden. Twee jaar terug was ik in Berlijn en hoorde hij mij opnieuw. Hij was enthousiast en stelde een nieuwe samenwerking voor. Nu is Berlijn een zeer goede uitkijkpost en Hans kent het Duitse landschap goed. De intendant van de Nürnberger Symphoniker, Lucius Hemmer, was trouwens een oude bekende van Hans maar ook van producer Ronald Dom. Lucius Hemmer had, kort na zijn aanstelling trouwens, al laten weten aan Ronald Dom dat de Nürnberger Symphoniker geïnteresseerd waren in een samenwerking.
Hoe verliep de samenwerking?
Die was werkelijk optimaal. Er zijn zelfs drie concerten in Nürnberg uit voortgekomen, waaronder een « open air » concert voor meer dan 60000 aanwezigen! En aangezien we elkaar al kenden, was de sfeer zeer relaxt.
Een Duits orkest Franse muziek laten spelen: het klinkt wel als een uitdaging. De cd is een mooi resultaat want het klinkt echt helemaal Frans.
Dat is volledig te danken aan Hans Rotman die precies wist wat hij wou. Hij kan ook op een zeer ontspannen manier met mensen werken zodat ze die dingen veranderen aan hun manier van spelen die hij anders wilt. De eerste repetitie klonk het orkest echt Duits, veel muzikanten wisten ook niet eens wie die Auber of Halévy was. Hans heeft ze in de juiste richting geduwd en in de juiste manier van interpreteren gekregen.
Hoe kwam U tot bij de Verdi-aria's?
Dat zijn aria's die wel degelijk voor de Parijse opera geschreven zijn, bij de Franse muziek horen, ook al heeft Verdi zijn muzikale taal niet aan Parijs aangepast maar wel omgekeerd. Ik wou die aria's ook gewoon zingen, ik droomde er al lang van. 'Elle ne m'aime pas' is waarschijnlijk de mooiste aria voor bas ooit gecomponeerd: ik kon de gelegenheid ze op te nemen echt niet laten liggen!
Verdi heeft een Don Carlo (in het Italiaans) en een Don Carlos (in het Frans, de eerste versie). Waar liggen de verschillen, meer bepaald bij de aria 'Elle ne m'aime pas' (Ella giammai m'amò)?
Als je al de eerste zin van de aria neemt, hoor je een verschil. Het Franse 'Elle ne m'aime pas' klinkt veel minder open dan het Italiaanse 'Ella giammai m'amò'. Dit laatste bevat de typische Italiaanse open klinkers. Nu wordt die aria gezongen door Filips II die in eenzaamheid lijdt. Volgens mij kan dat beter uitgedrukt worden in het Frans omdat de verinnerlijking juist door de Franse taal veel groter is. In het Italiaans veranderen de open klinkers het karakter van het stuk.
Hoe kijkt U terug op deze opnames?
Als een enorme verrijking, je krijgt een gigantische spiegel gepresenteerd. Als je de moed (eigenlijk ook de plicht) hebt om er ook wérkelijk in te kijken, word je genadeloos met je sterktes maar zeker ook met je zwaktes geconfronteerd. Ik ben uiteindelijk erg blij met de keuze voor het Franse repertoire omdat ik me er optimaal in heb kunnen voorstellen. Het is, denk ik, een leuke visitekaartje geworden.
Wat zijn nog de plannen voor de toekomst? Gaan we je snel terugzien/horen?
In het verder vooruitzicht heb ik plannen voor een concert en opname met Hervé Nicquet waarbij Franse Opera weer centraal zal staan. Daar ben ik nu volop mee bezig. Er zal ook vroegere Franse muziek bijkomen, zoals Grétry of Boieldieu. En bovendien zou er een symposium bij georganiseerd worden: 'Anvers envers Paris'. Hierbij zouden ook Vlaamse componisten die in Parijs succesvol waren (o.a. Albert Grisar of François Gevaert) aan bod komen. Daarnaast bereiden Christel Kessels, Katelijne Verbeke en ikzelf een stuk voor rond het leven van Lou Salomé en staan er een hoop concerten op stapel. Maar eerst is er nog 'Salomé' (R. Strauss ) in de Vlaamse opera, waarin ik een eerder bescheiden rol zing. Maar zingen in de thuisstad betekent ook tijd kunnen doorbrengen in familiekring en dat is met alle uithuizigheid ook best prettig.