Kwadratuur interview

Dat de op 19 mei 1966 in Paisley (Schotland) geboren Neil Campbell zijn verjaardag gemeenschappelijk heeft met rockers als Joey Ramone (Ramones) en Pete Townsend van The Who, lijkt op het eerste gezicht relevanter dan dat Malcolm X ook op die dag jarig is. En voor één keer mag dat eerste gezicht correct zijn. Wie bij Campbell aanklopt voor een paar lekkere uitspraken over politiek of religie kan lang blijven kloppen. Wie daarentegen over de muziek van het Vibracathedral Orchestra begint, krijgt een heel andere Campbell te horen. Bij deze band gaat het immers allemaal en alleen om de muziek.
In 2004 werd het Vibracathedral Orchestra uitgenodigd om op te treden in het kader van het befaamde All Tomorrow's Parties-festival. Twee jaar eerder had de groep – tijdens haar eerste tournee buiten het Verenigd Koninkrijk – haar geïmproviseerde set vol psychedelisch folknoise reeds laten horen op het (K-raa-k)³-festival in Hasselt. Dat het verterende groepsgeluid van – dat bij voorkeur in stukken van een kwartier of langer aangeboden wordt – ook toen niet zomaar uit de lucht kwam gevallen, wordt in een gesprek met Neil Campbell snel duidelijk. Om de wortels van de Vibracathedral Orchestra-sound op te sporen moet er namelijk heel wat jaren teruggegaan worden, meerbepaald naar de kinderjaren van Campbell.

Thomas Tallis en Albert Ayler

Voor Campbell begon het allemaal in de vroege jaren '70 met doedelzakken, The Walker Brothers en 'Mr Tambourine Man' van The Byrds. In de latere jaren van datzelfde decennium kwam de brutalere postpunk van Throbbing Gristle in zijn leven en vanaf 1981 had The Velvet Underground er een fanatieke fan bij. Op zijn voorkeur voor noise moesten zijn buren minder lang wachten, want als 7-jarige knaap perste hij Sonny & Cher's 'I Got you Babe' door een klein Dansette-radiotje. Het volume steeds luider opvoerende tot de akkoorden opgingen in gekraak, distortion en ruis. Voor eigen werk was het wachten tot Campbell 13 was. Er van overtuigd dat alle muziek geïmproviseerd was, begon hij zelf opnames te maken met een taperecorder, speelgoedinstrumenten en allerhande voorwerpen. Toen de financiële middelen het toestonden, doken dan tenslotte synthesizers en gitaren op. Door de jaren is Campbells muzikale universum alleen nog maar verder uitgebreid, met onder andere Lou Reeds 'Metal Machine Music', de krautrock van Neu!, John Cage's experimenten, de extatische freejazz van saxofonist Albert Ayler, de folkcompilatie 'Gaelic Psalms from Lewis' en 'Spem in Alium' van de renaissancecomponist Thomas Tallis. Een wel heel uiteenlopend amalgaam van stijlen en periodes, die voor Campell toch allemaal samen horen: "Voor mij heeft al die muziek wat men in Indische muziek "rapid transit" noemt: het is verheven, vrolijke, aanstekelijke muziek. Daar ben ik dus naar op zoek als ik luister." Het is dan ook geen wonder dat Campell zichzelf als een "believer" omschrijft wanneer het gaat over de magische kracht, het anti-intellectualistische, het sensuele, het verslavende en al het andere romantische in muziek, waar mensen volgens hem vandaag zo'n schrik van hebben.

Neil Campbell en Briget Hayden
Neil Campbell en Briget Hayden

Campbells brede muzikale interesse wordt binnen de context van het Vibracathedral Orchestra (VCO) verder aangevuld door de anderen bandleden, die met referenties als Neil Young, James Brown, oude bluesplaten, dub of reggae aandraven. Dat Campbell deze muzikale voorkeuren niet zo begrijpt, betekent niet dat ze uitgesloten zouden worden uit het groepsgeluid: VCO is volgens Campbell immers een democratische band. En bovendien zijn deze onderlinge verschillen niet zo verwonderlijk. "Michael Flowers muzikale achtergrond lijkt sterk op de mijne. We zijn van dezelfde generatie en ongeveer 10 jaar ouder dan de andere twee (Julian Bradley, medeoprichter van de band vetrok een jaar geleden in alle vriendschappelijkheid, KVM). Sinds onze tienerjaren hebben we in verschillende noisy rockbands gespeeld en we hebben allebei de verschrikkelijke jaren '80 overleefd. Bij VCO hebben we uiteindelijk samen onze groep gevonden. Bridget Hayden en Adam Davenport hebben ook in verschillende bands gespeeld, maar geen die geregeld optraden zoals VCO. Ze zijn dus misschien minder cynisch dan Mick en ikzelf." Het feit dat iedereen met zijn eigen achtergrond mag komen aandraven betekent echter niet dat deze ook bewust in de muziek van VCO verwerkt worden. Toch is Campbell er van overtuigd dat referenties hun weg in het geluid weten te vinden. "Neem nu Tallis en Ayler – mijn persoonlijke voorkeuren, niet die van de hele band. Bij Tallis' 'Spem in Alium' hou ik van de veelstemmige, naar de hemel opstijgende texturen en bij Ayler is het die ruwe vrolijkheid waarmee vanuit een simpele melodie omhoog geschoten wordt. Mijn voorliefde voor lang aangehouden klanken en pentatonische melodieën komen van de doedelzak, terwijl Throbbing Gristle en de vroege Einsturzende Neubauten mijn oren geopend hebben voor noise. Al deze dingen kan je terughoren bij de VCO."

Kibbelen

Campell zelf omschrijft de muziek van de band – die opgericht werd in 1997 en kan variëren van een duo tot een septet – als vertrekkend vanuit een muzikaal moeras om vervolgens naar de zon te zeilen. De keuze om improvisatorisch te werken is een bewuste: "Improvisatie is de meest natuurlijke expressie, al de rest is bijkomstig. Met VCO wordt alles geïmproviseerd, hoewel we wel merken dat we maanden lang met dezelfde stemmingen en notenreeksen in de weer zijn, zoals ik vaak op een pentatonische reeks d-e-g-f-a uitkom." Waar deze terugkerende elementen nu onvrijwillig zijn, vertrok de groep vroeger bewust van een vaag plan. Tegenwoordig is er echter van enige planning geen sprake meer. "We pluggen gewoon in, stemmen onze instrumenten en beginnen te spelen. Gesprekken op voorhand gaan meestal niet over de muziek die we gaan spelen, behalve wanneer het om praktische dingen gaat, zoals hoe we gaan stemmen en waar we de instrumenten of de versterkers gaan zetten. Door de jaren heen zijn we losser en minder georganiseerd geworden. We hebben geleerd om beter muzikale hints van elkaar op te pikken. We stellen ons dus open op, luisteren en laten de muziek ons meevoeren naar waar die heen wil." Dat ondanks dat iedereen op deze manier zijn of haar inbreng kan hebben in de muziek, staan de neuzen bij VCO niet altijd in dezelfde richting staan, hoewel dit voor Campbell geen probleem is. "Soms hebben we hoog oplopende discussies over wat we wel en wat we niet moeten spelen. Veel gebeurt dat echter niet en meestal komt het allemaal wel in orde. We hebben allemaal uiteenlopende karakters, maar wat we gemeenschappelijk hebben is het vermogen om onszelf individueel weg te cijferen ten voordele van het groepsgeluid. We kunnen dus naast het podium wel eens kibbelen, maar dan beginnen we te spelen en verdwijnen al de onenigheden. "Muziek verslindt de miserie volledig", zoals Iggy Pop bij de vroege concerten met de Stooges zei." De vrije improvisaties die Campell en het VCO zo hoog in het vaandel voeren, resulteren in lange nummers die geleidelijk aan van gedaante veranderen. Voor terugkerende refreinen of zelfs maar duidelijke geledingen – door breuken in de muziek – is er daarbij geen plaats. Een psychedelisch effect is eerder regel dan uitzondering, iets wat nog versterkt wordt door het gevarieerde instrumentarium van de groep. Met elektrische gitaar, percussie, bas, viool, orgel, blokfluit, drones en elektronica allemaal in één geluid vermengd, lijkt het wel alsof de groep aan de luisteraar ontsnapt. Alsof de klank iets onwezenlijk wordt waarbij het geheel van de verschillende geluiden meer is dan de som van de individuele delen. Terugblikkend op de ontwikkeling van het VCO ziet Campbell een duidelijke evolutie in het instrumentarium. "We gebruiken alles wat ons bevalt en wat klinkt binnen het geluid van de groep. We hebben altijd al een hele reeks verschillende instrumenten gebruikt, akoestisch en elektronisch, maar langzamerhand zijn we tot een bezetting gekomen die meer versterkt en elektronisch is dan vroeger het geval was. Daar is geen speciale reden voor, buiten het feit dat het goed aanvoelde. Trouwens, wie weet gaan we ooit nog wel eens de tegenovergestelde richting uit. Het kan misschien wat hoogdravend klinken, maar ons belangrijkste instrument is de lucht die het geluid verspreidt. Daar maken we op al onze opnames stevig gebruik van."

Mick Flower
Mick Flower

Even profaan als religieus

Hoewel Campbell alle leden van het VCO omschrijft als instrumentalisten, is virtuositeit – zeker voor hem persoonlijk – van geen enkel belang. "Ik vind het geweldig dat iemand zich helemaal kan toeleggen op het beheersen van één instrument, maar dat is niet waar wij naar op zoek zijn. Hoewel we ons niet geremd weten door de traditionele muzieknotatie of instrumentale competentie, is er een groot reservoir aan muzikaliteit in de band. Ik kan geen enkel instrument echt goed bespelen, maar de anderen zijn enorm getalenteerd musici. Hoe dan ook, we kunnen ons allemaal uitdrukken zoals we willen op instrumenten die we daarvoor nog nooit vastgehad hebben." Gelet op het verzengende geluid waarin de groep de verschillende instrumenten laat opgaan, is het weinig belang hechten aan individuele technische hoogstandjes niet zo verwonderlijk te noemen. Opmerkelijker is Campbells afwijzing van spanning en drama. Hij voelt zich daardoor meer verwant met het constante van de muziek van La Monte Young, dan met de hypnotiserende opbouw van een band als GY!BE. Ook de rituele sfeer die het VCO oproept, is voor hem geen bewuste keuze. "We doen niet speciaal moeite om ritueel te klinken, maar soms horen we wel eens van de religieuze of trancemuziek van een of andere uithoek van de wereld en dan valt het ons wel eens op dat die hetzelfde nastreven als wij. Met het VCO zijn echter even profaan als religieus, dus kunnen we dat gevoel ook krijgen van dance, noise of verheven rockmuziek." Wie na bot gevangen te hebben bij het religieus-rituele een poging waagt om bij de tracktitels van BCO's cd's iets van een persoonlijke betekenis te gaan zoeken, zal snel weer van een kale reis thuis komen. Zo zijn de verschillende tracks op de cd-r 'Hex Hostess' uit maart 2002 bijvoorbeeld louter een indicatie van wanneer en waar de nummers opgenomen werden: Hasselt (mar 2), Köln (mar 4), Poitiers (mar 6), Reims (mar 7) en Paris (mar 8). Ook wanneer de nummers wel van een echte naam verzien worden, moet het publiek er volgens Campbell vooral niet te veel achter gaan zoeken. "Titels zijn voor ons niet zo belangrijk. Ze zijn gewoon iets waarmee we ons kunnen amuseren of waarmee we een paar hints kunnen geven. De tracks krijgen hun titels trouwens pas na de opname. Soms zijn ze beschrijvend (vb. 'Japan Banjo', 'The One You Call the Ghost Train'), dan weer gaat het om een in onze ogen toepasselijke zin, zoals 'Goodnight Stars Goodnight Air' en soms om iets betekenisloos als 'Stole Some Sentimental Jewelry ' of 'Wearing Quid Frock'." Geen expliciete inhoud dus, maar wat dan met de track die de band afstond voor het compilatie 'Misplaced Pets' ten voordele van twee organisaties voor dierenwelzijn? Ook daar moeten volgens Campbell niet te veel ophef over gemaakt worden. "We kenden de labelbaas – ze bracht van ons namelijk een splitrelease met Low uit – en ze vroeg ons om een track op te nemen. Zonder met het doel van de cd rekening te houden zijn we daar op ingegaan. We hebben geen probleem met dat soort doelen hoor, maar we willen ook niet speciaal een politiek of een ethisch statement maken."

 Licht elitair

Hoewel het VCO met een 8-tal jaar geen nieuwe of beginnende band meer genoemd kan worden, is het aantal releases met 40 opvallend hoog te noemen. Al even opmerkelijk is dat dit album pas de 6de officiële cd van de groep is, naast 15 zelfgebrande cd-r's, 10 releases op vinyl, 5 splitreleases, 3 tracks op compilaties en 2 cassette-uitgaven. In tegenstelling tot bij de muziek zelf zit volgens Neil Campbell achter deze releasepolitiek wel een idee. "We spelen en nemen veel op en ik schat dat slechts 5% van wat we vastleggen publiek gemaakt wordt. Met cd-r's kunnen we een beetje meer van onze output uitbrengen. Bovendien werkt dat heel gemakkelijk, want ze zijn goedkoop om te maken en ze kunnen dus ook goedkoop verkocht worden. Die cd-r's klinken meestal wat ruwer dan onze "echte" cd's, maar dat geeft soms ook een betere indruk van hoe we echt klinken. In het begin maakten we de cd-r's in kleine oplages (40 à 50 exemplaren) om ze aan onze vrienden te geven of om ze op te sturen naar geïnteresseerden. Door geleidelijk aan meer live te kunnen spelen, kwam ook de noodzaak om iets te kunnen verkopen op de optredens. We zijn toen begonnen met honderden exemplaren van bepaalde cd-r-releases te maken. Hadden we geweten hoe populair ze zouden worden, dan hadden we ze meteen als echte cd's laten persen. Hoe dan ook, we proberen sommige releases underground en moeilijk verkrijgbaar te houden. Met het licht elitaire daarvan heb ik geen enkel probleem." In tegendeel blijkbaar, wat met zijn "eigen" band Astral Social Club heeft Campbell het plan op- en aangevat om een reeks cd-r's te maken, telkens in een oplage van slechts 100 exemplaren. Kwestie van de releases een zeker exclusiviteit te geven.

Neil Campbell en Matthew Bower
Neil Campbell en Matthew Bower

Zoals de cd-r's een duidelijke functie hebben binnen het VCP, zo passen ook de splitreleases (uitgaven waarbij twee of meerdere artiesten samen een plaat vullen, KVM) en de uitsluitend op vinyl verkrijgbare opnames voor Campbell bij de eigenheid van de muzikanten. "We zijn old school: het is bij ons thuis nog al vinyl wat de klok slaat. Vinyl voelt zoveel beter aan dan een cd en klinkt vaak ook beter. We hebben geluk dat veel mensen die kleine labels runnen en onze muziek uitbrengen, onze voorkeur voor vinyl en splitreleases delen. Persoonlijk ben ik niet speciaal voorstander van splitreleases en we slaan wel eens aanbiedingen af als we vinden dat er geen overeenkomst is met de groep die met ons een schijf wil delen. De meeste splits hebben echter goed gewerkt, maar ik denk dat ik in de toekomst liever echt zou willen samenwerken met gelijkgestemde zielen." Concrete plannen hiervoor zijn er echter volgens Campbell nog niet, al heeft de band al geregeld samengespeeld met artiesten als John Godbert en recenter Chris Corsano. "John past helemaal in VCO en deelt onze houding om eender welk instrument te gebruiken dat ter beschikking is. Dat voelt goed. Chris Corsano is vooral bekend als een fenomenale freejazz drummer, wat ons geluid dan weer een andere richting geeft." Gevraagd naar met wie hij graag persoonlijk zou samenwerken, valt bij Campbell meteen de naam van het duo Skaters uit San Francisco. Via het over een weer sturen van opnames is er al een "postsamenwerking" ontstaan tussen Campbell en de Amerikanen, maar tot een echte jam kwam het nog niet. En dat is nu iets wat hij net heel graag eens zou willen proberen. "Skaters kunnen een extatische geluid verkrijgen met heel weinig middelen: een overstuurde stem door geloopte effecten, aangevuld met elementair bespeelde snaarinstrumenten. Bij mij komt het over alsof ze van op een bepaald punt vertrekken, waar wij met VCO ooit geweest zijn om het geluid dan verder omhoog te jagen naar buitenaardse territoria."

Rock 'n' roll

Het overwicht van splitreleases, vinyluitgaven en cd-r's wordt in de discografie van het VCO alleen nog maar overtroffen door het aantal live opnames. Volgens Campbell is de reden daarvoor zuiver praktisch van aard: "We spelen livemuziek, dus nemen we die ook live, op 2-track op, zonder achteraf te mixen of iets dergelijks. Zo vinden we onze muziek nu eenmaal het best klinken." Ook overdubs zijn meestal niet aan de orde, want, zegt Campbell: "In een livesituatie maken we zoveel geluid, dat er geen meer moet bijgevoegd worden." De keuze om voor 'Tuning to the Rooster' dan plots toch gebruik te maken van heuse 24-sporen opnametechnologie is dan ook verrassend. "We besloten gewoon om het eens te proberen als experiment, samen met geluidsman Richard Formby, die helemaal mee is met het soort muziek die wij maken." Veel gebruik hebben ze van de extra mogelijkheden niet gemaakt, wat nog niet wil zeggen dat de verandering van omgeving geen invloed had op de muziek. "We namen alles live op en gebruikten alleen een overdub bij bepaalde delen, maar deze manier van werken heeft er wel toe aangezet om wat beknopter te spelen dan we gewoonlijk doen wanneer we in de beslotenheid van onze repetitieruimte improviseren. Daar beginnen we om vaak niet te stoppen voor we twee uur gespeeld hebben. Vandaar ook de stevige rockachtige klank. We spelen dit soort nummers wel meer, maar met de 24-sporen opname kwam de rock 'n' roll basis duidelijker naar voor dan bij onze opnames op twee sporen."

Meer over Neil Campbell (Vibracathedral Orchestra)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.