Kwadratuur interview

Sommige mensen kunnen hun muzikale leven niet reduceren tot één activiteit. Zo iemand is de Antwerpse componist, improvisator en elektronicamuzikant Stefan Prins die tijdens Ars Musica in verschillende gedaanten te horen is.

Toen ik jouw gecomponeerde werken omschreef als "klassieke" werken, zei je dat je "klassiek" een vreselijk woord vond. Waarom?

Het heeft een aura van stoffigheid, maar toegegeven: er is momenteel geen beter woord beschikbaar. Het probleem is dat je bij klassiek aan Mozart en Beethoven denkt, met een beetje geluk aan Prokofiev en Bartók. Terwijl de muziek van vandaag, die ze dan de hedendaagse klassieke muziek noemen, zodanig veel invloeden heeft van andere genres. Voor mijn eigen werk gaat het bijvoorbeeld om improvisatie en noise, bij andere componisten kan dat bijvoorbeeld metal of rock zijn, denk maar aan Fausto Romitelli (Italiaanse componist, KVM). Het woord klassiek is er dan wel misplaatst, het dekt niet meer de lading van wat er vandaag gebeurt in de hedendaagse muziek.

Hoe belandt een pianist en "klassiek" geschoolde componist als jij in de wereld van de geïmproviseerde muziek?

Mijn parcours is sowieso wat vreemd geweest. Toen ik acht was, ben ik begonnen met piano spelen. Dat was iets heel natuurlijks en iets wat ik heel graag deed, zonder er veel bij na te denken. Tegelijkertijd was ik, in het middelbaar, nogal gefascineerd door wetenschappen. Op een bepaald moment ben je achttien en moet je beslissen wat je gaat doen, een keuze die door heel wat factoren beïnvloed wordt. Had ik toen mijn hart gevolgd en was ik daar toen in gesteund geweest, dan was ik waarschijnlijk onmiddellijk muziek gaan studeren. Door omstandigheden heb ik dat niet gedaan en ben ik wetenschappen gaan studeren, als burgerlijk ingenieur. Aanvankelijk probeerde ik dat te combineren met piano, maar dat bleek niet echt haalbaar. Ik heb mijn ingenieursopleiding afgemaakt, maar ben altijd heel veel met muziek bezig gebleven. Tijdens mijn studies ben ik in contact gekomen met Thomas Olbrechts, de saxofonist waarmee ik nu ook in trio speel. Ik ben die tegen het lijf gelopen tijdens het Free Music Festival, toen nog in het Zuidpooltheater in Antwerpen. Net als Thomas was ik erg gefascineerd door die improvisatiemuziek en daarom stelde hij voor om samen iets te proberen. Als jonge kerel heb ik wat gecomponeerd, maar ik ben daar op een bepaald moment mee gestopt omdat ik de muziek van de grote componisten had leren kennen. Pierre Boulez vond ik bijvoorbeeld fantastisch, met stukken als 'Répons'. Ik ben ook veel gaan lezen over en van die man, zeer interessant, maar er is toch ook iets vreemd mee aan de hand. Ik heb het daar al eens over gehad met andere mensen en hoor gelijkaardige reacties: hij heeft zo'n rigide, maar ook gestructureerde en doordachte kijk op wat hij doet, dat hij mij, als toen jonge componist, niet meer de kans gaf daar nog iets naast te zetten. Ik voelde mezelf daar zo nietig bij dat ik niet meer de zin of de ambitie had om zelf te schrijven. Door improvisatie en ben ik over die verlamming heen geraakt. Nadat ik begon samen te spelen met Thomas heb ik ook Joachim Devillé leren kennen en zo ontstond een groep, toen ook nog met contrabassist Nicolas Rombouts, die later vertrok om andere muzikale horizonten op te zoeken en nu onder meer bij Dez Mona speelt. Wat mij zo boeide aan de geïmproviseerde muziek, is dat je elke klank plots bruikbaar wordt in je muzikaal verhaal. Als pianist maakte ik niet alleen gebruik van de toetsen van het instrument, maar ging ik echt een gevecht aan met de klankmaterie: klanken gemaakt in of tegen de klankkast, op de snaren enz. integreerde ik in mijn discours. Plots kom je terecht in een soort klassenloze, muzikale wereld: elke klank is evenwaardig. Zo heb ik ook als componist de stap gezet naar het werken met klank in plaats van met enkel de traditionele muzikale parameters, zoals bijvoorbeeld toonhoogte en ritme.

Stefan Prins
Stefan Prins

En je duik in de elektronica?

Vanuit het werken met klank is de stap naar het gebruik van elektronica niet zo groot geweest. Op een gegeven moment ben ik in contact gekomen met Serge Verstockt van Champ d'Action. Zij hadden net hun studio in het gebouw van deSingel en met reFLEXible organiseerden we toen ook concerten voor andere muzikanten, waarvoor we op zoek waren naar een zaaltje. We dachten dat Champ d'Action hun studio verhuurde en omdat ze toch deels gelijkaardige muzikale paden bewandelden, ben ik naar Serge Verstockt (oprichter en artistiek leider van Champ d'Action, KVM) gestapt – aanvankelijk dus enkel om zijn studio te mogen huren. We raakten aan de praat en zaten blijkbaar op dezelfde golflengte. Voor ik het wist zei Serge dat we samen eens iets moesten doen. Zo ben ik dan verzeild geraakt in een project met Champ d'Action, in het kader van De Donderdagen in deSingel en voor ik het wist werd Champ een zeer belangrijk deel van mijn leven en dat is het nog steeds. Ik ben heel gelukkig dat ik zo bij de werking van Champ betrokken word. Serge is ook iemand die zeer open is en mensen ongelooflijk kan motiveren. Hij zei me toen dat, als ik als componist vandaag de dag echt iets wilde doen in de muziek, ik dan met elektronica aan de slag moest. Ik zeg het nu iets straffer dan hij het toen formuleerde, maar het kwam daar wel op neer. Hij kende natuurlijk ook mijn achtergrond als ingenieur en ik vermoed dat hij op dat moment ook dacht dat dat dingen waren die op elkaar aansloten, terwijl ik daar tot dan toe zelf eigenlijk niet echt bij had stilgestaan. Ik kende toen ook niet veel elektronische muziek, wat door het contact met Serge en Champ d'Action totaal veranderd is. Serge heeft mij toen aangeraden eens in het conservatorium van Den Haag te gaan kijken, naar de afdeling sonologie: studies die hij ook gedaan had, maar dan nog in Utrecht. Toen ik mijn tweede jaar op het conservatorium in Antwerpen deed, ben ik naar een opendeurdag in Den Haag geweest en het jaar nadien ben ik aan die afdeling gaan studeren, parallel met mijn studies aan het conservatorium. Daarna is het snel gegaan en ben ik met elektronica beginnen experimenteren. Zo zijn de puzzelstukjes in elkaar beginnen vallen en ben ik elektronica gaan gebruiken voor improvisaties en in composities.

Op 'Realgar' valt op dat jullie eerder spelen met timbre dan met melodie en harmonie. Is dat bewust gedaan?

Zeker, maar dan wel bewust in die zin dat het iets is dat door de jaren heen tijdens ons samenspelen uitgekristalliseerd werd, waar we alle drie het meest door gefascineerd zijn of waar we op dit moment rond werken. Het is dus niet zo dat we afgesproken hebben om een tijdje alleen dat maar te doen. Ik denk dat dat ook samenhangt met het zoeken naar een eigen taal en niet een Peter Brötzmann (Duitse freejazzsaxofonist, KVM) bis te worden. In die zin is het dan ook weer wel bewust.

Welk materiaal gebruik je voor het live inbrengen van elektronica?

Ik maak gebruik van Max/MSP, een programma dat binnen de elektronica heel veel gebruikt wordt en dat ontwikkeld werd aan het Ircam (Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique in Parijs, KVM). Msp, staat voor music signal processing, je kan die software het best vergelijken met een bouwdoos met een heleboel steentjes. De basismodules zijn zodanig flexiebel dat je er de meest waanzinnige constructies mee kan bouwen. Je kan er muziek live mee manipuleren. Dat is wat ik doe met reFLEXible. Ik heb met die bouwdoos zelf een "instrument" gemaakt, waarmee ik de klank van de trompet en de sax live kan opnemen en meteen weer manipuleren. Ik heb hiervoor een interface gecreëerd waarmee ik real-time en redelijk intuïtief die klanken kan omvormen, bijna alsof de computer een instrument wordt. De laptop doet eigenlijk het reken- en denkwerk en ik stuur die aan met een soort knoppen- en draaibak.

Op 'Realgar' valt op dat jullie met reFLEXible vaak gebruik maken van een zachte dynamiek.

Dat is een resultaat van ons zoekproces geweest, want aanvankelijk – we spelen al meer dan tien jaar samen – speelden we meer in de richting van de "freejazz": energieke, luide, wilde, virtuoze toestanden, met veel echte noten – ik speelde toen piano. Door mijn connectie met de gecomponeerde muziek en samenwerkingen met andere improvisatiemusici, zoals bijvoorbeeld de shkuhachi-speler Horacio Curti, ging ik me ook bezighouden met zoeken naar stiltes en subtiliteiten. Ook Thomas en Joachim zijn heel geïnteresseerde en zoekende muzikanten, we zijn constant op zoek naar een eigen taal. Daarvoor ga je kijken naar wat anderen doen en hoe je je daar zelf bij voelt. Zo kom je uiteindelijk tot iets dat je eigen taal wordt en ik denk dat wij met reFLEXible wel gevonden hebben, onder andere in die subtiliteit. Nu is de cd daar wel iets radicaler in dan wat wij op concerten doen. We zijn veel bezig geweest met stilte en hoe je met weinig elementen interessante dingen kan doen, maar op een bepaald moment is dat ook weer iets dat je je eigen hebt gemaakt en dan ga je weer op zoek naar iets anders, iets dat je daar tegenover kan plaatsen. Ik denk dat we nu die elementen weer kaderen in meer energetische muziek, we doen de twee, want het ene hoeft het andere niet uit te sluiten. Bovendien heb je soms, zeker in live situaties, gewoon nood aan energie, als uitvoerder en als publiek. Dat maakt het ook interessant.

reFLEXible
reFLEXible

Hebben jullie een vooropgezet plan wanneer jullie beginnen improviseren?

Meestal niet, maar soms leggen we een paar punten vast: we kunnen bijvoorbeeld op voorhand afspreken om met de trompet alleen te beginnen, daarna de sax erbij te laten komen en dan de electronics dit duo te laten destabiliseren. Om maar iets te zeggen. Maar negen van de tien keer spreken we niets af. Of gooien we de eerder gemaakte afspraken al na een paar minuten spelen weer overhoop. Dat is het fijne aan impro – je moet elkaar constant uitdagen, uit balans brengen, vergezellen, versterken, tegenwerken, ...

Jullie vorige cd's verschenen in eigen beheer, maar 'Realgar' kwam uit bij het Italiaanse label Amirani Records.

Dat is een beetje een samenloop van omstandigheden geweest, waarbij John Rottiers van Radio Centraal – een fantastische man van inmiddels de zeventig voorbij en de free improv goeroe van half Vlaanderen – een belangrijke rol heeft gespeeld. John draait al eeuwen mee in die wereld en ik denk dat hij één van de eersten was om albums met Fred van Hove (Belgische pianist en icoon van de vrije improvisatie, KVM) te maken. Naast zijn fascinatie voor de old-school improvisatoren – excusez-le-mot, hier hangt uiteraard geen waardeoordeel aan vast, iemand als Fred Van Hove is en blijft een fantastische muzikant – is hij ook heel erg geïnteresseerd in wat jonge mensen doen. Hij heeft zowat heel ons parcours meegemaakt, vanaf de concerten op Free Music tot nu. De opnames van 'Realgar' zijn min of meer een weerspiegeling van een concert dat we speelden in Q-O2 in september 2008. We waren erg tevreden van de opname en wilden na de albums in eigen beheer wel eens een "echte" cd uitbrengen waarmee we naar buiten konden stappen en zeggen: '"Kijk, dit zijn wij." We zijn toen met John aan de praat geraakt, hebben hem gevraagd eens naar onze opname te luisteren en hebben gepolst of hij geïnteresseerd was om de cd uit te brengen. Hij was onmiddellijk heel enthousiast. Toen Gianni Mimmo, de eigenaar van Amirani, ook een geweldige kerel, bij John op bezoek was – John kent ook de halve italiaanse impro-scène – heeft hij hem onze cd laten horen. Gianni vond onmiddellijk dat hij de cd moest uitbrengen en een jaar later was die er, dankzij de financiering van John – het album is dus ook zijn kindje.

Op Ars Musica gaan jullie met reFLEXIble ook in kwintetbezetting te horen zijn.

We twee delen spelen: één in trio en een tweede deel als kwintet met Matthias Koole op elektrische gitaar en Ann Eysermans op contrabas. Met het trio wilden we ons zeker voorstellen, zodat we konden laten zien waar we stonden na 10 jaar samenwerken, maar tegelijkertijd is het ook gevaarlijk om altijd op dezelfde manier, in dezelfde configuratie op een podium te staan, zeker bij geïmproviseerde muziek. Soms is het belangrijk dat je even uit je evenwicht gehaald wordt en dat je andere elementen krijgt waardoor je anders muziek gaat maken. Met Matthias en Ann hebben wij al regelmatig gespeeld en ik ken hen ook uit de context van de hedendaagse muziek. Het zijn twee fantastische muzikanten en bovendien verandert door toevoeging van twee snaarinstrumenten de klankbalans en het muzikaal perspectief heel ingrijpend.

Naast reFLEXible maak je ook deel uit van het Nadar Ensemble.

Dat ensemble is genoemd naar de Fransman Gaspard-Félix Tournachon, de uitvinder van onder meer de nadarhekkens. Uiteraard gaat het ons niet om die hekkens, maar wel om het feit dat Turnachon heel actief geweest is op heel uiteenlopende gebieden. Hij was een van de eersten die zich ernstig met luchtfotografie bezig hield, maar organiseerde net zo goed bij hem thuis salons waarop hij dan artiesten van allerlei slag uitnodigde: muzikanten, schrijvers, schilders ... Dat is eigenlijk de reden waarom het ensemble naar Nadar is vernoemd: dat idee van multimedialiteit, kruisbestuivingen draagt Nadar heel erg in het hart.

Is het ensemble ontstaan om eigen werk gespeeld te krijgen of als medium gewoon te kunnen spelen?

Laat mij beginnen met te zeggen dat Nadar eigenlijk bestond voor ik er bij kwam: Daan Janssens, Katrien Gaelens en Pieter Matthyssens zijn er mee gestart en hebben mij op een bepaald moment gevraagd of ik er bij wilde komen. Ik denk dat Nadar aanvankelijk slechts gedeeltelijk opgericht was om muziek van Daan uit te voeren (hij is namelijk ook componist), maar ook om dat te plaatsen naast muziek van andere jonge, Belgische componisten. Nu proberen we het open te trekken en er ook interessante internationale jonge componisten bij te programmeren. In de jonge Deense componist Simon Steen-Andersen, van wie we op Ars Musica ook een werk zullen brengen, hebben we zo iemand gevonden. Het heeft geen zin om een tweede Champ d'Action, Specra of Ictus te worden. In die zin probeert Nadar een eigen traject af te leggen. En daarin is ook het zoeken naar een multidisciplinaire aanpak belangrijk.

Zie je jezelf ooit optreden als een solo laptopartiest?

Ja hoor, maar ik heb het vooralsnog niet en plein public gedaan. In zeker zin zal ik dat voor het eerst doen op Ars Musica, wanneer ik na het Nadar concert in het Ars Musica Café live remixes maak van de 'Huit Etudes Paraboliques' van Pousseur. Wel ontstond er enkele maanden geleden op een zeer spontane manier een laptop-duo met Richard Barrett. Dat was een zeer opwindende samenwerking, die voor mij veel heeft veranderd en die zodanig was meegevallen dat we allebei wilden verder gaan met dit duo. We hebben al wat opnames gemaakt, maar in duo hebben we alsnog geen concert gegeven. Normaal gezien gingen we dat doen in Leuven, tijdens het NewNoise Festival, het improvisatiefestival van De Nieuwe Reeks, maar die organisatie heeft niet de subsidies gekregen die ze gevraagd had. Het gevolg is dat het festival gehalveerd is qua tijdsduur, en een deel van de concerten geannuleerd zijn moeten worden. Dat is een heel triest verhaal, want de organisatoren van De Nieuwe Reeks hebben al jaren een ongelooflijke inzet voor en een heel interessante kijk op hedendaagse muziek. Ze namen met hun organisatie een heel belangrijke plaats in in het Vlaamse hedendaagse muzieklandschap, maar de commissie die over de projectsubsidies gaat zag dat blijkbaar anders. Het ziet er nu naar uit de De Nieuwe Reeks het niet lang meer zal uitzingen. Heel erg.

Wanneer elektronica gebruikt wordt in de traditie van de "klassieke" muziek, valt op dat die vaak niet dezelfde klankgevoeligheid heeft als die van de noise of de elekronica uit andere genres.

Absoluut. Ik vermoed dat een van de redenen hiervoor is dat veel "klassieke" componisten die ook met elektronica aan de slag gaan, daar zelf niet zo veel hands-on ervaring mee hebben. Vaak komt men dan uit bij die typische live-electronics klank, die we al honderd keer gehoord hebben, omdat er ook niet genoeg aandacht, tijd en energie naar is gegaan. Of omdat het dan eigenlijk niet over de live-electronics gaat maar over instrumentale muziek met een elektronisch sausje erover. Voor mij is live-electronics niet alleen interessant omwille van de nieuwe klankmogelijkheden, maar ook (en misschien zelfs nog meer) omwille van de nieuwe communicatiemogelijkheden – tussen musicus-partituur-componist-publiek-ruimte – die door dit nieuwe medium gegenereerd worden. The medium is the message, wist Marshall McLuhan al. Ik vind het echt van essentieel belang dat een componist die live-electronics gebruikt in zijn werk, ook vanuit dat standpunt weet waarom hij/zij dat doet. Maar het gebeurt nog steeds hoor, dat bekende componisten die weinig of geen ervaring hebben met live-electronics door grote huizen als bijvoorbeeld het IRCAM of de Strobel Stiftung gevraagd worden om een nieuwe compositie te schrijven waarin ze live-electronics dienen te integreren. In veel gevallen fungeren die huizen dan als de technische realisatoren van de ideeën van de componist, zonder dat die laatste veel weet heeft van de praktische realisatie ervan. In dat geval is het natuurlijk moeilijk om relevante en beklijvende live-electronics-toepassingen te ontwikkelen. Ik ben ervan overtuigd dat je pas goed voor een instrument kunt schrijven als je het goed kent. En dat is net hetzelfde voor live-electronics. Voor de musici uit de noise of de pure elektronica waar je naar refereert, is de laptop hét instrument waarmee ze werken, en dus ook het instrument dat ze van binnen en vanbuiten kennen, waar ze dagelijks aan zitten te werken en mee zitten te experimenteren. Dan is het ook evident dat zij een grotere klankgevoeligheid hebben of interessantere elektronische muziek maken.

Nadar
Nadar

Het valt op dat sommige muzikanten nog weinig tijd vinden om te luisteren naar wat anderen uitrichten. Hoe zit dat bij jou?

Ik probeer het wel te doen, want het boeit mij uiteraard enorm om te weten waar anderen mee bezig zijn en hoe ik mijzelf daartegenover plaats. Nadar wil ook werken van andere jonge componisten uitvoeren die we interessant vinden en dan is het belangrijk om te weten wat er gebeurt in de muziekwereld, maar voor mezelf als componist/musicus is het ook echt van essentieel belang. Waar ik veel naar luister is improvisatie- en elektronische muziek – van heel uiteenlopende aard. Je zou het misschien niet meteen verwachten, maar momenteel luister ik vaak naar Evan Parker: (saxofonist, KVM) woeste freejazz. Zijn muziek is een brok energie, een echte stroomstoot. Of Peter Evans, een trompettist die een prachtige soloplaat ('More is More') heeft gemaakt op het label van Evan Parker. Ook dat is energie van voor naar achter. Richard Barrett vind ik ook interessant als improvisator, omdat in zijn manier van omgaan met improvisatie een heel grote vrijheid schuilgaat. Dat klinkt misschien vreemd, maar je merkt heel vaak in het improvisatie-milieu dat sommige zaken, afhankelijk van de context natuurlijk, echt not done zijn. Bij Barrett heb ik dat gevoel nog nooit gehad. Bovendien ontwijkt Richard ook zeer behendig de valstrikken van de verwachtingen. Hij heeft ook een aantal interessante, grotere impro-ensembles, zoals fORCH, een improvisatieoctet met muzikanten van allerlei slag, van elektronische musici tot een harpist. Als ik er nu zo over nadenk, ben ik momenteel blijkbaar het meest gefascineerd door zeer energetische muziek, muziek waarbij stilte nu net niet zo belangrijk is.

Op je website staat te lezen dat het je bedoeling is om bestaande structuren en denkwijzen in vraag te stellen. Dit impliceert dat je die structuren moet kennen. Waar haal jij je informatie daarvoor?

Ik denk dat je als kunstenaar sowieso je antennes zo veel mogelijk moet uitsteken en de verplichting hebt om je leefwereld te observeren, analyseren, trachten te doorgronden, en daar dan als kunstenaar iets mee te doen – commentaar op geven, in vraag stellen, impulsen geven, ... Het zou pretentieus zijn om te zeggen dat ik die structuren ken, maar ik probeer ze wel in de mate van het mogelijke te begrijpen en daarvoor is alle informatie relevant. Dat gaat van harde informatie tot kunst; kranten, boeken, films, theaterstukken, dans, performances, installaties, internet maar net zo goed een gesprek met de caissière van de GB leren mij iets over de wereld en mijn plaats daarin. Ik ben sowieso erg gefascineerd door techniek, en probeer via cultuur- en techniekfilosofie een link te maken tussen mijn muziek en de maatschappij. Of dat lukt is natuurlijk iets anders. Maar ook door zelf muziek te maken en te spelen, leer ik veel over de wereld van vandaag. Zo is voor mij de confrontatie met elektronica in de muziek heel belangrijk geweest, omdat net die mij heeft doen beseffen hoe fysiek het werken met analoge instrumenten is. Het is totaal iets anders wanneer je viool speelt dan wanneer je met een laptop werkt, ook al heb je daar een ingewikkelde interface aan verbonden waarmee je gestiek kunt vertalen naar muzikale parameters. Bij het viool spelen heeft elke spierbeweging die je maakt invloed op de resulterende klank. Bij digitale media is dat nog altijd niet het geval en dat is voor mij als componist een interessant onderwerp. Het weerspiegelt ook de maatschappij: je hebt technologie die heel sterk ingrijpt in ons leven, maar die ook op een andere manier met dat leven omgaat. Het stuk dat ik op Ars Musica met Nadar ga uitvoeren, 'Fremdkörper', heb ik rond dat idee gemaakt. Daarin wilde ik de confrontatie opzoeken van de "echte" bespeelde instrument met de elektronische vervorming ervan, die zodanig "instrumentaal" klinkt, dat het bij wijlen onmogelijk is om te achterhalen hoe nu de klank geproduceerd wordt: door de computer of door de musicus. Op die manier wilde ik de relatie tussen wat je ziet en wat je hoort problematiseren – tussen realiteit en virtualiteit – en een gevoel van vervreemding opwekken.

In 1990, je was toen elf jaar, heb je je eerste pianostukken gecomponeerd. Hoe klonken die?

Tja, hoe gaat dat ... Ik was pianist, speelde heel graag piano en om de één of andere reden – waarschijnlijk vanuit een interne drang – wilde ik zelf iets maken. Op die leeftijd doe je dat zonder nadenken, zoals je een tekening maakt die je aan je ouders laat zien. Je zit achter de piano, probeert wat uit en schrijft dat op. Uiteraard zaten er heel traditionele melodieën in, maar ik denk ook wel wat clusters. Niet zo verwonderlijk, want ik speelde en hoorde toen heel graag Prokofiev.

Tien jaar later schrijf je een strijkkwartet waarmee je een prijs wint, maar dat je later toch terugtrekt.

Dat was het eerste stuk dat ik schreef nadat ik heel lang niet meer had gecomponeerd. Ik was toen al bezig met improvisatie en voelde een interne noodzaak om terug te beginnen schrijven. Toen ik wist van die compositiewedstrijd dacht ik: dit is het moment. Ik ben toen wat beginnen "knutselen", maar als ik dat nu beluister, klinkt dat toch iets te naïef. Het is niet de muziek waarmee ik me vandaag wil associëren, maar toen ik het schreef, heeft dat stuk voor mij uiteraard wel zijn waarde en betekenis gehad.

Je bent opvallend genoeg een student van Luc Van Hove, een componist die eerder in de romantische traditie schrijft en daarmee op een heel andere lijn lijkt te zitten dan jij zelf.

Toch heb ik heel veel te danken Luc. Via mijn ingenieursstudies en mijn bezigheden met improvisatie had ik, op een redelijk vage manier, al een beeld van wat ik als componist wilde doen toen ik in het conservatorium kwam. In plaats van mij in een bepaalde richting te proberen duwen – wat een heel foute reactie zou zijn – heeft Luc mij altijd heel erg vrij gelaten en gestimuleerd in dat persoonlijke traject. Een van de dingen die hij doet tijdens een les is me vragen stellen over mijn werk, soms concrete vragen over muzikaal materiaal, maar vaker nog ging het over extra-muzikale kwesties. Hij stelde die vragen, vermoed ik, niet alleen om mezelf te verplichten te verantwoorden wat ik doe en waarom, maar ook uit eigen interesse: om zelf te begrijpen waar ik mee bezig ben. Het is zijn wereld niet, maar hij staat er wel voor open. En voor mij is het interessant om zijn vragen te horen, omdat hij die stelt vanuit zijn context. Vaak gaat het dan om zaken waar ik niet aan denk of waar ik geen aandacht aan had besteed en door zijn vraag moet ik er dan wel over nadenken. Omdat hij zo'n andere muziek maakt, verplicht hij me om mijn eigen positie scherp te stellen. Hij is bovendien iemand die mij altijd erg aangemoedigd heeft en ik heb me altijd heel erg gesteund gevoeld door hem. Als ik twee mensen zou moeten noemen die echt belangrijk zijn geweest voor het artistiek traject dat ik tot nu heb afgelegd, dan zijn dat Luc en Serge (Verstockt) – elk op hun eigen manier.

Meer over Stefan Prins (reFLEXible)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.