Kwadratuur interview

Altviolist Oene van Geel heeft het druk. Als winnaar van de Boy Edgar Prijs is zijn agenda meer dan goed gevuld en ook ‘We Suck Young Blood’, de recentste cd van ZAPP4 waarop het strijkkwartet de muziek van Radiohead onder handen neemt, levert heel wat werk op. Bovendien staat de groep binnenkort op November Music, samen met elektronicamuzikant Jan Bang en staan er voor van Geel nog heel wat andere projecten op stapel.

ZAPP4 is geen doordeweeks strijkkwartet, als zoiets al zou bestaan. De combinatie van gecomponeerde muziek en improvisatie maakt van het viertal Emile Visser (cello), altviolist van Geel en violisten Jeffrey Bruinsma en Jasper le Clercq een buitenbeentje in de jazz en daarbuiten.

De wortels van ZAPP4 gaan terug tot in het laatste decennium van de vorige eeuw. In 1997 kreeg de groep vaste vorm als het Zapp String Quartet en een jaar later zou de groep, toen nog met violist Friedmar Hitzer, in een plooi vallen die meer dan tien jaar zou standhouden. Aan die periode kwam een einde in 2007 toen Hitzer de groep verliet en zijn plaats ingenomen werd door Jeffrey Bruinsma.

Ondertussen staat de cd-teller van het ensemble op zes met ‘Dextro’ (2001), ‘Chamber Grooves’ (2003), ‘Passagio’ (2005), ‘Peculiar’ (2008), ‘Radiohunter’ (2010) en het in 2012 verschenen album ‘We Suck Young Blood’ waarop de groep nummers van Radiohead covert. Al is coveren bij de aanpak van ZAPP4 niet het gelukkigste woord.

Biografieën van violisten beginnen niet zelden met te verwijzen naar hoe jong de muzikant in kwestie met viool begon. Is dat bij jou ook zo?

Eigenlijk niet, nee, want ik ben als zevenjarige met viool begonnen, maar pas op m’n zeventiende ben ik het echte serieus gaan nemen, onder invloed van mijn toenmalige jazzleraar Arjen de Graaf. Toen ben ik gaan beseffen dat het voor mij meer kon zijn. Daarvoor dacht ik er aan om arts of psycholoog te worden. Muziek interesseerde me wel, maar ik ging er vanuit dat violist worden niet tot mijn mogelijkheden behoorde. Plots bleek dat gelukkig wel te kunnen.

Tegen het einde van mijn conservatoriumtijd ben ik dan ook altviool beginnen spelen, omdat die plaats vrij kwam binnen de voorloper van ZAPP4. Ik ben dan nog een hele tijd blijven dubbelen op viool en altviool, maar de laatste vijf jaren beperk ik me tot de altviool.

Speel je eigenlijk klassiek? Of heb je bepaalde favoriete componisten?

Ik speel geen klassiek, maar ik luister er wel veel naar. Ik heb ook heel wat favoriete componisten, maar als ik er drie zou moeten kiezen, dan zouden dat Bartók, Messiaen en Prokofiev zijn. Alle drie hebben die, zij het elk op hun eigen manier, een heel mooie combinatie gevonden van structuur, de onderliggende logica en het diepgewortelde onderbuikgevoel. Tegelijkertijd kunnen ze ook het hemelse en het zwevende raken.

Dat zwevende en hemelse is nochtans niet aanwezig in jouw eigen composities.

Dat klopt. Ik vind het heel interessant om allerlei dingen te beluisteren, wat niet per definitie in mijn eigen muziek terugkomt, maar misschien gebeurt dat later nog wel eens.

Op de cd ‘Chamber Grooves’ staat een stuk ‘Bela en Ig’. Het lijkt niet moeilijk om te raden dat dat over Bartok en Ig Henneman gaat. Hoe ben je in het kwartet van deze laatste beland en wat heb je daar geleerd?

Ik denk dat ze mij gevraagd heeft omdat er iemand in haar groep stopte. In haar kwartet heb ik in elk geval muzikaal anders leren denken. Waar ik zelf eerder melodisch, ritmisch en harmonisch werk, ging het bij haar meer om de klank.

Nu heb je een “eigen” strijkkwartet: ZAPP4 dat vroeger onder de naam Popstrijkers optrad. Eerlijk gezegd geeft die naam mij een wat ongemakkelijk gevoel.

Dat was halverwege mijn conservatoriumtijd. We speelden toen vooral recepties en op een gegeven moment dacht ik dat wat we deden eigenlijk toch wel te breekbaar en te leuk was om het alleen maar te doen met een hoop geklets er doorheen. Daarom hebben we dat pad verlaten en zijn we onze eigen plan gaan trekken.

Foto: Andreas Terlaak
Foto: Andreas Terlaak
Dat het je een slecht gevoel geeft, kan ik begrijpen. Het is ook niet iets wat ik zelf verzonnen heb, de club heette zo al voor ik er bij kwam. We speelden toen meer covers van bijvoorbeeld Prince en The Police: best wel goeie popsongs, maar helemaal niet zo interessant om in die context te brengen. Nu zouden we dat dan ook helemaal niet meer zo doen.

Elke muzikant van ZAPP4 componeert ook voor de groep. Hoe belangrijk is dat?

Heel belangrijk, zeker ook omdat we elkaar al zo lang kennen. We hebben allemaal trouwens best een andere handtekening in de muziek die we schrijven, dus vullen we elkaar goed aan. Bovendien is er voor strijkkwartet weinig gecomponeerde muziek die ruimte laat voor improvisatie. Vandaar dat we het zelf moeten doen, maar we doen het natuurlijk ook wel graag. De andere mogelijkheid is dat mensen voor ons muziek schrijven.

Het lijkt niet evident om componisten te vinden die kunnen schrijven en daarenboven weten hoe ze improvisatie moeten toelaten. Heb je nooit problemen gehad met die stukken?

Eigenlijk niet, want vaak hebben we mensen gevraagd als Guus Janssen en Arend Niks, die ook wel al vaker voor strijkers geschreven hebben, zeker in het geval van Guus Janssen, en die ook ons dan nog goed kennen. Dan komt het wel goed. Wat we wel  tegenkwamen, dat waren enorme gecomponeerde stukken, waar geen enkele noot improvisatie voorzien was. Opvallend genoeg kwamen die ook van mensen die toen nochtans in de jazztraditie stonden. Sindsdien vragen we steeds om improvisatieruimte in te bouwen, want het verbinden van het geschrevenen en het geïmproviseerde of het contrast tussen die twee, dat is voor ons de grote uitdaging.

Binnen zo’n spelconcept lijkt een bezettingswissel als die van 2009, toen violist Jeffrey  Bruinsma in de plaats kwam van Friedmar Hitzer, een heel drastische verandering.

Absoluut, dat had een grote impact, maar dat heeft elke verandering in zo’n bezetting, omdat je echt met z’n vieren muziek maakt. Nu is Jeffrey voor mij een hele goeie, virtuoze solist, dus is het heel leuk om hem in onze gelederen te hebben. Ik denk trouwens ook dat Jeffrey’s spel ons naar een hoger plan getild heeft. Bovendien kwam er met zijn composities ook weer een heel andere input, waar Friedmar eigenlijk geen stukken schreef. Het is gewoon heel fijn om iemand niet alleen te hebben als uitvoerder, maar ook als componist. Dat kleurt het kwartet.

Wie jullie cd’s beluistert, hoort een groep die duidelijk evolueert. Op ‘Chamber Grooves’ en ‘Passagio’ klinkt de groep nog als een kwartet dat publiek wil winnen door een zeker virtuositeit en herkenbare idiomen, terwijl vanaf ‘Peculiar’ de duidelijkste referenties losgelaten worden: geen tango, wereldmuziek of klassiek meer, maar een gelaagder geluid met een avontuurlijker samenspel. Is er iets gebeurd in de aanloop naar ‘Peculiar’?

Toch waren we in het begin niet bezig met virtuositeit hoor. ‘Chamber Grooves’ was allemaal mijn muziek en daar was ik op zoek naar verschillende invalshoeken en dingen die me boeiden, al had een en ander natuurlijk ook te maken met het feit dat Jozef Dumoulin en David Kweksilber meespeelden. Ik vroeg me in de eerste plaats af wat nou spannende muziek zou zijn voor zo’n bezetting en zo ben ik bij de collageachtige stukken uitgekomen. Als je die cd echter vergelijkt met latere albums, dan is het inderdaad wel zo dat die laatste meer een geheel vormen.

Wat je zegt over ‘Peculiar’, daar heb ik eigenlijk nog niet over nagedacht. Voor mij is het verschil trouwens nog wat groter wanneer je naar ‘Radiohunter’ kijkt. Daar zijn we nog meer in lagen aan het werken. Wel is het zo dat we op ‘Peculiar’ stukken van enkele Amerikaanse componisten speelden, zoals Mike Keneally en Brent Fischer en dat was, als ik er nu aan denk, wel een interessant repertoire om onze tanden in te zetten. Die muziek was trouwens ook speciaal voor ons geschreven. Alleen het pizzicatostuk van Mark Feldman bestond al eerder.

‘Radiohunter’ gaat inderdaad nog een stap verder, alsof jullie nu een eigen traditie ontwikkeld hebben. Wat daarbij wel opvalt, is dat jouw muziek polyfoner is dan die van je collega’s.

Misschien dat ik inderdaad meer in stemvoering denk, al hangt dat natuurlijk ook af van stuk tot stuk. Het klopt echter wel dat ik nogal van complementair denken hou, terwijl Jasper iemand is die op een andere, meer fantasievolle manier werkt. Ik hou zelf bijvoorbeeld heel veel van zijn stuk ‘BMW’ wat een heel dwarse en recalcitrante compositie is en bovendien totaal anders dan ik het zelf zou schrijven.

Je sprak daarnet van Dumoulin en Kweksilber als de gasten op ‘Chamber Grooves’. Wat opvalt is dat jullie de laatste cd’s bijna geen gasten meer hebben. Is dat een bewuste keuze?

Foto: Ben Deiman
Foto: Ben Deiman
Eigenlijk hebben we het afgelopen jaren net wel projecten met allerlei gasten gedaan, maar het klopt tegelijkertijd ook dat de ons zijn gaan afvragen waar we mee naar buiten wilden komen, waar we een punt mee wilden maken. We vonden dat we dat in de eerste plaats moesten doen met z’n vieren, dus in die zin is het wel degelijk een bewuste keuze.

Als je nu, zonder beperkingen drie gasten voor ZAPP4 zou mogen kiezen, wie zouden dat dan worden?

Persoonlijk en in combinatie met ZAPP4 denk ik dan aan de pianist Craig Taborn die ik afgelopen lente aan het werk zag in het Bimhuis. Dat vond ik een optreden van een ongelofelijk niveau. Met hem werken, dat zou echt fantastisch zijn. Voorts denk ik aan iemand als Hermeto Pascoal, die inspireert me al heel lang, maar zijn muziek is wel heel anders dan die van Taborn. Laatst liet Jeffrey me tenslotte muziek horen van Tigran (Hamasyan, pianist, KVM) en daar viel ik ook stijl van achterover.

Je hebt ooit eens gezegd te willen samenwerken met de bandolimvirtuoos Hamilton de Holanda. Nochtans verschilt zijn muziek erg van die van jou.

Hamilton de Holanda is inderdaad ook zo’n geweldige muzikant. Voor mij is hij gewoon heel erg sterk in wat hij doet: zijn muziek spreekt, is virtuoos, vloeit en klinkt duidelijk. Eigenlijk is het heel moeilijk te omschrijven, maar hoewel hij heel anders speelt dan pakweg Craig Taborn, laten ze allebei een grote klasse horen. Hoewel dat misschien wat vaag klinkt?

Jullie staan steevast zelf als producer van jullie releases vermeld. Hebben jullie er ooit aan gedacht om met een speciale producer te werken?

We hebben inderdaad niet echt een externe producer, maar ik zou onze technicus Chris Weeda wel als zodanig durven zien. Het is immers niet zo dat hij gewoon de microfoons opstelt -wat hij overigens heel goed doet- en ons dus eigenlijk toch maar alleen opneemt. Tijdens de opnames staan we immers veel met hem in contact en hij is een hele fijne smaaktester die we ook artistieke vragen durven stellen.

De stukken die jullie componeren, worden die als afgewerkte producten aan de andere groepsleden aangeboden?

Dat verschilt van persoon tot persoon en van stuk tot stuk. Ik heb de neiging om het geschreven materiaal gepolijst en precies voor te stellen, hoewel we er daarna nog van alles mee kunnen doen en het binnenstebuiten kunnen keren. Jeffrey zal veel meer met tekst uitleggen wat hij wil en zo gaan zoeken naar een bepaalde klankkleur.

In hoeverre kunnen composities evolueren op het podium?

Ook dat verschilt van stuk tot stuk. We houden wel van repertoire dat als compositie kort, bondig en helder is, maar niet te veel materiaal bevat, want het moet wel in het moment geboetseerd kunnen worden. Dan blijft het ook voor ons verrassen, want eigenlijk weet je in dat geval niet welk parcours je met dit stuk zal afleggen. In het Radiohead-project ging het echter allemaal wat anders, daar hebben we de stukken veel meer vastgelegd.

Over dat Radiohead-project: is het niet gevaarlijk om muziek van een band te spelen die je bewondert?

Best wel, maar het is ook wel uitdagend en daar moet het beginnen. We wilden eigenlijk graag muziek van een andere band aanpakken om te zien hoe ver we daarmee konden komen en dan moet je uitgaan van een bepaalde fascinatie die je voor die groep hebt. Concreet zijn we in eerste instantie heel zorgvuldig gaan luisteren welke stukken we wel of niet vonden passen, wat ons meerdere rondjes van stevig overleg gekost heeft, maar we hebben het met plezier gedaan.

ZAPP4 (foto: Merlijn Doomernik))
ZAPP4 (foto: Merlijn Doomernik))
Ik denk bovendien dat we de stukken genoeg naar ons toe hebben getrokken. Het is niet zo geworden dat het lijkt alsof we die muziek te heilig vonden en dat we er daarom niets mee durfden doen. Daarvoor zijn we dwars genoeg geweest. Toch zou ik zo’n project niet durven opzetten met bijvoorbeeld de muziek van Bach. Dat zou gevaarlijk worden, net omdat ik er niet zoveel aan zou durven veranderen.

Weten de muzikanten van Radiohead van de cd?

Ze weten het, want Thom Yorke heeft de cd aangeboden gekregen toen ze met de groep in Nederland speelden. Ze schijnen hem daar op een afterparty gedraaid te hebben, dus in ieder geval hebben ze de muziek ooit wel eens, met een glas in de hand, langs horen komen. Een reactie hebben echter we nooit gehad. Daar hadden we met zo’n band ook niet op gerekend en daar hebben we het tenslotte ook niet voor gedaan. Mocht Thom Yorke nu laten weten dat hij het maar niks vindt, dan zou ik dat jammer vinden, maar het zou natuurlijk wel zijn goed recht blijven.

Gelet op jullie lijst met optredens lijkt die cd wel deuren te openen in het buitenland.

Absoluut, in die zin kunnen we zeker meeliften op wat Radiohead doet. Zo’n naam doet wonderen. Nu ja, wonderen, er komen mogelijkheden die anders niet aan de orde geweest zouden zijn. Wanneer we met ZAPP4 in het buitenland spelen en ze kennen ons niet, dan zullen ze minder snel komen wanneer je eigen werk speelt, dan wanneer je materiaal van Radiohead brengt. Toch hoop ik dat mensen ook zullen horen dat we de moeite gedaan hebben om de songs naar onze hand te zetten en natuurlijk zou het ook leuk zijn als er een volgende stap volgde: dat we, wanneer we ergens al eens gespeeld hebben er over ons geschreven is, ook met repertoire mag komen.

Op November Music spelen jullie samen met elektronicamuzikant Jan Bang. Hebben jullie al eerder overwogen om elektronica te gebruiken buiten het louter versterken van het geluid?

Nee, dus daar gaan we nu eigenlijk mee aan de slag, maar dan niet in de zin dat we het zelf aansturen. We hebben behoorlijk wat nieuw materiaal geschreven dat we vrijdag en zaterdag (18 en 19 oktober, KVM) met Jan Bang gaan repeteren. Ik ben heel benieuwd hoe hij invoegt. Naar ik gehoord heb, is hij heel goed in het meteen manipuleren van opgenomen geluiden en daar mee aan de slag te gaan. We zijn heel nieuwsgierig wat dat gaat opleveren.

Daarnaast gaan we ook samenspelen met Maarten Ornstein, een Nederlandse rietblazer die ook met elektronica werkt. Met hem gaan we de combinatie van akoestisch en elektronisch verder uitwerken. Toch hebben we er ook hier voor gekozen om alleen een microfoonverstrekt kwartet te blijven. Zowel voor November Music als voor de concerten met Maarten Ornstein krijgen we dus een vijfde man die zich met de elektronica bezighoudt.

Van wie is het idee voor de samenwerking met Jan Bang afkomstig?

November Music deed ons enkele voorstellen met wie ze ons zouden willen combineren en de samenwerking met Jan Bang interesseerde ons enorm. We hebben allemaal eerder muziek van hem gehoord en hij lijkt, afgaande op de communicatie via e-mail die we tot nog toe gehad hebben, een heel fijn en communicatief persoon. Dat maakt dat we veel zin hebben om te gaan zoeken. We mogen immers dan wel behoorlijk wat materiaal voorbereid hebben, misschien gaat het wel 180 graden de andere kant op. Hoe dan ook is het leuk om niet met legen handen op zo’n repetitiedagen aan te komen, maar meteen een startpunt te hebben.

Eerder dit jaar kreeg je de vermaarde VPRO/Boy Edgar Prijs. Wat levert zo’n erkenning eigenlijk op?

Dat doet een hele hoop. Het is een enorme eer en ik heb een hele leuke avond in het Bimhuis mogen doen, met muzikanten uit verschillende generaties en persoonlijke helden, zoals Theo Loevendie (Nederlandse klarinettist, KVM) en Guus Janssen en ook nog mensen met wie ik al jaren met veel plezier mag spelen. Het genereert bovendien enorm veel aandacht in de pers en speelkansen, zelfs in die mate dat ik momenteel zoveel heb aangenomen, dat ik echt moet gaan kijken hoe ik alles plaats en doe. Daarnaast is het natuurlijk ook goed dat zo’n prijs, wie hem de volgende jaren ook wint, statuur heeft en iets positief betekent voor de jazzscene in Nederland.  

De VPRO/Boy Edgar Prijs gaat doorgaans naar een muzikant die duidelijk het label jazz draagt. Jij hebt dat minder. Hoe zie jij jezelf in dat licht?

Dat maakt mij niet zoveel uit. Ik zie mezelf als muziekliefhebber in de brede zin van het woord en ik ben dol op improvisatie. Ik hou ook van de jazztraditie en werk sterk vanuit die cultuur, ook bij de stukken die ik schrijf, maar een echte jazzmuzikant? Ik zou het eigenlijk zelf niet weten.

Je componeert en je speelt. Levert het combineren van die twee rollen soms geen spanningen op?

Het ingewikkelde is voor mij dat ik niet kan kiezen, dat ik ze allebei er graag doe. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat je dan niet de voordelen van verdieping hebt die je wel zou krijgen wanneer je echt kiest. Ik moet zeggen dat ik na dit drukke kalenderjaar wel weer de verdieping zou willen opzoeken, maar of die nu ligt in het componeren of in het spelen, dat gaat de toekomst uitwijzen. Wie weet ga ik eerst wel even boeken lezen over sterrenkunde of andere onderwerpen die me interesseren. Nogmaals: dit is een periode met heel veel leuke dingen, maar ik heb in mijn enthousiasme zoveel leuke dingen aangenomen, dat ik van het ene naar het andere ren. De kansen die ik nu krijg, zijn natuurlijk fantastisch, maar het zal ook wel goed doen om weer eens te graven, wat dieper te gaan werken.

Meer over Oene van Geel (ZAPP4)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.