De Belgische groep Neven viert zijn tiende verjaardag met een tiende album, Beat that Jazz. Mambo, klezmer, tango en meer worden gemengd met jazz en elektronica, dat alles onder de lijfspreuk "mix that skadubsaxgroovefunnyelectrokeything". Inventief en origineel, maar relatief onbekend. Voldoende reden voor een interview met Peter Clasen, frontman en elektronicus en Tariq, bassist.
Het is opvallend dat Neven in België vrij onbekend is gebleven, ondanks overwegend lovende kritiek op de voorbije tien albums en een goede live-reputatie. Hebben jullie daar zelf een verklaring voor?
P.: Daar is simpelweg nooit veel op gewerkt. Ik denk dat dat ook ligt aan het soort mensen dat we zijn. T.: We zijn geen commercieel ingestelde groep. We doen wat we graag doen en verder liggen wij daar niet van wakker. P.: We liggen er wakker van af en toe eens een tof concert te kunnen spelen. En wij bekommeren er ons om dat de nummers zo goed mogelijk zijn, zodat we er honderd procent kunnen achterstaan. Met de rest houden we ons niet echt bezig. Nog altijd niet, eigenlijk. Nu is het eigenlijk ook te laat. We zijn allemaal oud (lacht).
Voelen jullie dan de drang niet om jullie geesteskinderen te verspreiden?
P.: Natuurlijk hopen we dat die cd bij de mensen geraakt. T.: Maar dat moet natuurlijk gaan, niet op een geforceerde manier à la "We hebben een nieuwe cd en jullie moeten hem kopen." We doen ook geen promotietour in die zin dat we op onze optredens nooit onze nummers exact zullen naspelen; we veranderen voortdurend onze nummers als we ze dan leuker vinden.
Is dat geen probleem voor jullie label?
P.: We hebben eventjes zo'n ervaring gehad met Pias. Johan, mijn broer kan daar zeker van meespreken. Op een gegeven moment zei hij me: "Peter, deze nummers wil ik zo niet meer spelen." Bij Pias hebben ze vlakaf gezegd dat de rapper waar we toen mee samenwerkten niet op de cd kwam. Er waren dan een of twee nummers waarmee we succes hadden op Studio Brussel, en dan moesten die ook exact zo op die cd komen. Dat gaat tegen onze natuur in. Onlangs hebben we in de Archiduc (jazzbar in Brussel, red.)gespeeld. De klank is daar meteen veel akoestischer, de nummers krijgen dan automatisch die kleur, in de beats komen de bassen minder naar buiten... De instrumenten krijgen meer de bovenhand. Daar houden van, we spelen daar graag op in. Uiteindelijk hebben we een plaat bij Pias gedaan, maar de tweede ging niet meer.
Jullie oeuvre omvat de meest uiteenlopende invloeden en kleuren. Tussen jullie tien albums zit er geen met "meer van hetzelfde". Hoe verschilt deze plaat van de vorige?
P.: De vorige is op een chaotischere manier tot stand gekomen; ze was vooral gebaseerd op jams. Dat was de periode dat we met heel veel muzikanten speelden: nu eens wat concerten met die, dan weer wat concerten met de andere, met zang, zonder zang... T.: Nu was er meer geschreven materiaal. Zowel ik als Jean-Pierre als jouw (Peter Clasens, red. ) broer Johan zijn met thema's afgekomen die we dan samen uitgewerkt hebben. P.: Dat heeft wat meer eenheid in de cd gebracht, meer bewustheid. We hebben ook gekozen voor een instrumentale cd, eens helemaal geen rekening houden met stemmen. Vóór blazers. T.: Beat that Jazz.
Vanwaar die titel?
T.: Jazz, maar op onze eigen manier. Niet in het traditionele stramien van thema, solo en weer thema. We verkennen ook allerlei andere horizonten: wereldmuziek, rock, elektronica...
"Mijn laatste cd is mijn beste" is een vaak gehoorde stelling bij muzikanten. Akkoord?
P.: Ik zeg dat ook graag, ja. Hoe langer dat je samenspeelt, hoe hechter dat het wordt. De laatste cd is dan ook redelijk live, hoewel ik er wel wat aan gemixt heb. Op twee dagen hebben wij van alle nummers twee, drie versies opgenomen en dan gewoon de beste versie afgemixt.
In het cd-boekje wordt jouw rol omschreven als "Beats, programming, mixing." Jullie zien Neven vooral als een live-groep. Leidt de aanwezigheid van een resem digitale apparatuur niet tot een vermindering van flexibiliteit, ruimte voor improvisatie enzovoort?
T.: Er zijn zelfs een aantal nummers waarin hij een computerdrumsolo geeft. Wij zien hem niet als computerman, hij is ook muzikant, evenzeer als wij. P.: Ik vervul eigenlijk vooral de rol van drummer. De computer draait constant in een loop. Ik heb dan een spoor waar bassdrums zitten, een spoor waar cimbalen zitten, een spoor met samples, enzovoort. Ik kan die naar believen gedeeltelijk of helemaal toevoegen of wegnemen. Ik doe dus wat ik wil. Ik kan ook het tempo wijzigen enzovoorts. Maar ik speel al zo lang samen met Tariq dat die daar al lang niet meer van verschiet.
Bent u dan de muzikale leider van Neven, of een instrumentalist onder de instrumentalisten?
P.: Ik ben instrumentalist, maar ik geef wel soms aan wanneer de solo mag komen, of wanneer we terug naar het thema overgaan, wanneer het heviger moet of net minder. Maar het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook.
Naar het schijnt heeft een zekere meneer pastoor een belangrijke rol gespeeld in het wekken van uw muzikale interesse?
P.: (lacht) Johan en ik, wij waren misdienaars, toen we acht, negen jaar waren. Dat was de tijd van Jesus Christ Superstar en ook Simon & Garfunkel mocht in de kerk. Er stond een bandopnemer, ik mocht dan de klank doen. Wat stukjes Mozart, gemengd met wat brave popmuziek, dat mocht allemaal. De hippiemissen, de jaren zeventig... (lacht)
Vanwaar de groepsnaam?
P: Gewoon omdat het een nevenproject was. Ik was graficus toen. Neven deed ik toen daarnaast. Nu niet meer.
Jullie werken met een kleine vaste kern en een hele pool van gastmuzikanten. Als jullie het project dat Neven tot Neven maakt zouden moeten omschrijven, hoe zou dat dan klinken?
P.: Wij zijn in de eerste plaats een groep vrienden die passioneel met muziek bezig zijn. We hebben allemaal buiten Neven nog wel onze eigen dingen, maar binnen Neven kan iedereen ook zijn zin doen. Het is dat wat het leuk maakt. Het is Tariq die het meeste jazzinvloeden binnenbrengt, de pianist, Jean-Pierre, is veel meer een pop- en soulinvloed. Ik breng dan weer de elektronische, experimentele background binnen, maar iedereen kan zijn eigen ding doen. Je zoekt natuurlijk naar de connectie met de anderen. En op een of andere manier gaat dat dan samen. T.: We beperken ons niet graag tot "een soort" muziek. Op de cd staat mambo, klezmer, tango, Arabische muziek, vrije improvisatie... P.: Maar het is niet dat we daar conceptuele discussies over houden ofzo. Tijdens repetities wordt er niet gevraagd van "Doe dit is in die stijl" ofzo. Daarnaast amuseren we ons ook wel met covers hoor: iets van Charlie Parker, Donna Summer...
Mogen we tegen jullie elfde verjaardag een elfde album verwachten?
P.: We zijn nu al bezig met vier of vijf nieuwe nummers, dus dat zit er dik in, ja.
Wat zijn jullie vijf favoriete platen, als je ze hier en nu moet noemen?
P.:Goh, wat heef mij in mijn leven beïnvloed. Sandinista van The Clash zeker! Pomme Fritz, van The Orb, die zwart-witte met die rode strepen van TC Matic (hun debuutalbum, red.). Waar heb ik nog veel naar geluisterd... Bricolage van Amon Tobin en, sja, de dubbele liveplaat van Led Zeppelin dan maar (The Songs Remain the Same, red.). Ik weet niet of dat me echt beïnvloed heeft. Wat ik daar wel leuk aan vond, was dat je de studioversies kende, maar dat dat live allemaal anders klonk. T.: Het probleem is dat ik vooral denk in groepen. Als ik iets goed vind, dan ga ik ook het andere werk van een artiest opzoeken. Maar goed, Bitches Brew van Miles Davis. P.: Oh ja! T.: Die heb ik ontdekt door te luisteren naar Frank Zappa en van hem vind ik het mafste wel 200 Motels. P.: Jaah! Is daar geen filmversie van gemaakt? Met Ringo Starr in de hoofdrol? T.: Ook folk: ik hoorde graag Crosby, Stills, Nash & Young, bijvoorbeeld Four Way Street. Soms zingen die knapen kattenvals, maar er zit heel veel gevoel in, ook die livesfeer. John Lee Hooker vind ik ook geweldig, dan zijn we aan blues beland. Ik denk dan aan Boom Boom of zo. Nog eentje dan? Toch een Charlie Parker dan, van die live concerten, Live at the Philharmonic, in de tijd dat ze van die grote jamsessies deden met een man of twintig, in de jaren veertig.