Wie ze ooit gezien heeft, vergeet ze nooit meer. De ‘Letter Pieces’ van de Australische componist Matthew Shlomowitz zijn een mooie en vooral grappige combinatie van kleine, muzikale en even bescheiden fysieke acties waarbij veel wordt overgelaten aan de inventiviteit en de verbeelding van de uitvoerder. Ondertussen hebben ze ook een grotere tegenhanger gekregen in de voorstelling ‘A to Zzz’ en daarnaast is Shlomowitz ook nog steeds actief als componist van “gewoon” genoteerde muziek.
Wie met Shlomowitz’ muziek wil kennismaken, kan gaan grasduinen op diens website. Daar zijn niet alleen integrale werken te beluisteren, maar ook video’s van de ‘Letter Pieces’ en andere stukken met een beeldaspect te zien. Tijdens de World Music Days die dit jaar in België georganiseerd worden, komen verschillende facetten van zijn muzikale output aan bod: hoog tijd voor een woordje uitleg.
Het is tegenwoordig moeilijk om een componist te vinden die niet door een verleden van rock of beats beïnvloed is. Hoe zit dat bij jou?
Op mijn school zorgden muziek en subculturen voor een opdeling tussen de jongeren op de speelplaats. Er waren hardrockjongeren die luisterden naar AC/DC en Led Zeppelin, indierockers van The Cure en The The en sommigen luisterden vooral naar bands als Pink Floyd. Ik heb al die groepen geprobeerd, hoewel ik toen nog niets wist van dance en rap. Toen ik zestien was geraakte ik geïnteresseerd in klassieke muziek, dankzij een fantastische muzieklerares van het tupe turn off the lights and lie on the ground whilst listening to the last movement of Shostakovich’s fifth symphony. Van toen af ben ik veel naar klassieke muziek en hedendaagse klassiek gaan luisteren en beginnen componeren. Ik ben nooit gestopt met naar bands te luisteren, maar tot voor enkele jaren hield ik de cd’s met pop en die met klassiek wel gescheiden in mijn kast en mijn geest. Nu zie ik dat als een vergissing. Sommige componisten slagen er in een eigen esthetische ruimte te scheppen, je mee te nemen in hun eigen wereld, maar ik realiseer me nu dat ik de muziek uit mijn verleden en die uit de wereld rondom mij (als die mij interesseert) wil exploreren.
Dat vindt zijn weg in mijn werk op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de orkestratie (elektrische gitaar, drums, sampler en zo meer) of door een onderhandelend muzikaal idioom. Voor het Ives Ensemble schreef ik bijvoorbeeld ‘Joy Time Ride for Ives’, een stuk dat heen en weer beweegt tussen verschillende idiomen van populaire muziek en dat zo bepaalde stilistische verwachtingen schept die ik dan weer probeer te overstijgen en omver te werpen. Recenter schreef ik een stuk voor midi-gitaar en drie drumsets waarin ik de indie- en postpunkmuziek die ik als kind graag hoorde, onderzoek op karakteristieken en sonoriteiten, zoals de jengelende strum (je weet wel, dat enthousiast op en neer aanslaan van de snaren) tegenover de punkmanier van spelen waarbij de strum alleen naar beneden gebeurt.
Welke instrumenten heb je zelf eigenlijk bespeeld?
Ik speelde drums en keyboards in bands, maar mijn instrumentale kwaliteiten waren eerder beperkt. Ik was beter in het leiden van de repetities. Ik denk dat deze ervaringen mij een zeker gevoel voor de act van het muziek maken en een inzicht in muzikale rollen gegeven hebben, hoewel ik de impact daarvan nu ook niet zou overdrijven.
De werkenlijst op je site start in 1998. Heb je ouder werk teruggetrokken?
Het eerste stuk dat ik schreef was ‘Fantasia on a Duel’ voor strijkkwartet. Dat stamt uit 1991 en hield het midden tussen Debussy en Bartók, maar zoals nog andere stukken heeft het mijn werkenlijst inderdaad niet gehaald. Het meest recente werk dat hetzelfde lot onderging was er trouwens eentje uit 2008.
Met de ‘Letter Pieces’ en ‘Popular Contexts’ werk je in reeksen van composities. Wat maakt dat voor jou zo interessant?
Het werken aan een basisconcept in meer dan een werk geeft de kans om voor het concept nieuwe dingen en richtingen te zoeken.
Hoe ben je op het idee gekomen om muziek en beweging te combineren in de ‘Letter Pieces’?
Laat ik eerst even teruggaan in de tijd. Tussen 2005 en 2008 was ik coregisseur van de Rational Rec evenementen in een arbeidersclub in het oosten van Londen. Elk gebeuren bestond uit verschillende kunstvormen, naast activiteiten voor het publiek en spelvormen. Het zien van die verschillende kunsttakken, met name die van de live artiesten, hebben me buiten de muziekbox doen denken. Rond diezelfde periode ben ik begonnen met het bezoeken van performances en dansvoorstellingen. Zo geraakte ik geïnteresseerd in werk dat de grenzen overschrijdt van wat er in een theater mogelijk was om dan tot de vraag te komen wat er kon in een concertzaal.
Het eerst stuk in de reeks werd uitgevoerd door David Helbich and Mark Knoop. Met hen maakte ik een show voor een conferentie voor musicologie in New York. Mark speelde enkele stukken op keyboard, maar het geheel bestond grotendeels uit tekst en stukken met fysieke actie, uitgevoerd door David, Tom Johnson, Gerhard Ruhm en mezelf. Ik had David zijn eigen fysieke stukken zien uitvoeren en vooral ‘Schnipsen’ (YouTube link onderaan, KVM) maakte op mij een grote indruk. Het wordt louter uitgevoerd met de rechter arm en bestaat slechts uit twee elementen: het slingeren van die arm en vingerknippen. Helbich speelde met de relatie tussen die twee elementen. Zo kon hij bijvoorbeeld de arm laten cirkelen en telkens wanneer de arm beneden was, knippen. Later liet hij de cirkelbeweging versnellen, maar hij bewaarde het tempo van het knippen, zodat het geluid op verschillende plaatsen in de cirkelbeweging kwam.
Ik werd enorm aangetrokken door de beperkte middelen die hij gebruikte en door de manier waarop hij muzikale ideeën naar de fysieke ruimte bracht. Dus toen ik een stuk voor de show maakte, paste dat heel natuurlijk, zowel wat betreft Davids kwaliteiten als performer als wat betreft de plaats van het stuk in het geheel. Er aan werken met David en Mark was een fijne belevenis en het publiek vond het leuk, dus ben ik er mee doorgegaan.
Beschouw je de ‘Letter Pieces’ louter als variaties op een zelfde concept of is er meer onderscheid?
Ik denk dat de ‘Letter Pieces’ sterk gelijkend zijn. Hoewel het materiaal eender wat kan zijn, gaat het steeds om een korte fysieke actie, een kort geluidgebeuren en een tekst van één woord en al deze elementen worden dan in een reeks georganiseerd. Ik mag echt wel zeggen “eender wat”, aangezien performers hun eigen materiaal mogen maken. Het gaat immers om open, onafgewerkte partituren die vervolledigd worden door de keuzes van de uitvoerders. Zo zullen twee uitvoeringen van hetzelfde stuk er verschillende uitzien en anders klinken.
Elke partituur heeft wel een eigen concept, bijvoorbeeld het vertellen van een (eender welk) verhaal in vijf korte bewegingen en natuurlijk ordent de partituur ook de acties in een bepaalde structuur. In elk stuk wil ik nu iets nieuw exploreren binnen deze “taal”. Ik zou dus gerust nog wat Letter Pieces willen schrijven, maar ik doe het alleen als ik nieuwe ideeën heb.
Net als de stukken uit de reeks ‘Popular Contexts’ hebben de ‘Letter Pieces’ een heel speels element. Is dat iets wat jij mist in de meeste moderne muziek?
Absoluut en ik hoop dat humor ook deel uitmaakt van mijn werk. Ik vind het echt vreemd dat humor zo afwezig is in de meeste nieuwe muziek en als het er wel in zit, dan wordt die muziek snel weggezet als “niet ernstig”. Bij beeldende kunsten, performances, theater en dans is dat heel anders. Daar kan een werk tegelijkertijd grappig en conceptueel rijk zijn. Voor mij is het trouwens zo dat grappige zaken een diepgaandere impact hebben dan wat zwaar of bombastisch is.
Waarom is humor zo zeldzaam in nieuwe muziek?
Dat zou een interessant onderwerp zijn voor een musicologisch onderzoek. Ik kan er geen sluitend antwoord op geven, maar ik heb de indruk dat nieuwe muziek zich ziet als tegengesteld aan het entertainmentkarakter en de lucratieve motieven van commerciële, populaire muziek. Omdat die populaire muziek zo dominant is, is het afbakenen van een alternatief territorium zo extreem geworden. Daar zou ik dan eenvoudigweg op willen zeggen dat nieuwe muziek inderdaad uitdagend, moeilijk en innovatief moet zijn, maar dat het tegelijkertijd ook humoristisch kan blijven, misschien zelfs inventief met humor.
Enkele maanden geleden ging je voorstelling ‘A to Zzz’ in première in Gent. De naam en bepaalde facetten van de voorstelling refereren duidelijk naar de ‘Letter Pieces’. Beschouw je die als een voorstudie voor de langere voorstelling?
Het waren geen voorstudies, maar Shila Anaraki (danseres die te zien was in diverse ‘Letter Pieces’, KVM) en ik droomden er van om een langer stuk te maken. Het basisidee en de taal zijn dezelfde, maar worden nu in een grotere context geplaatst: een tocht door het alfabet en het overdenken van hoe mensen die letters gebruiken. Door de langere tijd kunnen we proberen een grotere waaier aan onderwerpen aan te boren. De taal van de ‘Letter Pieces’ is de constante, maar we proberen de grootst mogelijke input te vinden.
De laatste jaren lijk je meer te werken met korte motieven, herhaalde patronen en duidelijke structuren. Heb je een zekere affiniteit met de muziek van Steve Reich of Morton Feldman, hoewel je eigen werk heel anders klinkt dan dat van hen?
Ik ben gek op het oude werk van Steve Reich (ik stop hem in de reeks gevallen genieën, naast Woody Allen) en het late van Feldman en uiteraard heb ik dingen van hen geleerd wat betreft herhaling en het componeren met beperkte middelen. Dat geldt overigens ook voor Bernhard Lang, Aldo Clementi, Tom Johnson en dansers als (Jonathan) Burrows en (Matteo) Fargion.
Voor mij is herhaling een manier om muzikaal materiaal te onderzoeken en wel op twee manieren. Ten eerste kan het iets onder de aandacht brengen. Herhaling kan ons toelaten in te zoomen op een geluidsaspect dat we aanvankelijk gemist hadden. Ten tweede is het een mogelijkheid om te ervaren hoe muzikaal materiaal beleefd en begrepen wordt en hoe het een gevoel of idee overbrengt. Zo denk ik dat het bijzonder interessant is om net muzikaal materiaal te herhalen dat daar doorgaans niet voor gebruikt wordt. Het herhalen van een akkoordenreeks of een Reich-achtige melodie of ritmisch patroon is niet zo boeiend, aangezien dat altijd al gebeurt. Als we dat echter gaan doen met een lick uit een hardrocksolo van Eddie Van Halen, dan krijg je iets interessant, aangezien je dat fragment dan op een heel andere manier zal gaat horen. Je neemt het immers uit het continuüm van de solo en zo kan je dan stilstaan bij de sonore en de expressieve kwaliteiten.
Je lijkt een speciale band te hebben met België: ensembles als Champ d’Action, Besides en gitarist Tom Pauwels spelen enkele stukken op je website, ‘A to Zzz’ werd gecreëerd in Gent en je was artist in residence bij het Centre Henri Pousseur. Waar komt deze connectie vandaan?
Tom Pauwels heb ik leren kennen in 2000 toen hij met Champ d’Action naar de Stanford University kwam, waar ik toen studeerde. We hebben contact gehouden en zijn zo gaan samenwerken. Via hem ben ik met anderen in contact gekomen en zo is het netwerk ontstaan. (Bedankt, Tom!) Daarnaast zijn er in de Belgische scène van de nieuwe muziek heel wat componisten, muzikanten en programmatoren actief die interessant werk leveren dat dans en performance verbindt. Dat is eigenlijk eerder ongewoon, maar natuurlijk wel goed voor mij.
Tot slot: het is niet zo eenvoudig om cd-opnames van jouw muziek te vinden, maar er staat wel veel op je website. Bovendien staat er nergens een uitgever van een partituur vermeld. Zijn dit bewuste keuzes of hebben de kansen zich gewoon niet aangediend?
Er zijn zeker weinig mogelijkheden geweest, maar ik kan me er niet aan storen, aangezien de periode van de cd grotendeels voorbij lijkt te zijn. Ikzelf koop nog amper en beluister de meeste muziek online. Dat gezegd zijnde, moet ik wel bekennen dat ik heel blij ben met de opname die onlangs verschenen is bij Sub Rosa van Mark Knoop die mijn ‘Popular Contexts’ speelt, samen met een selectie uit Peter Ablingers ‘Voices and Piano’ reeks.
Wat uitgevers betreft: ik ben eigenlijk nooit door iemand uit die sector benaderd, maar ook dat vind ik geen punt, aangezien ik gemakkelijk zelf kan instaan voor de distributie van mijn muziek. Versta me niet verkeerd: ik zou blij zijn met meer cd-opnames en ik zou een voorstel van een uitgever zeker in overweging nemen, maar ik vind het belangrijker dat mensen mijn muziek willen uitvoeren en programmeren.