In een interview met Le Pave van 8 maart 2001 zei Mànu Théron over zichzelf dat hij graag luid spreekt. Wie om de schade te beperken of om praktische redenen kiest om via e-mail met deze muzikant Franse zanger te communiceren, maakt het zichzelf daarom niet gemakkelijker. Théron spreekt niet alleen graag luid, hij spreekt en typt blijkbaar ook graag en veel. Half werk en snelle antwoorden zijn aan hem niet besteed en hetzelfde kan gezegd worden van clichés. Zeker, de muziek van zijn vocaal kwintet Lo Còr de la Plana' is gebaseerd op traditionele muziek, maar met strikte authenticiteit hebben Théron en zijn kompanen niets te maken. Net zo min als met klassieke godsdiensten, hoewel hun muziek op de cd 'Es lo Titre' exclusief religieus en spiritueel is. Of het cd-boekje en de muziek niet bulken van de ironie en spot? Ja en nee, maar alles ligt net iets te complex om op drie regeltjes af te handelen. In dit (eerste deel van het) interview legt Théron één en ander uit i.v.m. de muziek op 'Es lo Titre', waarbij hij moeiteloos passeert langs de klassieke renaissance, de films en gedichten van Pasolini, de verborgen inkomsten van Michel Sardou, Breugeliaanse schilderijen en de artistieke censuur van de Sovjetunie en Nazi Duitsland. Om de oren van de lezer te laten tuiten hoeft deze man de volumeknop niet open te draaien: alleen al wat hij zegt kan die klus probleemloos klaren.
Momenteel is Mànu Théron nog volop bezig om zijn visie op enkele andere zaken onder woorden te brengen. Mogelijk krijgt dit interview dus nog deze maand een update.
De composities op 'Es lo Titre' zij gebaseerd op traditionele melodieën. Jouw naam staat bij de credits, maar niet als arrangeur. Daarvoor wordt meestal J.M. Enjalbert opgegeven. Waar komt de muziek nu precies vandaan?
Er staan eigenlijk weinig "echte" composities op de cd. Diegenen die er op staan zijn van Jean-Marc Enjalbert, alias Ange B. Hij heeft de cd geproduceerd en in een bepaalde muzikale richting gestuurd. Het overgrote deel van de melodieën zijn traditioneel, met alle ambiguïteit die aan deze term kleeft. Sommigen komen voort uit de complexere muziek, zoals de Franse en de Italiaanse madrigalen en ontstonden vanaf het einde van de 16de eeuw. Een eeuw later doken ze terug op aan het Franse hof, meerbepaald bij Jean-Philippe Rameau. Anderen maken geen deel meer uit van de orale traditie die, In Marseille, voornamelijk bestaat uit operettes en Franse liederen uit de 19de eeuw.
Zijn de arrangementen uitgeschreven of ontstaan ze spontaan en wat is jouw rol daar dan precies in?
Het karakter van de arrangementen is moeilijk te bepalen. Wanneer kan men zeggen dat een muzikale vondst vrucht is van plotse inspiratie of van harde arbeid ? Dit is een vraag die ik me nog nooit gesteld heb. Integendeel, ik werk nooit afzonderlijke partijen uit. Ik wacht tot we met de verschillende zangers samen zijn om er samen over na te denken in functie van eigen ideeën, inspiratie en de vocale capaciteiten. Je zou dus kunnen denken dat we werken als reggae- of rockbands, ware het niet dat ik echt wel de rol van leider opneem. Ik heb namelijk weinig vertrouwen in collectivistische utopieën wanneer het over artistieke creaties gaat. Ik zet de stukken wel op mijn naam, omdat ik me het muzikale materiaal wil toe-eigenen. Ik heb het namelijk moeilijk om met muziek te werken waar ik niets van mezelf aan toevoeg, of waar ik de mindere passages niet uit wegneem.
Bovendien is het in Frankrijk zo dat de auteursrechten op 'traditionele' muziek pro-rata de verkoopcijfers van de platenverkoop verdeeld worden. Dit betekent dat de artiest die de meeste platen verkoopt ook het grootste deel van de auteursrechten op anonieme melodieën incasseert. Niet dat ik mensen als Francis Cabrel, Sardou of Mylène Farmer bepaalde inkomsten wil onthouden (inkomsten die ze niet zouden missen), maar ik denk dat ik na alle tijd en werk die ik in die muziek investeer ook wel het recht heb om wat van het geld te ontvangen dat het kan opbrengen. Want eerlijk gezegd zou ik, op basis van de verkoopcijfers die ik haal, geen week kunnen leven van de auteursrechten.
Deze vreemde kronkel in het Franse systeem om geïnde auteursrechten te verdelen, maakt het uitgeven van muziek (wat het meest rendabele onderdeel van de platenbusiness is) weinig interessant voor traditionele muziek. Tenzij het natuurlijk om echte nieuwe versies gaat, zoals Peter Gabriel doet met Nusrat Fateh Ali Khan.
Het materiaal dat jullie gebruiken mag dan traditioneel zijn, de verwerking ervan is dat niet. Zo wordt er gezegd dat de traditionele muziek uit de omgeving van Marseille nooit polyfoon was en dat er nooit een instrumentale begeleiding gebruikt werd.
Ik zou eigenlijk niet kunnen zeggen of de traditionele muziek van Marseille altijd homofoon (verschillende partijen in hetzelfde ritme en het is duidelijk wat de hoofdmelodie is en wat de begeleidende stemmen zijn, KVM) geweest is. De Kerstliederen waar ik het al over gehad heb, zijn tweestemmig, waarbij de ontwikkeling van de barok, van Purcell tot Gesualdo, volgd werd. Zo is de neergeschreven Provençaalse muziek dus mee geëvolueerd door de eeuwen heen. Wie het repertoire voor "galoubet-tambourin" (een combinatie fluit en trom, KVM) zou bestuderen, zou de veranderende muzikale smaak in Zuid Europa van 1800 tot nu goed kunnen volgen.
Muzikaal beperkt dit repertoire zich tot twee toonaarden uit de tonale muziek en traditionele akkoorden. Het Provençaalse element ervan zit meestal in het veelvuldig gebruik van chromatiek (tonen die niet in een bepaalde toonaard thuishoren, waardoor vreemde wendingen kunnen ontstaan, KVM), iets wat gepopulariseerd werd in de 20ste eeuw door Vincent Scotto. Onwetende Fransen denken trouwens nog steeds dat dit kenmerk met de Napolitaanse afkomst van Scotto te maken heeft. Deze twee stromingen – de barok en de 20ste eeuwse postromantiek – zijn dominant in wat men meestal als het traditionele Provençaalse repertoire aanduidt. De invloeden van de barok en de postromantiek zijn overigens nog steeds te horen in de muziek van hedendaagse volksmuziekgroepen. Niet verwonderlijk, want het feit dat de muziek genoteerd werd, maakte een verspreiding in de hele Provence mogelijk. Met Lo Còr de la Plana neigen we meer naar de barok, maar de meer romantische stijl spreekt mij ook wel aan door de naïeve wendingen en de nonchalante levendigheid van de melodieën.
Er bestaat ook nog een derde soort "traditionele muziek", ook geschreven, maar los van tendensen of stromingen. Dit is muziek die in de vorige eeuw verzameld werd in de Provence en de Alpenregio (Comté de Nice of Pays Gavot). In de 19de eeuw publiceerde Damase Arbaud, burgemeester van Manosque, een bundel die tot op vandaag nog door veel muzikanten gebruikt wordt. Van de verdere verzamelingen (tot in de 20ste eeuw) zijn die voor viool de meest opmerkelijke. Opvallend aan de verzamelde muziek is de overvloed aan verschillende toonaarden, de karakteristieke ritmes en de melodieën die schijnbaar eenvoudig zijn, maar die de uitvoerder een grote vrijheid in expressie geven. Daarnaast komen er vaak obsessioneel herhaalde motieven voor en door de voorkeur voor asymmetrische structuren klinken de stukken vandaag echt "modern". Het is in dit goudmijntje dat we op aanraden van Jean-Marie Carlotti (Frans zanger en verdediger van de Provençaalse cultuur, KVM) met Gacha Empega (vorig ensemble van Mànu Théron, KVM) op schattenjacht getrokken zijn en waar ook Lo Còr de la Plana dingen in blijft ontdekken.
Jullie muziek is niet als strikt 'authentiek' te omschrijven. Hoe reageren de aanhangers van de 'pure' traditie op jullie muziek?
We proberen om ons niet op de traditie vast te pinnen. We kennen de Provençaalse traditie eigenlijk helemaal niet goed en de behoeders ervan kunnen het wel waarderen dat we dit ook toegeven. Puurheid en authenticiteit boezemen ons enkel wantrouwen in, om niet te zeggen een degout voor het soort mensen dat met vlaggen staan te zwaaien. Pas deze principes maar eens toe op het culinaire of de literatuur en het idiote zal snel duidelijk worden. Wie serveert er de zuiverste Vlaamse keuken en wie van de Vlaamse schrijvers heeft de meest authentieke stijl? Ik denk dat een authenticiteit simpelweg uit het hart komt en dat de waarden en moralistische bedenkingen die men er aan wil koppelen tot een artistieke impasse kunnen leiden. Ongeveer zoals de situatie waar de realistische Sovjetschilders of de Wagneriaanse muzikanten in Nazi Duitsland in gevangen zaten.
De melodieën op de cd zijn van origine religieus, spiritueel. Toch kan de indruk ontstaan dat er een ironische tendens in aanwezig is. Wat is jouw relatie ten opzichte van religie.
Wie heeft beweerd dat spiritualiteit humor en spot uitsluit? Het mag dan zo zijn dat de kerkelijke hiërarchie deze zaken over het algemeen nooit kon waarderen, in het religieus populaire repertoire komen alle mogelijke gevoelens aan bod. In Provençaalse Kertsliederen zijn koks kwelgeestjes, figuren uit pastorales zijn vaak ronduit grappig en Satan komt wel eens voor als een manische harlekijn wiens gemeenheid aan het kluchtige grenst. Deze tableaus hebben meer van Breugel dan van Philippe de Champaigne (Frans schilder die soms als een droog classicus wordt gezien, KVM) en zijn vaak overdreven of feestelijk. In vergelijking hiermee is de ironie die je in onze muziek denkt te horen nog redelijk flauw.
Deze ongegeneerdheid laten zien hoe populaire culturen het spirituele aansnijden, maar dan in een globaler kader. Eentje waarin echte nederigheid en het medeleven met het lijden van Jezus op geen "verkoopsargumenten" zijn voor een bepaalde religie, maar het begin van een echte bewustwording. De afstand tussen deze ironische houding en de tragedies in het dagelijkse leven kan bovendien ook met het evangelie in verband gebracht worden. De fundamenten van dat evangelie worden er niet door ontkend, maar maken er deel van uit en worden geabsorbeerd door deze visie. Zoals in bepaalde landen in Azië en Afrika het paganisme (verzameling van alle religies die niet tot het christendom, het jodendom of de islam behoren, met grote aandacht voor aarde en natuur, KVM) de essentie van de katholieke doctrine in zich heeft. Niet om er mee te spotten, maar om ze verstaanbaar te maken.
De ironische interpretatie waarvan in de vorige vraag sprake was, wordt anders wel in de hand gewerkt door het artwork van de cd. Religieuze symbolen, personages en afbeeldingen worden collageachtig ingevoegd en door elkaar gehaald, al dan niet voorzien van commentaar. Vanwaar deze specifieke grafische vormgeving?
Het cd-boekje hebben we opgevat als een verzameling vrome afbeeldingen, maar dan met de nodige afwijkingen. We proberen dus niet stichtelijk te zijn, maar wel om er een religieus-populair element in te brengen. Het heeft dus allemaal meer van Pier Paolo Pasolini (Italiaans sociaal bewogen filmregisseur en schrijver die de christelijke opvattingen bekritiseerde, KVM), die hier trouwens vertegenwoordigd is als evangelist en als martelaar, dan van Georges Bernanos (Rooms-Katholiek schrijver, KVM).
De visie die Pasolini had op populaire culturen is meer dan een lange marxistische klacht over de problemen die de proletarische Italiaan had om zich te integreren in de moderne wereld, zoals veel critici en Franse intellectuelen uit de laatste 20 jaar ons hebben willen laten geloven. Zijn gedichten in het Friulaans (locale reto-romaanse taal uit Italië, KVM) zijn maar een anekdote in zijn hele literaire werk en de terugkerende populaire gezangen, gedichten, mythes en spreuken in zijn films en boeken zijn niet bedoeld iets "exotisch" of "typisch" te laten zien. In zijn filmtriptiek ('Chaucer', 'Boccace' en 'Contes des Mille et une Nuits') is zijn houding ten opzichte van populaire culturen het duidelijkst. Hij wil ze niet stigmatiseren als achterlijk of incapabel om met de moderniteit om te gaan. Pasolini omschrijft ze eerder als offensief tegenover zeden en gewoonten en kritisch ten opzichte van religieuzen, hij onderstreept het schelmachtige van de personages, maar hij reduceert ze nooit tot sektaire of onverzoenlijke attitude.
Hij werkt een fantastisch en kleurrijk universum uit waar het geleerde en het populaire niet gescheiden zijn, maar waar de dichter begrijpelijk is en de wereld ronddraait in een ordeloze vloed van komische en tragische situaties en waar de scheppende kracht met de aarde verbonden is. Hij bedient zich van menselijke kwaliteiten en gebreken en wordt geconfronteerd met z'n eigen dwalingen om uiteindelijk dit universum in zijn eigen kosmogonie op te nemen. Dit is een poëtisch oeuvre dat noch het isolement, noch de blinde integratie zoekt en dat is dus wat onze intellectuelen van de wijs brengt.
De ironische afstand die je gewaar wordt in de muziek en het cd-boekje probeert een gelijkaardige situatie te creëren. Deze afstand is wel nog heel ver verwijderd van het vormelijke en de poëtische inhoud van Pasolini. De illustraties zelf zijn het werk van Thierry Lagalla uit Nice. Zijn werk is voor ons een geslaagde poging om populaire culturen te ontdoen van elk folklorisme door er de zelfspot en de constante opstandigheid naar voor te brengen.
Je bent een groot verdediger van het Occitaans (taal van zuidelijk Frankrijk), maar is het geen nadeel dat een groot deel van het publiek niet zal verstaan wat je te zeggen hebt?
Dat het publiek de teksten niet verstaat, betekent nog niet dat ze niet begrijpen wat we zingen. Soms leg ik de luisteraars uit waar de liederen over gaan. Trouwens, als iemand in het Engels of het Italiaans zingt gaan weinig mensen van bij ons ook niet weten waar het over gaat en dat is zeker geen nadeel … Het is trouwens ook niet onze bedoeling om onze taal radeloos en wanhopig te bepleiten, maar we denken dat ze voor een Frans publiek niet zo onverstaanbaar is als het Engels of het Italiaans. In elk geval lijken de meeste mensen het niet ongepast te vinden dat we in het Occitaans zingen, net zoals het geen onderwerp is in de kritieken die we tot nog toe gekregen hebben.
Aan de andere kant zijn we wel met de problematiek van het begrijpen bezig, aangezien we niet willen dat onze taalkeuze geïnterpreteerd zou worden als een romantische reactie zoals die geregeld voorkomt, in Occitanië. Alsof we de laatste levenden zouden zijn van een uitstervende soort. Deze romantische attitude komt geregeld terug in de Occitaanse literatuur vanaf de 18de eeuw. Zeven eeuwen na Guiraut Riquier "de laatste troubadour" trekt deze houding nog steeds Occitaanse zangers en schrijvers aan.
Ons gebruik van de taal is niet ingegeven door een politieke overtuiging, noch door een weigering tegenover het gemene, dominante Frans dat mensen vervreemdt. We kiezen voor het Occitaans omdat we het graag horen zingen en om het te laten horen aan zij die het negeren. Wij menen dat de Occitaanse cultuur evenveel leidt onder het negeren ervan als onder de dominantie van de 'algemene' Franse cultuur.