Op 29 augustus staat Zefiro Torna met het programma ‘Odeo’ op Laus Polyphoniae: niet een, maar twee maal. De eerste uitvoering is namelijk al lang uitverkocht. Nochtans is de muziek van de voorstelling al vier jaar op cd te vinden.
In 2008 bracht Zefiro Torna ‘Greghesche’ uit, een cd waarop ze ‘Il Primo Libro Delle Greghesche’ uitvoeren: teksten van de Venetiaanse componist, dichter en theatermaker Antonio Molino (artiestennaam Manoli Blessi) op muziek gezet door Molino zelf, maar ook door onder andere Cipriano de Rore, Andrea Gabrieli, Giaches de Wert en zelfs Adriaan Willaert. De teksten van Molino zijn heel divers: van klaagzangen tot parodieën en erotische gedichten. Zijn poëzie is geschreven in een fictieve taal, een mengeling van Venetiaans dialect en Grieks, en kreeg de naam greghesca mee.
Zijn theateractiviteiten bezorgen hem een plaats in de ontstaansgeschiedenis van de commeddia dell’arte, meteen een goede reden voor Zefiro Torna om de muziek van en op Molino’s teksten uit te voeren, samen met de dansers van Corpo Barocco: ‘Greghesche’ plus dus of anders: ‘Odeo’.
Hoe is het project rond de greghesche van Molino, zoals te vinden op de cd, ontstaan?
Het project is ontstaan vanuit een jarenlange samenwerking en vriendschap met Prof. Dr. Katelijne Schiltz die momenteel werkzaam is aan de Ludwig Maximilans Universiteit te München. Vanuit haar onderzoeksveld rond Vlaamse polyfonisten wees zij op het bestaan van een merkwaardige bundel gezangen ‘Il Primo Libro Delle Greghesche’ (Venetië, 1564). Het bleek een uitzonderlijk repertoire te bevatten dat een luik opent naar de kunstbeoefening in het 16de eeuwse Venetië waar tal van Vlaamse componisten roem verwierven. Het feit dat het repertoire zelden uitgevoerd is, bood ons een mooie opportuniteit om hier een productie rond op te zetten.
Als je doorgaans een project kiest, doe je dat dan op basis van muziek die je graag wil spelen of werk je soms louter vanuit een concept waarvoor je dan muziek gaat zoeken?
Zefiro Torna werkt graag met symbolische thema’s rond mens, ruimte en tijd die benaderd worden vanuit een breed kunsthistorisch kader. De muziek vormt dan als het ware de soundtrack van een dramaturgisch uitgedacht concept waar extramuzikale elementen een plaats in kunnen krijgen. Anderzijds vormen iconische muziekcollecties zoals het ‘Llibre Vermell de Montserrat’, de ‘Piae Cantiones’ (die aan de basis ligt van onze productie ‘De Fragilitate’) en de Greghesche collectie eveneens een grote inspiratiebron in het repertoire van het ensemble omdat ze de sleutel vormen tot een achterliggend landschap.
Antonio Molino heeft voor zijn muziek enkele grote componisten weten strikken: Cipriano de Rore, Adriaan Willaert, Giaches De Wert: een gevolg van handig netwerken of heeft zijn poëzie specifieke kwaliteiten?
De theatermaker Molino stond via zijn academia in nauw contact met allerhande dichters, denkers, kunstenaars en muzikanten. Het spel met dialecten -in dit geval de mengtaal van het Venetiaans met het Grieks- maakte deel uit van het experiment met allerhande kunstvormen. Molino was vooral bevriend met de componist Andrea Gabrieli, die het grootste aandeel werken heeft in de collectie. Anderzijds kende hij ook de Vlaamse componisten zeer goed. Het hoogtepunt van zijn bundel betreft bovendien een hommage, in de vorm van twee treurzangen, op het overlijden van de onvolprezen kapelmeester van de San Marco-basiliek, Adriaan Willaert.
“Oude” muziek lijkt soms wat tussen geïmproviseerde muziek en de “strikt” genoteerde traditie in te liggen: er zijn bronnen voorhanden, maar soms onvolledig of met heel wat interpretatiemogelijkheden. Hoe is dit bij ‘Il Primo Libro Delle Greghesche’?
De zanglijnen van de madrigalen, 4- tot 8-stemmig, zijn nauwgezet uitgeschreven. Het betreft immers zeer compacte muziek die volledig geënt is op de vorm en inhoud van de tekst. Elk woord en zin wordt als het ware in een vloeiende pennentrek omgezet in muziektaal. Naast een a capella uitvoering, kan je er voor kiezen om bepaalde stemmen te verdubbelen of te vervangen door instrumenten als luit, harp, gamba, fluit of cornetto. Dit biedt allerhande mogelijkheden tot het vergroten van de zeggingskracht of expressie.
Hoe zijn jullie tot het idee van een scenische uitwerking (‘Odeo’) gekomen en welke meerwaarde verwacht je daarvan?
Odeo verwijst naar de octogonale zaal van het palazzo Cornaro te Padua en tijdens Laus Polyphoniae bouwen we de Augustinuskerk om in de geest van dat palazzo. Alvise Cornaro was een invloedrijke figuur in het Venetiaanse culturele leven en een gevierd mecenas van artiesten en literaire figuren. De Odeo zaal, gebouwd naar oudheidkundig model, werd geprezen om haar uitzonderlijke akoestiek en fungeerde als concert- en theaterzaal. Ze mondde uit in omliggende vertrekken waar de genodigden elkaar ontmoetten, gemoedelijke conversaties hielden en konden genieten van allerhande entertainment. Musicologen als Katelijne Schiltz en de Italiaanse Laura Moretti wijzen op verschillende linken tussen het Greghesche repertoire en de uitvoeringen in het palazzo Cornaro.
In het programma ‘Odeo’ wordt de burleske theatrale inhoud van Molino’s teksten, van de erotische liederen, de lofgedichten voor zangeressen (le signore Greghette) en parodieën op de poëzie van Petrarca en Bembo verlevendigd in de geest van de commedia dell’arte. Giustiane gezangen -de Venetiaanse versie van de villanella- leveren alledaagse, komische scènes op en natuurlijk wordt er ook heel wat afgedanst. Zefiro Torna werkt dit scenische luik uit met het historische dansgezelschap Corpo Barocco dat geleid wordt door Sigrid T’Hooft. Een Pulcinella figuur en zijn principessa treden via een chiarosuro van dans, acrobatie, mime en tekst in de voetsporen van Luigi Cornaro’s acteur Ruzante en weerspiegelen de klanken van de muziek op unieke wijze.
Met projecten als ‘Les Tisserands’, ’De Fragilitate’ en ‘O, Monde Aveugle!’ belandt Zefiro Torna op het terrein van de folk, het chanson en de jazz. Gooi je je graag in dit soort muzikale avonturen of ben je net op je hoede bij dit soort kruisbestuivingen?
Zefiro Torna heeft met de jaren veel expertise opgedaan met het betreden van minder evidente paden. Het is geen doel op zich of geen kwestie van trendy te zijn om dergelijke experimenten door te voeren. De keuze hiervoor ontstaat steeds vanuit een groter verhaal waarbij we via een hedendaagse beleving de dialoog aangaan met cultureel erfgoed, zeg maar met onze roots.
Waar is Jurgen De bruyn mee bezig als hij niet in renaissancepartituren zit te neuzen?
Ik geef gitaarles aan de Academie voor Muziek, Woord en Dans te Tienen en heb een luitklas in de oude muziekafdeling van de Franstalige academie van Sint-Lambrechts Woluwe. Daarnaast speel ik veel freelance met allerhande orkesten en ensembles. Als er dan nog wat tijd rest, probeer ik mijn tuin te onderhouden of klus ik in onze hoeve/gastenverblijf te Hoegaarden en een zeldzame keer vind je me in een badmintonclub van Kessel-Lo (lacht).