Dat ze een vaste klant zijn op de BBC 2 Folk Awards kan enigszins misleidend werken. De elfkoppige band Bellowhead mag dan ontstaan zijn naar aanleiding van een folkfestival, op haar vierde album ‘Broadside’ dwalen ze verder af van het folkpad dan ooit tevoren.
Bellowhead ontstond in de geesten van melodeon- en concertinapeler John Spiers en zanger-violist Jon Boden. De eerste kreeg de folk mee van zijn vader die Morris dancer was, de tweede via de platen van zijn ouders: niet meteen echte folkies, maar traditioneel genoeg om albums van Steeleye Span en Clancy in het rek te hebben.
Toen de twee door de organisatoren van het Oxford Folk Festival benaderd werden met de vraag of ze geen goede headliner voor de editie van 2004 in gedachten hadden, was hun eerste reactie “ja, wij”. Het tweetal was echter niet wat de programmatoren in gedachten hadden en plots werd de vraag een reden om een al langer broeiend idee in praktijk te brengen.
Het resultaat was effectief voor het eerst te horen op het Oxford Folk Festival in 2004: een elfkoppige band met links vier blazers , rechts drie strijkers (waarvan violist Paul Sartin op hobo ook de overzijde kan versterken) en centraal een kwartet van John Spiers, Jon Boden, Benji Kirkpatrick op gitaar, bouzouki, mandoline en banjo en percussionist Pete Flood. Bellowhead werd een band met een grotere variëteit aan kleuren en stijlen. Het folketiket knelt al jaren en vertoont op de jongste cd ‘Broadside” meer barsten dan ooit. Wie bij Bellowhead folk zegt, mag in een adem ook funk, disco, bigbandjazz, pop en symfonische arrangementen denken.
Moeders
Terug naar 2004: Boden en Spiers zien hun kans schoon om eindelijk een grote band samen te stellen. De zoektocht naar muzikanten kon beginnen. Daarbij werd wel wat gegokt, door voor Boden en Spiers onbekende collega’s te engageren. “Toch” zegt Boden “is de band niet echt “toevallig” samengebracht. De muzikanten van de folkkant kwamen hoofdzakelijk uit onze vriendenkring, het zijn mensen met wie we in het verleden al eens samengespeeld hadden. De koperblazers en de drummer zijn er gekomen via een familielink. Mijn moeder werkte voor de moeder van Pete in een winkel. Ze hadden het over onze muzikale carrières en vonden dat we maar eens iets samen moesten doen. Pete kende dan weer alle blazers en zo hebben we op een wat vreemde, maar zeker niet random manier onze collega’s gekozen.”
De dag voor het optreden in Oxford ontmoetten de muzikanten elkaar voor het eerst en na een repetitiesessie van negen uur werd het concert in Oxford afgewerkt. Wat op een one night stand leek, werd echter snel meer. “Het begon allemaal inderdaad voor dat optreden, maar we dachten dat we wel zouden kunnen verder gaan als festivalgroep. Redelijk snel begon onze manager de mogelijkheden van touren te bekijken, wat met zo’n grote groep geen evidentie is. We kregen echter meteen veel steun uit het folkcircuit en het bleek te werken. Touren werd de eerste stap en omdat we dat deden, zijn we ook albums gaan uitbrengen. Het groeide dus allemaal heel vanzelfsprekend.”
Op een eerste echte cd was het echter nog even wachten. In 2005 verscheen ‘E.P.onymous’, een sampler met vijf tracks die gebruikt werd om promotoren warm te maken voor de band, maar meteen enthousiast onthaald werd in MOJO en fRoots. Een jaar later verscheen ‘Burlesque’, het eerste en meteen luxueus ogende album van de groep. Typerend voor de groep werd de combinatie van traditionele folksongs en instrumentale dansnummers, deels geschreven door Boden en Spiers zelf. Stukken als ‘Sloe Gin’, ‘London Town’ en Frog’s Legs & Dragon’s Teeth’ gelden ondertussen als echte Bellowhead-klassiekers en overleven jaren later nog steeds. “Het leuke is dat dat allemaal met het publiek te maken heeft. De nummers die we beu worden, blijken ook de nummers te zijn die bij het publiek weinig los maken. Diegene die we al negen jaar spelen, zijn de songs waar de bezoekers steeds enthousiast op reageren. Op de laatste tour hebben we haast de hele nieuwe cd gespeeld, veel nieuw materiaal, maar het blijft leuk om oudere nummers te spelen, gewoon omwille van de respons van het publiek.”
Familiezaak
Hoe enthousiast de reacties van het publiek kunnen zijn, is te zien op de in 2007 opgenomen (maar pas in 2009 uitgebrachte) dvd ‘Live at Shepherds Bush Empire’. Het videomateriaal van achter de schermen laat een jonge band zien die geniet van het pas ontdekte leven on the road. Beslissender voor de toekomst van de band is echter de verschijning van violist Sam Sweeney die bandlid Giles Lewin zou gaan vervangen. Op ‘Live at the Shepherds Bush’ zijn ze echter nog beiden te zien. Boden: “Dat klopt, ze hebben even de job gedeeld. Het vertrek van Giles Lewin was een familiezaak, hij hield niet van het reizen en bovendien geeft hij oude muziek op een conservatorium. Zo had hij te weinig tijd en besloot hij te vertrekken. Sam had al eerder met ons gespeeld en zo werd die overgang een heel eenvoudig proces.”
Een tweede personeelswissel voltrok zich later, toen heliconspeler Gideon Juckes zijn plaats afstond aan Ed Neuhauser. “Gideon verliet de groep omdat hij naar Japan verhuisde. In het begin hebben we er nog aan gedacht om hem te laten overkomen om te touren, maar dat bleek onmogelijk, te ver weg en te moeilijk om te regelen. En zo is Ed er bij gekomen, maar buiten die twee veranderingen is de line-up heel stabiel.”
Twee personeelswissels op negen jaar in een muzikaal elftal, het getuigt inderdaad van een stabiliteit waar heel wat andere bands alleen maar van kunnen dromen. Toch benadrukt Boden dat die twee verschuivingen een invloed gehad hebben op het geluid van de band. “Sam is een heel andere violist dan Giles en Ed een heel andere heliconspeler dan Gid. Het geeft echt een ander gevoel. Kijk, met elf mogen we dan een grote groep zijn, de meeste instrumenten zijn uitsluitend melodisch. Het is niet dat we vijf keyboardspelers hebben en vier gitaristen hebben. Iedereen speelt maar één melodische lijn tegelijk en dan maakt een nieuwe muzikant een serieus verschil, vooral met zo’n opvallende instrumenten als viool en helicon.”
Iets van democratie
In 2008 kwam de band met een opvolger voor ‘Burlesque’. ‘Matachin’ werd een wat heel gevarieerde, maar ook wat onevenwichtige plaat. Volgens Boden was het dan ook een album om uit te proberen. “’Matachin’ was een interessante plaat, omdat we aan het uitzoeken waren welk soort band we eigenlijk wilden zijn. Voor ‘Burlesque’ had ik de meeste muziek geschreven en het was interessant om te zien wat anderen konden bijdragen: waar de muziek naar toe ging, van elkaar leren. Het is een meer gevarieerd en experimentele plaat geworden waarop ik nog steeds erg trots ben, maar ze is natuurlijk wel minder toegankelijk.”
De inspraak van de andere bandleden was opvallend. Niet minder dan zes Bellowhead-muzikanten schreven mee aan de stukken en de arrangementen. Muzikale democratie? “Iedereen heeft de mogelijkheid om idee op te brengen, maar we proberen wel met min of meer afgewerkte dingen te komen, zodat we niet veel tijd moeten verliezen op een repetitie. Toch is er niemand die echt de leiding heeft: iedereen is baas over zijn eigen ideeën. Uiteindelijk wordt er wel met de groep beslist wat we gaan spelen en opnemen. Er is dus iets van democratie, maar er is steeds iemand die het artistieke overzicht op een nummer bewaart.”
En op het podium? Een mogelijke manier om de muziek spannend te houden, is immers het aanpassen van de composities of de arrangementen van avond naar avond, een praktijk waar goed ingespeelde bands zich aan kunnen wagen. Met negen jaar op de teller mag Bellowhead zich tot die groepen rekenen. Toch is het aanpassen van de muziek van avond naar avond niet iets waar de groep echt op inzet. “Op zich zijn er geen regels, iedereen mag zoveel vrijheid nemen als hij wil, maar omdat we vrijwel allemaal melodische instrumenten gebruiken, zitten we redelijk stevig in de arrangementen. In een kleine bezetting kan je met nieuwe ideeën afkomen, maar als je met elf bent, ligt dat moeilijker. Als je te veel varieert werkt het niet meer, wat niet wil zeggen dat de muziek niet kan evolueren, maar dat gebeurt dan wel steeds organisch.”
Geen definitieve versie
Iedereen mag dan baas zijn over zijn eigen voorgestelde arrangement, “toch”, zegt Boden, “hebben we één algemene regel en die is dat we alleen traditionele songs doen. We hebben die wel al enkele keren gebroken, maar het is toch niet de bedoeling dat iemand afkomt met een nummer dat hij over zijn vriendin heeft geschreven. Bellowhead is echt bedoeld als een band voor traditionele muziek. Dat is de enige regel, want stilistisch gesproken kan alles geprobeerd worden. We beoordelen wat werkt en wat niet, zonder vooroordelen.”
De verwijzing naar folk uit Engeland is geen toeval. Waar de Schotse en de Ierse folk internationaal meer bekendheid geniet, is die van Engeland heel wat minder bekend, een situatie waar Boden meteen een rol voor Bellowhead ziet liggen. “Een van de redenen waarom we Bellowhead samengebracht hebben, was dat iedereen goed bezig was met folk, maar zelden met Engelse songs. Wat je niet moet doen is Engelse folk veranderen in Schotse of Ierse, die muziek is echt anders. Als ik een Ierse folkmuzikant hoor, wil ik de dingen horen die daar eigen aan zijn. Wat het allemaal zo interessant maakt, zijn net de verschillen en daarop focussen we met Bellowhead.”
Hoe komen Boden en zijn collega’s aan die nummers? Wachten ze tot ze voorbij komen of gaan ze er echt naar op zoek? “Een combinatie van de twee. Sommige van de nummers zijn bekende songs die we al jaren kennen, maar waar we niet aan gedacht hadden om ze te spelen, tot er iemand mee af kwam. Andere vinden we in boeken en oude opnames, het is dus een mengeling.”
Die herkomst van de muziek wordt vaak vermeld in de cd-boekjes, net als de achtergronden van of toelichting bij de inhoud van de nummers. Een zekere mate van research is de band volgens Boden dan ook niet vreemd. “Ja, dat hoort bij het proces van het spelen van traditionele muziek. Als we een nummer opnemen, is dat niet bedoeld als een definitieve versie. We hopen dat anderen enkele jaren later zullen gaan zoeken naar wat wij er mee gedaan hebben om er dan zelf mee aan de slag te gaan. Net daarom is de herkomst van een nummer zo belangrijk, naast natuurlijk waar het naar toe gaat.”
Abbey Road
Waar het qua erkenning met Bellowhead naar toe gegaan is, valt af te lezen uit de statistieken van de BBC 2 Folk Awards. Op nog geen tien jaar tijd haalde de band twintig nominaties binnen. Acht werden er verzilverd, waaronder vier voor beste live act (2005, 2007, 2010 and 2011) en een voor beste album (‘Broadside’, 2013). Bang om door de folkprijzen te veel in een hoekje gestopt te worden is Boden niet. “We hebben een heel divers publiek. Sommigen komen van de folkwereld, anderen dagen op voor de toegankelijke nummers en weer anderen voor de meer left field songs. Het werkt allemaal bij Bellowhead, zeker wanneer we op het podium staan en de muziek een live gebeuren wordt.
Dat de band veel meer dan folk achter de hand heeft, werd helemaal duidelijk met het derde album ‘Hedonism’ uit 2010. De knappe en ingenieuze arrangementen die van strofe naar strofe de sfeer omgooien en de manier waarop de band enkele malen de tonale basis van de muziek uitrekt, maakt van de cd een artistiek ambitieus visitekaartje.
In het zog van die release ging Bellowhead opnieuw de baan op, wat resulteerde in een tweede dvd, ‘Hedonism Live’. Deze registratie van een show in de O2 Academy in Bournemouth laat een zelfverzekerde band zien en horen die qua podiumpresence enorm gegroeid is. Waar de groep op ‘Live at Shepherds Bush Emire’ nog een sympathieke bende was, is die in Bournemouth een perfect geoliede machine geworden, zonder aan spontaniteit in te boeten.
De muzikale evolutie betekende echter ook het verder laten vervagen van de zuivere folkinvloeden. Heeft dat de band geen negatieve reacties van de “zuivere” folkliefhebbers opgeleverd? Boden: “Niet echt, de folkscene is een scene waar mensen elkaar steunen, in tegenstelling tot wat er vaak van gedacht wordt. Er zijn natuurlijk puristen die het niet zo hebben met die moderne traditie, maar doorgaans steunen folkfans mensen die gaan voor wat ze willen doen. Ze vinden het prima dat mensen met die muziek bezig zijn en er iets interessant mee doen. Daarom vinden ze het niet steeds goed, maar ze steunen elkaar wel.”
Met ‘Hedonism’ zette Bellowhead ook een aardige stap qua productie. De cd werd opgenomen in de studio’s van Abbey Road met producer John Leckie (‘The Bends’ van Radiohead, meerdere albums van Muse), niet de meest voor de hand liggende naam voor Engelse folksongs. Toch ging het allemaal betrekkelijk vlot. “We waren op zoek naar een goede producer en John Leckie had net een album gemaakt met het Portique Quartet. We wisten dus dat hij naar andere muziek aan het kijken was en daarom hebben we hem gevraagd, ons label nam contact met hem op en hij was meteen positief.”
De samenwerking beviel de partners blijkbaar, want ook opvolger ‘Broadside’ (2012) werd opgenomen met Leckie, zij het op een heel andere manier. “‘Hedonism’ was meer live opgenomen met weinig overdubs, zoals we ook op een podium klinken. Op ‘Broadside’ hebben we meer met overdubs en andere studiotechnieken geëxperimenteerd.”
Het resultaat is een album waarop Bellowhead plots opvallend groots klinkt. Meer poppy ook, zoals te horen is aan de eerste singel ’10 000 Miles Away’ en nog meer aan een track als ‘Betsy Baker’. ‘Biker Hill’ heeft dan weer meer symfonische ambities, maar ook de onverwoestbare charme van meezing- en brulbare folksongs is weer aanwezig, net als de complexiteit die van enkele arrangementen haast muzikale puzzels maakt.
Bellowhead heeft, met slechts enkele wissels in de bezetting, op negen jaar een duidelijke weg afgelegd, waarbij de muzikale wortels niet verloochend werden. Maar hoe zit het met de groep zelf? Is die nu een professioneel samenwerkingsverband van muzikanten of een vriendenclub? Boden antwoordt genuanceerd. “Eigenlijk zijn we de twee. Bellowhead is zo’n grote en dure groep om mee te touren dat alles van belang is. We moeten serieus en zakelijk functioneren, of iemand hebben die dat voor ons doet. We benaderen het dus als een professioneel engagement, maar met de negen jaar dat we nu samen spelen, hebben we veel tijd samen doorgebracht, dus is de band ook wel een vriendenclub geworden.”