Op 26 oktober staat het ensemble Ictus in de Handelsbeurs met een opmerkelijk programma twintigste eeuwse muziek. Met werken van Antheil, Ligeti, Bartók, Nancarrow en Reich wordt alle romantische sentimentaliteit in de kiem gesmoord en is het eerste en het laatste woord aan het mechanische.
Een van de centrale uitvoerders die avond is pianist Jean-Luc Plouvier, een vaste waarde binnen Ictus waar hij naast uitvoerder ook artistieke leider is. Als muzikant met het nodige historisch besef en een brede culturele achtergrond heeft hij een heel uitgesproken visie op de muziek die in de Handelsbeurs te horen zal zijn, niet in het minst op het centrale stuk van het programma: ‘Ballet Mécanique’, het schandaalwerk voor pianola’s, piano’s;-, percussie, propellers, sirenes en elektrische bellen van Georges Antheil dat tot op vandaag heel wat vragen oproept, shockeert en blijkbaar ook voor de nodige blessures zorgt.
Het programma van jullie concert in de Handelsbeurs is gebouwd rond mechanische muziek. Tot op vandaag zijn er heel wat mensen die deze benadering minder interessant en zelfs minder menselijk vinden. Hoe denk jij over dit onderscheid?
Debussy zei in 1913: “Is het niet onze taak om symfonische muziek te maken die onze tijd vereist, die spreekt van vooruitgang, durf en de moderne verwezenlijkingen? De eeuw van de vliegtuigen heeft recht op haar eigen muziek.” Of Luigi Russolo in ‘L’Art des Bruits’ in datzelfde jaar: “Wie door een moderne hoofdstad loopt met meer aandacht voor wat hij hoort dan ziet, kan genieten van een grote verscheidenheid aan geluiden: gorgelend water, lucht en gas in metalen buizen, motoren die dierlijk rommelen en rammelen, de hartkloppingen van kleppen, het komen en gaan van zuigers, de kreten van mechanische zagen, het geluid van trams op rails, het klakken van zwepen of het flapperen van vlaggen.”
Mechanische kunst is trouwens niet hetzelfde als “mathematische” kunst. Bij mechanische kunst gaat het niet om exacte verhoudingen, maar om de shock. Die shock, dat is de confrontatie met de stad, het lawaai, de machines, de massa. Die massa is heel belangrijk, met ogen die duizenden lichtjes opvangen, duizenden geluiden registeren. Het is gewoonweg onmogelijk om je terug te plooien op een esthetiek die gebaseerd is op natuur en contemplatie. Daarvoor is het te laat. Je moet die nieuwe krachten en die nieuwe poëzie aanvaarden, waarderen en erkennen.
Dat gezegd zijnde, is er waarschijnlijk wel een link tussen machinisme en primitivisme, twee richtingen die sterk aanwezig waren in de eerste helft van de twintigste eeuw, de twee gedaanten van het gevecht tegen burgerlijke kunst. Die is sentimenteel en humanistisch. Het primitivisme en het machinisme, die zijn net antisentimenteel. Ze zijn niet op zoek naar emoties, maar naar krachten die de geest shockeren. De machine laat ons angstaanjagende krachten ontdekken die het menselijke overstijgen, zoals in primitieve rituelen die Picasso inspireerden. Gilles Deleuze raakte dat thema ook aan: “In de kunst, zowel in de schilderkunst als in de muziek, gaat het niet om het reproduceren of uitvinden van vormen, maar om het vastleggen van krachten.”
Het enige verschil is dat mechanische kunst altijd een tweede, lichtere onderlaag heeft die ironie en spel mogelijk maakt. Een pratende machine, een ritmische machine of een mens-machine, dat is altijd een beetje om mee te lachen. Dat voert ons steeds wat terug naar de geest van het kind. En de optelsom van deze kinderlijke geest met de shock van angstaanjagende krachten, dat is ‘Ballet Mécanique’.
Jullie gaan ‘Ballet Mécanique’ met de film spelen waarvoor de muziek in eerste instantie bedacht was, terwijl die versie van het stuk korter is dan de bekendere concertversie. Waarom nemen jullie net die kortere gedaante?
Dat is een ingewikkelde zaak, want wie begrijpt echt het avontuur van al die ‘Ballets Mécaniques’ echt? Dit is zoals ik het begrepen heb:
De originele versie dateert uit 1924, wanneer Antheil als componist in Parijs in de mode is. Hij schrijft enkele schandaalstukken voor piano, zoals ‘Airplane Sonata’ en ‘Mechanisms’. Ezra Pound (Amerikaans dichter, KVM) bewondert hem, Jean Cocteau is wild van hem, James Joyce denkt er aan om samen met hem een opera te schrijven en hij is bevriend met Stravinsky, zij het niet voor lang. Dankzij Ezra Pound ontmoet George Antheil Fernand Léger die net samengewerkt had met Darius Milhaud en de cineast Dudley Murphy. Ze denken aan een film ‘Ballets Mécaniques’ die echt onverdraaglijk moet worden, schandaliger dan alles wat er voordien gemaakt is.
Léger stond in die tijd wantrouwig tegenover de schilderkunst. Hij had de films van Chaplin en Abel Gance gezien en dacht dat de cinema dé kunst van de twintigste eeuw was en dat die zo de schilderkunst zou versmachten. Hij schreef het zelf zo: “Geen scenario, alleen opeenvolgende geritmeerde beelden, dat is alles. (…) We dringen aan tot het oog en de geest van de kijker het niet meer accepteren. We voeren het spektakelniveau op tot het ondraaglijk wordt.”
Goed, wat is er daarna gebeurd? Dat is moeilijk te zeggen. De film en de muziek zijn aanvankelijk nooit samengebracht. Dat is pas veel later gebeurd. De originele versie van de partituur is trouwens ook nooit uitgevoerd tijdens het leven van Antheil. Hij had zestien pianola’s (player piano’s aangedreven door rollen, KVM) voorzien die gesynchroniseerd zouden worden door een zeventiende, maar dat heeft nooit gewerkt.
Later, in 1933 is Georges Antheil dan teruggekeerd naar de VS, waar hij een neoklassieke componist werd, getalenteerd, maar ook conventioneel. Hij herschreef ‘Ballet Mécanique’ in 1954 met een sneller tempo, pauken in plaats van grote trommen enz. tot de versie die nu het meest bekend is: heel anders en in die gedaante briljant opgenomen door het Ensemble Modern. Toch is de versie uit 1924 ongelooflijk veel zwaarder en radicaler, echt beangstigend.
Musicologen schrijven vormschema’s vaak met letters, zoals ABACA… waarbij A dan het refrein is. Antheil heeft gezegd: ik wil een vorm AAAAAAAAAAAAA.
Wij gaan dus de originele versie uit 2014 spelen, maar met een kleine coupure van drie minuten, eenvoudigweg omdat we het stuk te lang vonden. We hebben ook een manier gezocht om de muziek synchroon te krijgen met de film, maar dat bleek onmogelijk. Er zijn geen momenten van overeenkomst. De versies die beschikbaar zijn op dvd zijn subtiele montages. Trouwens: Léger en Antheil hadden ook niet echt een gemeenschappelijk plan.
Op het YouTube-filmpje dat van jullie uitvoering van ‘Ballet Mécanique’ in Lille gemaakt werd, krijgt de kijker geen pianola’s te zien.
We gebruiken ook helemaal geen pianola’s. Het kan misschien wat vreemd lijken, maar ook een pianola vraagt een bespeler. Er is immers steeds iemand die de machine moet controleren tijdens een uitvoering, zoals in een fabriek. Momenteel is er in de VS welgeteld een iemand die dat kan: Rex Lawson, die zich met zijn instrument van concert naar concert begeeft, wat de onderneming erg duur maakt. Zestien pianola’s, dat is dus helemaal onmogelijk en bovendien is het probleem van de synchronisatie nog steeds niet opgelost. Daarom maken wij gebruik van het moderne equivalent: MIDI-software en zestien gesamplede piano’s. Daarom zie je ze dus niet staan.
We hebben echter wel naar een visuele oplossing gezocht om het beeld van die schijnbaar autonoom opererende klavieren te vervangen. We hebben het venster van de zogenaamde pianorol die de MIDI-gebeuren triggert gefilmd en zo kan de bezoeker de noten zien bewegen in het ritme, zoals op een klavier.
Daarnaast heb ik op het einde nog eens zeven minuten van de film van Léger toegevoegd, lichtjes gemonteerd om enkele momenten ven synchronisatie te hebben. De pc-generatie, weet je wel…
Wat is anno 2013, na Cage en de elektronica, nog de relevantie van ‘Ballet Mécanique’?
Jacques Lacan zei “ça réussit là où ça rate” en dat is ook het geval met ‘Ballet Mécanique’. Het is een utopisch stuk dat net niet helemaal werkt, maar dat maakt er nu net de schoonheid van uit. Je voelt er een opwinding in die zo typisch was voor de jaren ’20: al die dromen van “de nieuwe mens” en tabula rasa, de breuk met de gevoeligheid van de negentiende eeuw. Daarnaast zit er ook de angst in die aanwezig was tussen de twee Wereldoorlogen, wat de Amerikanen The Long Armistice noemen. Antheil had het werk overigens eerst een andere titel gegeven: ‘Message to Mars’. Hij wilde een schreeuw van terreur de kosmos insturen. Het werk neemt ons dus mee naar de hele keuken van de jaren ’20: primitivisme, machinisme, opwinding, escalatie, angst en provocatie.
Het is overigens interessant om ‘Ballet Mécanique’ te vergelijken met ‘Les Noces’ van Stravinsky’. Antheil was bezeten van Stravinsky en woonde alle repetities voor ‘Les Noces’ bij. In dat werk zitten vier piano’s en veel percussie en het heeft ook die ongelooflijke klokkensonoriteit, als brekend glas, een suprapercussieve klank. Bovendien was het eerste deel van ‘Les Noces’ oorspronkelijk geschreven voor cimbalom en pianola!
‘Les Noces’ bleef natuurlijk wel primitivisme en Antheil wilde dat geluid in een futuristische gedaante brengen. Die rivaliteit tussen de “arrogante leerling” Antheil en Stravinsky heeft hem gepusht om nog verder te gaan. Igor gebruikt vier piano’s? Ok, dan wil ik er zestien. Stravinsky heeft trouwens de vriendschap verbroken toen hij hoorde dat Antheil beweerde dat Stravinsky heel erg geïnteresseerd was in wat hij (Antheil) deed en dat hij het werk van zijn jongere collega bewonderde. Waarmee Antheil dus de rollen van leerling en leraar wilde omdraaien.
Stel dat Antheil je nu zou contacteren om te vragen wat je anders zou willen hebben aan ‘Ballet Mécanique’, wat zou je dan voorstellen?
Dan zou ik hem vragen wat meer werk te geven aan de echte, menselijke pianisten, want voor hen is de partituur iets te licht. Eigenlijk hebben we het probleem zelf al opgelost, want we hebben delen van de pianolapartijen aan de pianisten gegeven. Er zaten gewoon te veel pauzes in de pianopartijen, waardoor het stuk haast karaoke-achtig werd.
Op de YouTube-film is ook te zien dat de bespelers van de ventilatoren veiligheidsbrillen dragen wanneer ze voorwerpen tussen de draaiende propellers steken. Gaat dat ook in Gent het geval zijn?
Die ventilatoren staan in de partituur, net zoals de sirenes en de elektrische bellen. Je kan het stuk dus onmogelijk zonder die dingen spelen. Wat die brillen betreft, die zullen inderdaad gebruikt worden omdat ze nu eenmaal noodzakelijk. De organisatie van de repetities lijkt trouwens sterk op die van een staalfabriek: wie van hier naar daar wil moet die of die weg nemen, het is verboden om te spelen zonder veiligheidsbrillen enz. Het heeft dus niets met de look te maken, maar alles met veiligheid.
Onze dirigent heeft trouwens ooit een breinaald in zijn hand gekregen, toen hij experimenteerde met de mogelijkheden van de propellers. Hij is toen meteen naar de handkliniek in het Leopoldpark gegaan, waar ze vaststelden dat de naald als bij wonder op een millimeter van zijn zenuw gepasseerd was. Hij is dan ook een echte held. (Opnieuw: excuses voor de onbescheidenheid.)
Heb je nog herinneringen aan de eerste keer dat je een werk van het programma in de Handelsbeurs voor het eerst hoorde of speelde.
Nancarrow! De stukken van die man zijn heel vreemd. Ze zijn geschreven voor pianola’s met een amusante mechaniek die een beetje jazzy, honky-tonk-achtig klinkt. De ritmische gelaagdheid is echter om gek van te worden met ook verschillende tempi tegelijkertijd en verhoudingen van bijvoorbeeld twee op drie op vijf op negen. De transcripties zijn heel moeilijk om te spelen, maar de muziek blijft tegelijkertijd wel kinderlijk, vriendelijk, aimabel en amusant: een vreemd, maar tevens heel genietbaar contrast.
In 1996, in de beginjaren van Ictus hebben we in het Kaaitheater een Nancarrow-medley gespeeld met percussie, viool, klavecimbel enz. Tijdens de uitvoering hadden de muzikanten een idiote glimlach op hun gezicht, zo content waren we toen.
Wat is voor jou het moeilijkste werk op het programma?
Het ‘Ballet Mécanique’, omdat de dirigent daar de gesamplede piano’s moet volgen. Hij kan niet zijn eigen tempo bepalen. Tegelijkertijd moeten de uitvoerders voldoende ontspanning vinden om de muziek met het nodige “goede” geweld - energie zonder brutaliteit - te kunnen spelen. Wanneer we gecrispeerd zijn, wordt de muziek brutaal en dat is vreselijk.
Ik geloof niet in brutale muziek. Het geweld mag maximaal zijn, maar een concert blijft iets van een catharsis hebben die we samen met het publiek bereiken, in alle vriendschappelijkheid. Wat soms zoveel betekent als het onmogelijke presteren, terwijl je wel cool blijft.
Meer over Jean-Luc Plouvier (Ictus)
Verder bij Kwadratuur
- Jean-Luc Fafchamps - YZ3Z2Z1S2
- Ictus & Jean Paul Van Bendegem - Handelsbeurs, Gent
- Ictus & Jean Paul Van Bendegem - Handelsbeurs, Gent
- Georges Antheil - Ballet Mécanique
- Domein Harvey - Arne Deforce, Ictus - Concertgebouw, Brugge
- Jonathan Harvey - Wagner Dream
- Michaël Levinas - La Métamorphose – Je, Tu, Il: Un Opéra d’Après l’Oeuvre de Franz Kafka
- Michaël Levinas - La Métamorphose, Arrivée des trois locataires
- Jean-Luc Fafchamps - KDGhZ2SA
- Ictus: Liquid Room #2 - Kaaitheater, Brussel
- Harry Partch - The Letter
- James Dillon - Traumwerk Boek 1, nr. 1 en 2
- Fausto Romitelli - Hellucination 2/3: Risingril / Earpiercingbells
- Fausto Romitelli - An Index of Metals
- Georges Aperghis - Die Hamletmaschine-Oratorio