De Duitse saxofonist Jan Klare kan zijn muzikale leven niet vullen met één enkel project. Van al zijn groepen is The Dorf ongetwijfeld de meest opvallende: de grootste, de luidste, de meest veranderlijke en degene waarin hij zelf niet te horen is.
De bandnaam The Dorf is op z'n zachtst uitgedrukt wat ongewoon.
Ik koos de naam voor de band omdat het eigenlijk geen gewone band is. The Dorf is een grote groep muzikanten die samenkomen op, laten we zeggen, een marktplaats in een dorp om samen te spelen: mensen die nooit eerder van elkaar gehoord of met elkaar gewerkt hebben. In de praktijk komt het er trouwens op neer dat muzikanten elkaar tijdens een uitvoering zelfs niet kunnen horen.
Je had vroeger een andere grote groep, Supernova. Was dat een formatie als The Dorf?
Nee, want bij The Dorf is er geen vaste line-up, maar iedereen die geïnteresseerd of in staat is om mee te spelen, mag naar de repetities en het concert komen. Supernova daarentegen was een meer gestructureerde band met een vaste bezetting waarin iedereen zijn eigen plaats had. Voor The Dorf putten we uit een pool van 30 à 35 muzikanten waarmee we maandelijks optreden in de Domicil in Dortmund: een repetitie overdag en een concert 's avonds. We worden daar niet veel betaald, dus komen meestal de mensen die die avond toevallig geen optreden hebben. Het is momenteel wel zo dat er een zekere continuïteit aan het ontstaat is van muzikanten die geregeld meedoen.
Waarom ben je volgens dit concept beginnen werken?
Ik wilde echt werken met een groot ensemble, maar met een vaste bezetting heb je altijd problemen. Als iemand niet bij een concert of een repetitie aanwezig kan zijn, dan moet je een vervanger gaan zoeken of zelfs cancelen. Daarom had ik me voorgenomen dat mijn orkest gemakkelijker zou moeten werken. Nu schrijf ik het repertoire voor de band zo dat er geen partijen voor specifieke instrumenten zijn, maar melodieën die verdeeld kunnen worden over de aanwezige muzikanten. Op basis van wat ze aankunnen kiezen de muzikanten hun eigen partij, waarbij er altijd iemand is die de eerste melodie speelt, iemand de tweede enz. Zo moet ik dus geen specifieke vervanger zoeken voor iemand die niet kan komen.
Je schrijft dus niet, zoals sommige van je collega's, voor specifieke muzikanten?
Ik schrijf voor de sound van de groep. Die sound is trouwens gedurende de drie jaar dat we bestaan geëvolueerd. Ik denk dat het geluid en het idee achter de groep sterker geworden zijn. Iedereen weet nu wat te verwachten van het groepsgeluid. Ik schrijf dus inderdaad niet specifiek voor die of die muzikant, hoewel er natuurlijk ondertussen de regulars zijn die laten we zeggen 90% van de tijd beschikbaar zijn, maar de regel blijft dat het moet ook kunnen werken wanneer iemand van hen niet kan komen.
Zou je niet liever met een vaste bezetting werken?
Werken met vaste muzikanten heeft natuurlijk voordelen, het helpt de groep evolueren. Daar tegenover staat dat bij een wijziging in de bezetting de muziek mee verandert. Zo is er binnen The Dorf een algemene overeenkomst over hoe de muziek kan werken in verschillende situaties. De interactie geeft de muziek een sociale dimensie die verder gaat dan "ik speel mijn partij" of "daar is mijn solo", dingen waar ik vanaf wil. Mensen moeten in deze groep iets flexibeler zijn.
Je muziek roept echo's op van heel wat muzikanten, onder andere Frank Zappa, X-Legged Sally en George Russell. Voel je je door deze mensen beïnvloed?
X-Legged Sally, dat is die groep met Bart Maris (trompettist van X-Legged Sally en FES, KVM), niet? Ik speel veel met Bart en hij vertelt er wel eens over, maar ik heb de band eigenlijk nog nooit gehoord. Ook met de muziek van George Russell ben ik niet zo vertrouwd. Ik heb wel een idee waar die over gaat, maar ik zou niet meteen kunnen zeggen dat ik er invloeden van onderga. Ik heb bijvoorbeeld geen platen van hem in huis. Wat Frank Zappa betreft kan ik uiteraard niet ontkennen dat ik van zijn muziek hou, zeker van de contrasten. Ik gebruik in mijn muziek ook die onderling sterk verschillende secties en die typische clichés: wat je verwacht te horen zal onderbroken worden door een ander cliché. Grote namen die belangrijk zijn voor mij zijn Sun Ra en op sommige gebieden zelfs Duke Ellington. Als grote invloed zou ik hem niet opgeven, maar mijn muziek zit wel in die traditie. Er is ook een belangrijke Duitse muzikant, al is eigenlijk geen echte Duitser: Frank Kölltes, een man van naar ik schat 60 jaar. Hij heeft een orkest The Missiles dat maandelijks optreedt in Keulen en waar ik ook wel eens in meespeel. Daarvoor heeft hij een techniek ontwikkeld waarbij hij het orkest specifieke melodieën en ritmes kan laten spelen, louter en alleen door de tekens die hij geeft. Het heeft inderdaad iets van Butch Morris (dirigent/componist die ook werkt op basis van signalen, KVM), maar persoonlijk vind ik Kölltes beter: heel avontuurlijk, vooruitstrevend. De man heeft echter nog nooit een plaat onder eigen naam uitgebracht, je kan zijn muziek alleen op het web vinden, denk ik.
Die werkwijze van Kölltes, is die terug te horen in de track 'Miniatures' van het album 'The Dorf'?
Ongeveer, wij doen dat spontaan reageren op de directie ook: combinaties van mensen, sfeerveranderingen, vrije improvisaties. Of je zoiets doet, hangt natuurlijk ook af van het concert dat je speelt. Wanneer we in Brussel zullen spelen dan weten we niet hoe het publiek zal reageren. Je hebt dan 50 minuten om het verhaal van de band te vertellen en dan moet je je afvragen hoe je de aandacht van het publiek gaat trekken. Dat is anders wanneer we in de Domicil spelen: daar kennen de mensen ons en kunnen we meteen beginnen met waar we dan me bezig zijn.
Je muziek klinkt compositorisch vaak wat ruw.
Klopt, ik hou wel van die chaos, de ruwe energie. Ik wil de muzikanten op een gegeven moment bevrijden van alle mogelijke beperkingen. Ze moeten zich dan niet meer houden aan een beat, toonladders of akkoorden: gewoon zien wat er uitkomt en hun oren openhouden om te kunnen reageren op wat er rond hen te horen is. Net dat is binnen The Dorf de grootste uitdaging: bewust zijn van de sound van de hele groep en niet alleen bezig zijn met je eigen partij.
Op 'The Dorf' is de rol van de elektronica eerder beperkt. Ben je van plan die verder uit te breiden?
Dat is nog zoiets: je organiseert een opname – zoals we trouwens net gedaan hebben voor wat onze tweede cd zou moeten worden – en dan blijkt dat niet iedereen er kan zijn. Het probleem met de eerste cd was dus dat de twee muzikanten die voor de elektronica-inbreng zorgden niet bij de opnames aanwezig konden zijn. Een deel van de elektronica is dan overgenomen door de keyboardspeler, omdat die daar ook wat mee bezig is, maar live is de rol van die klanken prominenter aanwezig. Ik vind die geluiden echt verfrissend in een mix van akoestisch en elektronisch: afgespeelde of gesamplede geluiden.
Van afwezigen gesproken: op de audiotracks van 'The Dorf' is geen stem te horen, maar op de videoregistratie van het nummer 'Ahead or Behind' wel. Die wordt daar erg abstract en tekstloos gebruikt. Heb je iets tegen teksten?
Moo Lohken, de zangeres die je hoort op de video, is inderdaad iemand die er soms is en soms niet en bij de cd-opname was ze dus afwezig. Wat ze doet op de video is haar eigen manier van zingen. Dat wil niet zeggen dat er geen stukken kunnen zijn met tekst. In ons repertoire zitten zelfs enkele songs, maar die hebben we nog niet als dusdanig opgenomen. Voor 'Licht' dat instrumentaal op de cd te horen is, is er bijvoorbeeld een Duitse tekst die helemaal over het licht gaat, met e=mc2 en dat soort zaken in verwerkt. Ik houd dus best wel van songs, maar als je werkt in een concept als dat van The Dorf waarbij de zangeres soms wel en soms niet aanwezig is, dan moeten we er voor zorgen dat we de stukken ook instrumentaal kunnen spelen. Bovendien moet een zanger(es) de song ook voelen. Lohken is heel goed in wat ze doet, maar ook erg specifiek. Het zou dus kunnen zijn dat ze een bepaalde tekst die ik voorstel niet wil zingen, maar dan kan ik het natuurlijk nog altijd aan haar overlaten om een andere tekst te vinden.
Als muzikant ben je voornamelijk actief als saxofonist. Heb je het gevoel dat je als dirigent je muziek meer uit handen geeft?
Ik denk dat ik de muziek juist meer onder controle heb dan wanneer ik saxofoon speel, zeker in een bigband als deze. Natuurlijk moet ik de nodige ruimte geven aan de individuele muzikanten, maar ik kan wel beter zien welke richting de muziek uitgaat. Natuurlijk zal ik geen stuk stilleggen omdat ik niet tevreden ben met hoe iemand iets speelt, maar we kennen elkaar ondertussen en zo apprecieer ik meer en meer wat de anderen doen. De muziek wordt dus echt iets van een gemeenschap en dat is interessanter dan zelf een geweldige solo spelen in een eigen compositie. Dat kan ook leuk zijn, maar het integreren van verschillende persoonlijkheden in je eigen muziek is een buitenkans voor iedereen.
Hoewel je duidelijk nieuwe invalshoeken niet schuwt, valt het wel op dat in The Dorf ook muzikanten van je andere projecten als Das böse Ding en You Are so Me te horen zijn.
Het helpt natuurlijk wanneer er mensen bij zijn die jouw manier van werken kennen. Dat heeft muzikale, psychologische en zelf emotionele voordelen. Soms schrijf je iets waarvan blijkt dat sommigen het liever niet graag spelen. Er is zo'n stuk – we hebben het net opgenomen voor de tweede plaat – waarbij er altijd discussies ontstaan: sommigen vinden het stuk vermoeiend en zien er het nut niet van in. Op zo'n moment moet ik kunnen terugvallen op enkele vrienden die er vertrouwen in hebben dat het uiteindelijk toch de moeite zal lonen om het te doen. Daarnaast ben ik ook dol op het familiegevoel van de band. Weet je, de muziek die mij in de loop van de jaren geïnspireerd heeft, werd helemaal niet ontwikkeld door individuen, maar in scenes. Ik ben bijvoorbeeld dol op artrock, Britse muziek van de jaren '70 of de Chicago scene. Dan krijg je groepen waarvan iemand bijvoorbeeld bij Emerson, Lake & Palmer gespeeld heeft, terwijl iemand anders dan weer van bij Yes komt, dat soort verbanden. Muziek is altijd iets van een gemeenschap geweest, daarom misschien geen echte familie, maar mensen die elkaar kennen, met gelijkaardige muziek bezig waren en samen begonnen te werken.
Met The Dorf speel je uitsluitend door jou gecomponeerde muziek. Ga je ooit inbreng van de anderen kunnen toestaan?
Daar zijn we eigenlijk pas mee begonnen. We spelen nu een stuk van een van de gitaristen in de groep, Serge Cortyn – zijn ouders zijn trouwens Belgisch. Ik had dat stuk met hem reeds in een andere groep gespeeld en dacht dat het ook zou werken binnen de context van The Dorf zodat ik er een arrangement van gemaakt heb. Nu zijn er nog muzikanten van de groep geweest die gevraagd hebben of ze eens een stuk mochten meebrengen, maar daar ben ik voorlopig nog niet op ingegaan om een democratisch probleem te vermijden. Eens je begint met stukken van iemand te spelen, dan wordt het immers moeilijk om andere te weigeren. Dat is een van de redenen waarom het repertoire beperkt is tot mijn stukken, maar op zich is het dus wel mogelijk dat anderen muziek voor de band schrijven.
Je hebt ook een project dat Aboriginal Club heet. Is dat vergelijkbaar met The Dorf?
Aboriginal Club speelt zich op een veel kleinere schaal af: in trio's of kwartetten. Het is begonnen als een trio met keyboardspeler Oliver Siegel en een drummer die enkele jaren geleden gestorven is. Nu gaan we dus verder als duo waarbij we combinaties aangaan met muzikanten vanuit verschillende hoeken. We vragen dan aan die gasten om hun muziek mee te brengen en dan spelen we die. Zo zoeken we uit welke invloeden voor ons interessant kunnen zijn. De muzikanten die we vragen kunnen uit verschillende richtingen komen: van hedendaagse componisten tot mensen die hun eigen instrumenten ontworpen hebben.
Zie je bij The Dorf ooit gasten opduiken?
Dat is iets waar we al lang over denken en ja, we lopen met plannen rond om mensen uit te nodigen. Wie, dat weet ik eigenlijk niet zo goed, aangezien er zoveel potentieel in de band zelf aanwezig is. Bovendien komen mijn muzikanten allemaal voor het spelen zelf, dus geef ik ze liever zelf de ruimte. Promotioneel gezien kan zoiets natuurlijk veel waarde hebben. De Flat Earth Society heeft bijvoorbeeld samengewerkt met Jimi Tenor en ook met Mike Patton ('Isms', een compilatie-cd van de Flat Earth Society, verscheen op Pattons label Ipecac, KVM), denk ik. Dat is geweldig, maar het gevaar bestaat dat die gast helemaal centraal komt te staan. Het is daarentegen wel weer interessant wanneer mensen zich gaan afvragen wie nu die groep achter die bekende naam is.
Niet alleen bij The Dorf, maar ook in andere projecten valt op dat je de piano vaak vervangt door elektronische keyboards. Is dat een bewuste keuze?
Zeker, want ik hou eigenlijk niet zo van de piano. Dat is een instrument waarbij heel wat op voorhand vast ligt, bijvoorbeeld qua toonhoogte. Je kan een piano natuurlijk prepareren en dan gaat de muziek een heel andere richting uit, noise-achtig bijvoorbeeld, maar bij een keyboard kan je de toonhoogte aanpassen, de klank veranderen en noten aanhouden. Bij de piano daarentegen is de klank weg zodra je je vinger van een toets haalt.
'The Dorf' is uitgekomen bij het gereputeerde Leo label. Hoe ben je daar binnen geraakt?
Leo is een label dat vooral bekend staat voor muziek als die van Anthony Braxton of Russische avant-garde en ik dacht dat het wel leuk zou zijn om daar bij te zitten. Ik heb hem (Leo Feigin, KVM) gewoon wat demo's opgestuurd die hem bevielen. Hij heeft ons trouwens ook echt goed geholpen met al zijn contacten. Dit jaar komt er trouwens een nieuw album van 1000 (een groep waarin naast Klare ook onder andere Bart Maris te horen is, KVM) uit en ook die plaat zal verschijnen op Leo.
En hoe zit het met het nieuwe album van The Dorf waar je al enkele keren naar verwees?
We hadden 25 muzikanten en een heleboel takes dus dat betekent erg veel materiaal. Daardoor zal het nog wel twee jaar duren vooraleer die plaat uitkomt, want zo lang zal het mixwerk in beslag nemen. Oliver Siegel doet namelijk alles wat met de productie te maken heeft, maar die heeft nog veel andere dingen te doen en dus zal het een traag proces worden. We zijn eigenlijk nog maar pas begonnen met het selecteren van de tracks die we op de cd willen hebben. De muziek is ook veranderd: het begrip van de hele bandsound is in mijn ogen gevoelig geëvolueerd. Wat de opnames zelf betreft is de elektronica er deze keer wel live bij. Verder hebben we een grotere studio gebruikt, het zal dus allemaal wat voller klinken. Van de eerste cd wisten we niet of het een echte plaat zou worden en dus hebben we die opgenomen bij iemand die een ruimte had die gewoon groot genoeg was om iedereen een plaats te geven. De hele opname stond er in een namiddag op: vier uur spelen. Toen de opnames me bevielen heb ik besloten dat ik ze wilde uitbrengen. De nieuwe cd werd iets meer voorbereid en is meer doordacht qua geluid. Ook nu werd alles opgenomen in een dag, want als je het over meerdere dagen gaat spreiden, heb je weer het probleem dat sommige mensen niet altij aanwezig kunnen zijn. Als we dan niet genoeg materiaal zouden hebben, dan zou ik een extra datum kunnen vastleggen, maar twee dagen op een rij opnamen, dat is voor ons niet realistisch.