Eerder dit jaar verscheen ‘Kelmti Horra’, het album waar de Tunesische zangeres Emel Mathlouthi jarenlang aan gezweet en gezwoegd heeft: een ontdekking voor heel wat Europeanen, maar niet voor sommige Tunesiërs en zeker niet voor diegenen die tijdens de Jasmijnrevolutie mee op straat kwamen.
Wat bij het beluisteren van ‘Kelmti Horra’ meteen opvalt, zijn de muzikale mengvormen waar Mathlouthi mee voor de dag komt. Traditionele percussie, elektrische gitaar, abstracte elektronica en beats: ze vinden allemaal hun weg in de muziek, zonder dat het geheel verwatert tot een belabberd potje world fusion. Voor de Tunesische is de wereld van de elektronica en de pop en rock dan ook geen domein dat bewandeld wordt voor de mooie ogen van het publiek. Integendeel, de in 1982 in Tunis geboren zangeres heeft het in haar muzikale carrière al verder gezocht dan ‘Kelmti Horra’ laat vermoeden.
Als tiener zong ze muziek van de Cranberries, Bob Marley en Joan Baez. Deze laatste bedankt ze in het cd-boekje van ‘Kelmti Horra’ heel expliciet met de vermelding dat Baez’ erfenis steeds deel zal zijn van haar eigen muzikale wereld. Hoewel het volgens Mathlouthi zelf niet zo goed hoorbaar is op de plaat zelf “was Joan Baez een van mijn eerste grote muzikale liefdes. Ik viel voor haar lyrische stem en ze leerde me mezelf uit te drukken. Zoals ze soms naar het hoge register gaat, dat doe ik ook.”
Nog opmerkelijker is de naam die in een adem met die van Baez vermeld wordt, die van de Italiaanse barokcomponist Antonio Vivaldi: een overblijfsel uit haar jeugd, zo blijkt. “Mijn vader had de gewoonte ons elke zondag te wekken met ‘De Lente’ uit ‘De Vier Seizoenen’ van Vivaldi, een plaat uit zijn uitgebreide klassieke vinylcollectie waar hij vaak iets uit speelde. Mijn zus haatte het, maar ik hou er nog steeds van. Vivaldi’s muziek heeft dus een sterke band met de gelukkige momenten van mijn kindertijd. Hij gaf me de liefde voor die muziek.”
Het bleef echter niet bij de klassieke en de traditionele Arabische muziek van thuis. Als zestienjarige richtte Mathlouthi de groep IDOM op en in haar eerste jaar aan de universiteit stond ze mee aan de wieg van een metalband waarmee ze muziek van o.a. Dark Tranquillity en Estatic Fear speelde. Deze invloeden terughoren in ‘Kelmti Horra’ is nog veel moeilijker dan het vinden van die van Baez of Vivaldi, maar terugkijkend op deze periode, zet de zangeres die fase niet zomaar weg als een puberale bevlieging. “Het is iets dat nog steeds in mij leeft. Het luisteren naar rock, hardrock, metal en gothic heeft een speciale sound en een speciale energie in mij opgebouwd. Ik ben een rebelse rocker en ik denk dat het leuk is om nieuwe muziek te maken, maar met een rockziel. In mijn nieuwe plaat zit heel wat rockspirit en wanneer ik luister naar oudere nummers, dingen die ik gemaakt heb toen ik twintig was, voel ik me daar nog steeds mee verbonden. Ik ervaar nog steeds dezelfde emotie en een band met dat type muziek.”
Censuur
Na de covers kwamen de zelfgeschreven teksten, aanvankelijk in het Engels, onder invloed van de muziek waar ze naar luisterde. Pas later greep ze naar het Arabisch. “Ik heb nooit iets gehad met klassieke Arabische, Oosterse muziek van mensen als Oum Kalsoum. Ik werd daar gewoon nooit door geraakt. Daarentegen hield ik wel van diegenen die een nieuwe ziel aan de Arabische muziek gaven, als Arabische rockers. Die brachten mij op andere gedachten en eerst probeerde ik nummers in het Arabisch te coveren. Dat ging aanvankelijk niet zo goed, maar daarna ben ik gewoon met mijn hart en ziel gaan zingen en met de situatie in Tunesië heb ik besloten om in Tunesisch Arabisch te gaan werken. Dat was niet vanzelfsprekend, want het is een moeilijke taal, maar ik heb besloten om de dingen gewoon te zeggen zoals ik ze ervaar en ze niet poëtisch te willen voorstellen.”
Van deze Engelse periode is nog een overblijfsel te horen op ‘Kelmti Horra’ in de gedaante van het nummer ‘Stranger’, meteen het enige Engelstalige nummer op de cd. “‘Stranger dateert van toen ik achttien was. Tussen mijn vijftiende en mijn achttiende heb ik veel songs geschreven, maar die heb ik weggegooid heb omdat ze me niet konden overtuigen. ‘Stranger’ is echter in mijn archief beland. Ik vond de melodie heel interessant. De tekst is afkomstig van de Libanese dichter Jobran Khalil Jobran, een opmerkelijke figuur en ik heb zijn tekst vertaald in het Engels. Die vertaling ben ik blijven gebruiken, omdat ik vond dat het zo goed klonk.”
De muzikale output van deze carrièrewending was een eerste mini-cd in 2007 en nu dus het album ‘Kelmti Horra’, verschenen op het label World Village dat ook Natacha Atlas, het Trio Joubran en Omara Portuondo onderdak biedt. Op het album valt op dat Mathlouthi terugkeert naar de traditionele muziek van de Arabische wereld, al wil ze het zelf liever niet hebben over een “terugkeer”. “Ik heb naar meer rebelse muziek geluisterd, maar tegelijkertijd was ik ook steeds bezig met etnische muziek van over de hele wereld. Het was voedsel voor mijn ziel, mijn geest en mijn nieuwsgierigheid. De muziek die ik nu maak is een mengeling tussen verschillende invloeden. Op dit album combineer ik dingen van mijn Tunesische achtergrond en van mijn eigen authentieke identiteit omdat ik die nodig heb. Ik gebruik samples van percussie uit de Maghrebcultuur en andere instrumenten en stemmen van oude opnames. Die wilde ik laten versmelten met elektronische muziek.”
Ook die elektronica is volgens de Tunesische voor haar niet zo nieuw. “In de jaren 2005, 2006 was ik in Tunesië al bezig met het mengen van Arabische covers met nieuwe elektronische geluiden. We maakten vreemde, vrije experimenten zonder rekening te houden met wat hoorde of niet. Ik hield die ideeën echter meer voor mezelf, tot ik wat meer zelfvertrouwen ontwikkeld had.”
Russisch koor
Op ‘Kelmti Horra’ is het dan uiteindelijk zover, al kwam de elektronica ook uit noodzaak in het plaatje voor. “De nummers van ‘Kelmti Horra’”, zegt Mathlouthi, “werden jaren geleden geschreven en zaten vol met verhalen en emoties. Daarom was het belangrijk om een groot arsenaal aan samples en geluiden te hebben, en dat was alleen mogelijk met elektronica, zodat je je eigen geluiden kan creëren. Je kan namelijk eender wat opnemen, het in een computer steken en er van alles mee doen.”
De inbreng van de elektronica bepaalt ook het belang van twee muzikanten: Wise Washington en Hexagram. De inbreng van die twee bepaalt, naast Mathlouthi zelf op gitaar en zang en de aanwezigheid van viool, altviool, cello en traditionele percussie voor een groot deel de sound van het album. Mathlouthi: “De kennismaking met Wise Washington was heel belangrijk, want met hem heb ik aan zeven tracks van de plaat gewerkt. Ik bracht drie maanden lang drie à vier dagen per week door in zijn woonkamer, achter de computer. Elke keer als ik iets interessants hoorde, vroeg ik of we het konden opnemen en ik mocht van alles vragen en uitproberen. Soms gebruikte ik ook dingen uit de inrichting van zijn woonkamer. Zo heb ik het wandelen op het tapijt laten opnamen. Op een ander moment maakte ik een heel Russisch koor (net als het tapijt te horen op ‘Dhalem’, KVM) met baritons, sopranen of mezzo’s door mijn stem te vermenigvuldigen.”
“Hexagram is een goede vriend. We ontmoetten elkaar voor het eerst in 2006 in Tunesië. Toen ik naar Parijs uitweek, bleven we contact houden. Hij is een hele gekke en getalenteerde muzikant: hij speelt gitaar, bas, kan werken met elektronica, hij is grafisch ontwerper en fotograaf en deed trouwens ook het design van de cd. Naar het einde van de productie van de plaat heb ik hem gebeld, omdat er twee tracks waren, ‘Houdou’on’ en ‘Ya Tounes Ya Meskina’ die ik er echt op wilde hebben en hij was voor mij de enige die het kon waarmaken. Hij kende ze immers al, want we hebben ze nog akoestisch gespeeld en inderdaad: hij heeft een goeie manier gevonden om ze te mengen de elektronica.”
Alle elektronica en de mogelijkheden van de technologie zijn allemaal mooi in de studio, maar ze kunnen een muzikant ook voor problemen stellen wanneer de muziek naar het podium vertaald moet worden, weet ook Emel Mathlouthi. “Toen de plaat af was, was ik echt doodgelukkig: ik had er meer dan vier jaar van gedroomd, er was hard aan gewerkt en ik had mezelf hoge eisen gesteld. Tegelijkertijd wist ik echter ook dat het des te moeilijker zou worden om de muziek op scène te brengen. Daar is anderhalve maand aan gewerkt. Ik had natuurlijk mijn percussionist en mijn violist, maar er ontbrak nog een vierde persoon die overweg kon met keyboards, bas, drums en de sampler. Daarvoor heb ik een creatieve kerel gevonden die ook heel dynamisch is op het podium. We hebben bovendien ook gezocht naar nieuwe versies van de songs. Ik wil namelijk niet dat die live hetzelfde klinken als op plaat, want dan wordt het saai.”
Opdracht volbracht, dus, al belet dat de Tunesische niet van hardop dromen van wat er misschien ooit nog eens van zou kunnen komen. “Op een dag zou ik nog wel eens met een grote bezetting willen spelen, zoiets als met een symfonisch orkest, drie percussionisten en een gitarist. Dat is mijn droom, om mijn klassieke achtergrond te laten horen en om alle geluiden live te maken.”
Zoeken en niet vinden
Wie de teksten die Mathlouthi voor haar songs gebruikt (en vaak zelf schreef) er op naleest, wordt geregeld geconfronteerd met de verdoken en expliciete commentaar die ze geeft op het bewind van de voormalige Tunesische president Ben Ali. De zangeres had haar cd dan ook “graag” zien uitkomen tijdens het bewind van Ben Ali, maar het vijlen en schaven aan de muziek nam te veel tijd in beslag. Mathlouthi zelf was tijdens de revolutie wel op tournee in Tunesië en zag haar Facebookpagina afgesloten, al geeft ze aan zelf nooit bedreigd te zijn of zich zo gevoeld te hebben.
De titelsong ‘Kelmti Horra’ op tekst van Amin El Ghozzi, was wel al klaar en was te horen in de straten van Tunis. In tegenstelling tot wat gemakkelijk gedacht zou kunnen worden, is het geen agressief, opruiende nummer, integendeel. “’Kelmti Horra’ is een van de meest hoopvolle songs van de plaat. De melodie ontstond spontaan bij de woorden en het heeft de geest van samenhorigheid, alsof we samen op straat lopen en voor een betere toekomst gaan zorgen.” Die sfeer werd werkelijkheid bij een kaarswake voor de slachtoffers van de Jasmijnrevolutie. Op YouTube zijn beelden te vinden van Mathlouthi die aarzelend en met aanmoedigingen van een omstaander een a capella versie van ‘Kelmti Horra’ inzet, tegen de achtergrond van luidruchtig protest verderop. “Het was niet gepland, maar het had wel betekenis voor mij en voor Tunesië.”
In het boekje bij de cd zijn niet alleen de teksten te vinden in het Arabisch met een Franse en Engelse vertaling, maar vaak wordt ook het jaar vermeld waarin een bepaald nummer geschreven werd. Die datering is voor Mathlouthi geen bijkomstigheid. “Als je een dagboek bijhoudt, is het interessant om te zien wat je op welk moment geschreven hebt. Het is opvallend hoe je van dag tot dag en van jaar tot jaar verandert. Bovendien dateren veel nummers van voor de revolutie. Ik vind dus dat het belangrijk is voor een lezer om te weten dat de teksten niet vandaag geschreven zijn, ook omdat veel mensen mij hebben leren kennen na de Tunesische revolutie, waardoor ze denken dat ik die revolutie nu gebruik. Terwijl ik voor de revolutie uitbrak met mijn teksten al tegen de tirannie en de dictatuur opkwam.”
Het album ‘Kelmti Horra’ is echter meer dan een algemeen tijdsdocument. Ook haar eigen, persoonlijke ervaringen krijgen een plaats, zoals in ‘Ma Lkit’ (Niet gevonden), waarin ze het heeft over zoeken en niet vinden. Op de vraag of ze ondertussen wel al gevonden heeft wat ze zocht, antwoordt ze eerst lacherig: “Het is zoals in die film over U2 waarin iemand bij het nummer ‘I Still Haven’t Found What I’m Looking For’ jaloers zegt: “Natuurlijk, hij heeft alles al.” Ik heb natuurlijk niet alles zoals U2, maar voor mij gaat het dan ook niet over geld, liefde of tastbare dingen, maar om iets spiritueel. In ‘Ma Lkit’ sprak ik over het gebrek aan inspiratie. Het is moeilijk om steeds te schrijven met dezelfde rijkdom en inspiratie en op een gegeven moment had ik geen inspiratie, maar gelukkig zijn er dan woorden die me sterk maken en hoop geven.”
In de tekst 'Dfina' (begrafenis) lijkt het zelfs alsof ze in het geheel wil opgeven. “Dat nummer gaat over een gebroken hart. Ik zat in de trein en alles rond mij was triest. Ik dacht dat als ik nu eens alles dat me deed voelen, zou begraven, dat het dan gemakkelijker zou zijn om door te gaan. Ik hou eigenlijk wel van melancholie. Dat kan mooie worden in muziek, zelfs wanneer je verlaten bent door diegene waar je van houdt. Je kan er dan een donker, maar heel persoonlijke omgeving mee opbouwen.”
Stem en melodieën
Ondanks haar persoonlijke insteek van haar teksten en het belang dat de situatie in haar vaderland op ‘Kelmti Horra’ gehad heeft, wil Mathlouthi niet louter op de inhoud van haar nummers afgerekend worden. “Muziek is voor iedereen en overal. Ik ben er van overtuigd dat het belangrijker, dieper en krachtiger is wanneer het sociale onderwerpen aanboort, maar soms wil ik ook gewoon wat muzikaal rondzweven met mijn stem. Misschien is dat sociaal, misschien niet, maar ik wil totale vrijheid. Ik wil geen gevangene zijn van een bepaalde verantwoordelijkheid of sérieux. Ik ben heel serieus wanneer het op zingen aankomt, maar ik wil geen leugens vertellen. Ik wil mezelf zijn, oprecht. In mijn dagelijks leven ben ik heel gevoelig voor onrechtvaardigheid en voor mensen in het algemeen. Wanneer ik niet in de mogelijkheid ben daar over te schrijven, dan kan ik er wel over zingen, gewoon met mijn stem en melodieën, zonder te zeggen waar het exact over gaat.”
Bovendien was het van meet af aan haar bedoeling om met ‘Kelmti Horra’ meer dan alleen maar een sociaal statement te maken. “Heel wat mensen hebben hard gewerkt aan dit project, maar ze kregen de teksten of de vertalingen niet op voorhand te zien. Ik wilde gewoon dat ze de muziek konden voelen. Als ik alleen moest optreden voor een publiek dat zou verstaan wat ik zing, dan zou dat heel beperkt zijn. Nu reis ik de hele wereld rond en soms wil ik gewoon niets uitleggen en niet zeggen waar ik over zing. Ik wil weten of mijn melodieën en composities voldoende zijn om mensen aan te trekken.”