Als jonge belofte werd ze recent genomineerd in Zuid-Frankrijk voor het prestigieuze Les Victoires de la Musique Classique, in de categorie révélation soliste instrumental. Deze nominatie heeft de Frans-Belgische celliste Camille Thomas (°1988) alvast geen windeieren gelegd. Eind februari werd ze in Ukkel uitgenodigd door het Brussels Philharmonic Orchestra om het vermaarde celloconcerto van Schumann te brengen. De charmante jongedame ziet het als haar missie om met de cello een groter publiek aan te spreken.
Om te beginnen met het laatste nieuws: je was één van de drie solisten genomineerd voor Les Victoires de la Musique Classique 2014, een jaarlijks muziekconcours dat gepaard gaat met veel persaandacht. Wat doet zo’n nominatie met een jonge celliste?
Het is sowieso een mooie erkenning binnen het milieu van de klassieke muziek. Bovenal was het een geweldige springplank voor mijn carrière. Les Victoires krijgen veel media-aandacht, het is één van die weinige gelegenheden waarop men klassieke muziek uitzendt op de Franse publieke omroep. Het was uiteraard ook een mooie kans om kennis te maken met verschillende programmatoren en met een groter publiek, zodat ik in de toekomst nog meer kan spelen.
Denk je dat het voor klassieke musici noodzakelijk is zich ook te tonen voor zo’n groter publiek?
Ja, dit is volgens mij ontzettend belangrijk. Mijn doel binnen muziek is niet alleen te spelen voor een vast en trouwer publiek, maar ook om meer jongeren aan te spreken. Een concours is daarvoor een mooi middel, omdat het aanbod van klassieke muziek op televisie niet zo groot is. Ik was zeer aangedaan door de vele positieve reacties door jong en oud, op onze opvoering van het Lied van Schubert. We proberen nu ook meer handig gebruik te maken van de moderne media, zoals videoclips op Youtube en het kanaal van Arte. Op die manier kan je echt een veel groter publiek bereiken.
Het feit dat er veel jonge muzikanten deelnamen aan Les Victoires, draagt er ook toe bij dat het imago van de klassieke muziek wat kan verbreden, dat het los kan komen van zijn soms wat rigidere karakter. Het belangrijkste volgens mij, is dat mensen leren luisteren naar klassieke muziek. Een klassiek concert is niet zo goed te vergelijken met een rockconcert, waar men tijdens het luisteren gezellig biertjes drinkt en worsten eet. Luisteren naar klassieke muziek vergt soms een inspanning, net zoals bij de schilderkunst. Om de muziek meer te begrijpen moet je dit in de eerste plaats kunnen aanleren aan de jongeren. Dit verschilt natuurlijk van de opvatting binnen de populaire muziekcultuur die algemeen een wat cooler, meer modieus imago uitstraalt.
Samen met Béatrice Berrut (Zwitsers pianiste, tb) heb je op de finale een formidabele transcriptie van ‘Ständchen’ gebracht, een bekend werk uit ‘Schwanengesang’ van Schubert. Hoe viel de keuze op dit nummer? En in welke mate heb je je voor jouw interpretatie laten leiden door de vocale partij van het originele lied?
De keuze voor het stuk werd mij mede aanbevolen door Les Victoires zelf. Ik had het al vele malen opgevoerd. Het is natuurlijk een prachtig werk en het spreekt volgens mij een groot publiek aan. Ik was dan ook zeer verheugd dit stuk te mogen spelen. Bovendien is het belangrijk dat je geen al te complex werk opvoert in zulke setting, het moet toegankelijk blijven.
Het originele Lied, gezongen in het Duits, was zeer belangrijk als leidraad voor onze interpretatie. Via de cello gebruik je natuurlijk een ander middel om de emoties, die Schubert in dit Lied gestoken heeft, over te brengen. De expressie in de Duitse, gezongen versie is misschien wat meer lyrisch en puur, maar het gaat hem uiteraard om de melodie. Ik heb dan ook geprobeerd om trouw te blijven aan de originele versie, in de mate van het mogelijke.
Van Bachs cellosuites, over Schubert, naar de romantiek: je oeuvre beslaat zeer verschillende tijdperken. Vorig jaar heb je samen met Béatrice Berrut je eerste cd opgenomen (verschenen op Fuga Libera) met werk van Rachmaninov, Kabalevsky en Auerbach. Is het geen uitdaging om je als muzikant telkens over te geven aan deze specifieke tijdsgeesten?
Wel, in de keuze binnen het repertoire gaat het er bij cellisten in het algemeen anders aan toe dan bijvoorbeeld bij pianisten. Het oeuvre voor cello is groot, maar niet te vergelijken met dat van piano. Pianisten kunnen zich specifiek toeleggen op het classicisme of de romantiek, zich hierin zeer ontwikkelen en vervolgens nog verder specialiseren. Ons oeuvre is beperkter. Een professioneel cellist(e) moet dus in feite veelzijdig zijn, men moet eigenlijk in staat zijn alles te spelen. Het klassieke repertoire reikt meestal van de cellosuites van Bach tot de romantiek en de hedendaagse klassieke muziek. Dat sluit natuurlijk niet uit dat je een grotere affiniteit kan ontwikkelen voor bepaalde periodes of componisten. Naast de werken van Schubert hebben ook de romantici mij altijd enorm kunnen bekoren. Anderzijds hou ik er ook net van nieuwe componisten te ontdekken, zoals voor de opnames van onze cd. Deze draait helemaal rond de Russische romantiek van de 20e eeuw. Het zijn steeds verschillende identiteiten, met hun eigen taal, emoties en een eigen verhaal. Dat maakt het zeer boeiend.
Alfred Brendel, de Oostenrijkse pianist, zei ooit: “Men kan niet zelf gaan bepalen hoe een meesterwerk zou moeten klinken, het werk doet dat al voor jou. De componist is de vader, de uitvoerder zijn kind.” Sommige musici onderscheiden zo’n “passievere” van een actievere, meer persoonlijke aanpak.
Ik ga helemaal akkoord met Brendel. Als klassieke muzikant is het je taak het werk van de grote componisten te interpreteren. Het woord interpreteren zegt in feite precies waar het over gaat. Een componist heeft zijn muziek niet alleen uitgeschreven, hij heeft de muziek bovendien ook beleefd en geleefd. De taak bestaat erin zich dit werk eigen te maken met behulp van de partituur, maar dan steeds met de componist in gedachte. Het is net zoals een acteur: om de gevoelens van een personage overtuigend over te brengen, moet je in zijn huid kunnen kruipen. De muziek drukt tenslotte emoties uit die zeer universeel zijn, kijk maar naar Mozart. In feite zijn deze bijna altijd op de één of andere manier in de partituur aangegeven. Het is een taak deze goed te interpreteren.
Wie zijn jouw voorbeelden op de cello?
Rostropovich en Jacqueline du Pré… Voilà, dat is duidelijk. (lacht)
Jacqueline du Pré vergeleek de ervaring van het cellospelen met het wandelen in een prachtige omgeving. Het spelen bracht haar in een staat van extase. Kan je je hier in herkennen? Is dergelijk euforisch gevoel eigen aan musiceren op professioneel niveau, denk je?
Ik meen me eigenlijk te herinneren dat dit citaat begint als “When I play the cello, and it goes right …” Een belangrijke nuance! (lacht) Dat is uiteraard de eerste noodzakelijke voorwaarde voor zulke ervaring. En dat is niet altijd het geval!
Er zijn zo veel factoren die bijdragen tot zo’n resultaat. De sfeer moet natuurlijk goed zitten. Dat was gisteren dan ook het geval toen ik het concerto van Schumann speelde met het orkest. In zo’n situatie kan men inderdaad een extatisch gevoel ervaren, een gevoel uit zichzelf te stijgen en compleet meegevoerd te worden door de muziek. Dat is iets wat ik voornamelijk tijdens concerten ervaar. De gedachte dat je voor een publiek speelt, draagt je mee en vormt op zichzelf een belangrijke inspiratiebron tijdens het concert, maar dit vergt eerst en vooral een zeer grondige voorbereiding. Gedurende al het werk dat vooraf gaat, moet je de techniek en het oeuvre beheersen. Dit vraagt een enorme concentratie, tot en met de uiteindelijke opvoering van het werk. Het publiek is hierin essentieel. Zonder publiek is men geen muzikant. De muziek overbrengen aan het publiek is dan ook tegelijk de motivatie en hét doel.
Hoe ben je als kind voor het eerst in aanraking gekomen met de cello?
Ik ben opgegroeid in een muzikaal gezin in Parijs. Mijn zus speelde viool en mijn moeder was pianiste. Op m’n vierde was het dan ook al evident dat ik een instrument zou kiezen. Nadat ik thuis een opname hoorde van de cellosuites van Bach door Pablo Casals , zei ik tegen mijn ouders: “Dat wil ik!” Na de eerste lessen thuis ging ik verder onder de hoede van Claude Burgos, mijn eerste leraar. Je ouders spelen altijd een grote rol in je muzikale ontwikkeling. Op die manier heb ik amper op m’n vierde al het mooiste souvenir van mijn leven gekregen.
Men beweert wel eens dat de klank van de cello zeer dicht die van de menselijke stem benadert. Welke eigenschappen zijn hieraan verbonden denk je?
Volgens mij is voornamelijk het bereik, het register van de cello hiervoor verantwoordelijk, dat globaal gelijk is aan dat van de stem. Ook de klank heeft een ietwat ruw en vrij karakter, iets wat mensen blijkbaar rechtstreeks kan raken. Dat hoor ik althans vaak na een concert. Het instrument bezit een eerder gevoelig timbre, net zoals onze stem. Bovendien wordt ook de ademhaling van de speler wat versterkt door de klankkast. Zo kan het gebeuren dat die zeer goed hoorbaar wordt in de zaal, wat soms een beetje vreemd kan klinken. Dit is eigen aan het instrument, het maakt het organisch.
Ik zing trouwens ook, puur persoonlijk, om te oefenen. De stem is een zeer handig hulpmiddel om een juiste frasering te vinden, de juiste manier van expressie. Op een instrument ligt zoiets niet altijd voor de hand. Er zijn zo veel elementen die meespelen in het bereiken van een bepaalde expressie: het gebruik van rubato bijvoorbeeld, bepaalde trucs, of andere factoren die een stuk minder evident lijken. Om te achterhalen hoe een bepaalde lijn zou moeten klinken, helpt het me soms deze lijn eerst te zingen.
Als reizende muzikante met een dubbele nationaliteit ben je natuurlijk zeer vertrouwd met de klassieke muziekscène in België en Frankrijk. Kan men zeggen dat deze scène (concerten en media-aandacht) in België nog voldoende in beweging is?
Absoluut. Ik heb een tijd hier in Brussel gewoond en was altijd zeer onder de indruk van het culturele aanbod. Met het Paleis voor Schone Kunsten is Brussel een ware Europese hoofdstad, ook op cultureel vlak. Trouwens, ik merkte dat de Koningin Elisabethwedstrijd een status heeft vergelijkbaar met die van Roland Garros in Parijs. Het is ongelofelijk hoeveel persaandacht deze wedstrijd krijgt in Frankrijk. Iedereen kent de concerto’s voor piano en viool, de finale wordt er op de voet gevolgd. Het is formidabel eigenlijk, hoe de klassieke muziek op deze manier meer gehoor krijgt.
Het valt me ook op dat hier een zeer trouw publiek komt luisteren. Spontane, niet-mondaine mensen die op een authentieke manier van de muziek houden. Ik vind het een zeer tof publiek! (lacht)
Tenslotte, waar mogen we Camille Thomas zien binnen vijf jaar?
Hmm, niet gemakkelijk. Ik hoop mijzelf natuurlijk verder te kunnen ontplooien op de cello. Door veel op te treden wil ik graag verder de klassieke muziek vertegenwoordigen, ze presenteren aan een groot publiek en de mensen zo rechtstreeks proberen aan te spreken. In feite is dat het meest wezenlijke doel van mijn leven, aan de hand van muziek een bepaald gevoel en ideaal kunnen overdragen aan de mensen.
Meer over Camille Thomas
Verder bij Kwadratuur
- Helaas geen extra info meer.