In 2007 verscheen het album 'Le Bénéfice du Doute' van het jazzkwartet Animus Anima. In januari tourt het eigenzinnig samengestelde ensemble (saxofoon, tuba, elektrische gitaar en drums) in het kader van de Jazzlab Series door Vlaanderen. Saxofonist en componist Nicolas Ankoudinoff geeft tekst en uitleg.
Jullie bestaan al sinds 2002, maar 'Le Bénéfice du Doute' is pas jullie tweede plaat en zelfs de eerste met de zo kenmerkende tuba.
We zijn zelfs nog vroeger begonnen, maar in het begin waren we een trio, dus zonder de tuba. Toen speelden we iets punkachtig, geen echte punk, maar intellectuele punk: muziek die niet zozeer melodisch gericht was, maar eerder dreef op energie en improvisatie. Het was allemaal nogal wild en veranderde de hele tijd door. Ook onze thematiek sloot daar bij aan, maar die hebben we later wel gedeeltelijk bewaard. Ik werk graag rond dingen die recht uit het leven gegrepen zijn of zaken die mis gaan in de wereld. In het begin was er een echt politiek geëngageerd kantje aan de groep, maar met de komst van de tuba is het allemaal wat minder wild geworden: er zit om het zo te zeggen meer liefde en minder punk in.
Toch laat 'Le Bénéfice du Doute' op verschillende manieren zien en horen dat er nog steeds een politieke dimensie is.
Dat klopt, maar die staat niet meer op het voorplan. Hoewel het nog steeds iets is dat ons inspireert, zijn we nu politiek minder expliciet geörienteerd. Die invloed vind je bijvoorbeeld nog terug in onze composities en in de manier waarop we werken als groep. Niet dat het bij ons anarchie is, maar iedereen mag zijn plaats wel opeisen, wat overigens niet zo moeilijk is aangezien we maar met enkele muzikanten zijn. We kunnen het ons dan ook permitteren om traag te werken, zodat er een echte symbiose ontstaat en iedereen zich comfortabel voelt bij de muziek. Concreet inhoudelijk hadden op ons eerste album een nummer staan, opgedragen aan de econoom James Tobin van de Tobintaks, de taks die overgenomen werd door de anderglobalisten als een middel om het probleem van de honger in de wereld op te lossen. Op de nieuwste plaat staat dan weer 'Sois Plus Juste, Monde Injuste' dat kort spreekt van de verschrikkelijke zaken die er soms gebeuren, maar tegelijkertijd willen we ook de schoonheid van het leven vieren. Er is dus bij ons nog steeds woede, maar nu is er ook meer: liefde en vreugde.
Voor 'Tobin le Sagace' gebruiken jullie een fragment uit Pablo Neruda's 'Canto General': nog een voorbeeld van sociale bewogenheid?
Van dat stuk bestond de muziek eigenlijk voor we er die tekst opgezet hebben. We waren wel op zoek naar en passende tekst, maar het was onze geluidskunstenaar Vincent Matyn (die de elektronica leverde voor 'Le Bénéfice du Doute', KVM) die met het fragment uit 'Canto General' afkwam. De tekst vertelt hoe de ene mens de andere uitbuit: ultraliberaal en ultrakapitalistisch en zo is er ook hier weer een link met Tobin.
Ben je zelf politiek actief?
Helemaal niet. Een 15-tal jaar geleden heb ik wel voor een links magazine geschreven, maar we hadden eigenlijk altijd ruzie en hebben niks bereikt. Ik benijd ze niet, de mensen die nu in de politiek zitten, het lijkt me een harde job. Ik maak alleen maar muziek en ik ben daar tevreden mee. Als mens kan (of moet?) je reageren op wat er rond je gebeurt, zoals met de huidige financiële crisis. Muziek zorgt voor mij dan voor een katharsis, het helpt me te kalmeren, om te leven.
Hoe is de groep eigenlijk samengekomen?
Drummer Etienne Plumer heb ik ontmoet in de studio Dada tijdens een opnamesessie geïmproviseerde muziek voor de radio. In die groep zat er ook een klarinettist die vond dat we het niet bij die ene keer mochten laten en dat we daarbuiten verder moesten gaan. Zo is de eerste versie van Animus Anima ontstaan. We begonnen wekelijks op te treden in een café in Brussel, maar vanaf de tweede week was de helft van de groep al afwezig. Daarom hebben we maar een soort jam georganiseerd waarvoor Etienne gitarist Benoist Eil meebracht. Zo is Animus Anima als trio ontstaan. Pascal Rousseau heb ik horen spelen tijdens een project in de Beursschouwburg en daarna heb ik gewoon zijn telefoonnummer gezocht. Hij heeft een geweldige energie, is heel genereus en sinds hij van Parijs naar Brussel verhuisd is kunnen we gemakkelijker samenwerken.
Was het voor jou van belang dat hij net tuba speelde?
Ik zocht inderdaad een tuba. Niet met de bedoeling speciaal te doen om speciaal te doen, maar ik wilde gewoon niet in de klassieke formule met contrabas werken – wat we overigens wel een tijdje geprobeerd hebben – en met Pascal was het liefde op het eerste gezicht. Het kan misschien erg egoïstisch klinken, maar het geluid van een tuba mengt goed met een saxofoon: een tuba mag dan niet dezelfde sustain hebben als een contrabas, het instrument heeft wel een speciaal timbe.
Door het gebruik van de tuba doet de sound van de groep soms denken aan die van de bands van Henry Threadgill. Ook de geest van Michel Massot lijkt door de muziek te spoken. Zijn dat een bewust gezochte referentie?
Er was nog iemand die zei dat onze muziek hem aan Henry Threadgill deed denken, maar eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik diens muziek niet echt ken. Ik ben wel erg beïnvloed door Archie Shepp, John Coltrane, Ornette Coleman en tegenwoordig ook Louis Sclavis. Dat je de geest van Michel Massot in onze muziek hoort lijkt me logisch: we hebben allemaal met hem gewerkt. Nadat Etienne, Benoist en ik elkaar ontmoet hadden, zijn we zijn lessen gaan volgen in Luik. Massot is niet alleen aanwezig door het geluid van de tuba, maar ook door de plaats die dat instrument inneemt in de groep en de manier van melodieën schrijven.
Het is opvallend hoe de verschillende leden van Animus Anima een eigen achtergrond hebben. Is dat voor jou een essentieel gegeven voor deze band?
Het is vooral van belang dat de verschillende muzikanten zichzelf kunnen zijn en dat we tegelijkertijd een plaats vinden waarop we elkaar kunnen ontmoeten. Momenteel zijn we met het repertoire voor een nieuwe plaat bezig en er zijn momenten dat het echt niet werkt. Niet omwille van de muziek op zich, maar omdat er iemand dit of dat echt niet wenst te spelen. Natuurlijk is het ook zo dat bij geïmproviseerde muziek iedereen eigenlijk ook componist en arrangeur is en dan is het goed dat iedereen zijn eigen persoonlijkheid heeft. Dat is trouwens wat mij zo aanspreekt in de jazz: het persoonlijke, de speciale smaak.
In jouw biografie wordt je muzikale achtergrond vaagweg omschreven als contemporary music. Wat mag daaronder verstaan worden?
Dat gaat om muziek die niet in andere vakjes past. Ik heb stukken geschreven voor solosaxofoon die eerder in de hedendaagse muziek thuishoren, met heel uiteenlopende invloeden en waarin verschillende speeltechnieken gebruik zoals bij de prepared piano (het manipuleren van de pianoklank door de snaren manueel of met diverse materialen te bewerken, KVM): speciale klanken als slaps of zingen in het instrument. Dat kan dus echt geen jazz of rock genoemd worden. Maar voor alle duidelijkheid: ik speel geen hedendaagse klassieke muziek.
Je hebt ook veel gereisd?
Dat is altijd een droom van mij geweest en op mijn twintigste heb ik mijn saxofoon gepakt en ben vertrokken. Het was mijn bedoeling om mensen te ontmoeten en zodoende heb ik gespeeld op pleinen, op markten, in café's enzovoort. Vooral in Afrika werkte dat goed, in Europa was het wat moeilijker: de mensen hier zijn wat kouder, in Afrika is het contact directer. Of ik mijn inspiratie om te reizen gehaald heb bij Fabrizio Cassol (saxofonist van Aka Moon, KVM)? Niet rechtstreeks, maar het is wel via via gegaan. Eigenlijk is dat gekomen via Baudoin Dejaer (violist en componist, KVM) die als ik me niet vergis samen met Cassol naar de Pygmeeën getrokken is. Hij is ongelooflijk enthousiast van van die trip teruggekomen en zo heeft hij me aangezet om zelf op reis te gaan.
Een opvallende verschijning op jullie recentste plaat is de elektronica. Gaat die ook live gebruikt worden?
Gedurende een periode hebben we met Animus Anima als kwintet gespeeld, waarbij Vincent Matyn het vijfde lid van de groep was. Ondertussen heeft hij de groep verlaten en daardoor spelen we live zonder de elektronica. Op de cd is zijn inbreng wel te horen, bijvoorbeeld in de titeltrack 'Le Bénéfice du Doute'. Toen we aan dit nummer aan het werken waren had hij op zijn computer opnames van intellectuelen en filmfragmenten bij en plots liet hij Noam Chomsky horen die zijn mening geeft over de gebeurtenissen van 9/11. Nu versta ik wel wat Engels, maar wat hij toen liet horen begreep ik toch niet zo goed. Hoe dan ook: zo is Chomsky's stem dus eigenlijk min of meer toevallig in het nummer beland. Matyn is een heel intelligent man en heeft ons echt onze grenzen doen opzoeken. Hij was gewend om te werken met soundscapes en het integreren daarvan heeft wel wat tijd gekost. Die manier van muziek maken kent immers heel andere wetmatigheden dan wanneer je werkt met een exactere muziektaal die gebruik maakt van een thema en duidelijke start- en stopplaatsen. Het werd een proces van trial and error: zoeken wat werkt en wat niet. Sommige stukken van de cd hebben we als het ware gebouwd op de elektronica terwijl bij andere de elektronica als instrumentale solist uitgespeeld werd. Het eerste was waarschijnlijk wat moeilijker, het tweede wat vrijer en daardoor ook interessanter.
Naast al de sociale geladenheid van de muziek is ook de naam van de groep niet toevallig gekozen.
Klopt, op de openingspagina van onze website staat een fragment uit een woordenboek Latijn waar de verschillende betekenissen van animus en anima uitgelegd worden. Daarnaast verwijzen die twee woorden ook naar een concept van Carl Jung, de leerling van Freud. Dat idee is natuurlijk niet zo eenvoudig uit te leggen, maar in grote lijnen komt het hier op neer dat anima voor het vrouwelijke staat en animus voor het mannelijke. De twee zijn dus complementair zoals het symbool van de yin en de yang.
'Le Bénéfice du Doute' is verschenen in eigen beheer. Is dat een bewuste keuze geweest?
De plaat is inderdaad in eigen beheer verschenen met hulp van het ministerie van cultuur. We zijn nog niet uit de kosten, maar de plaat verkoopt goed bij optredens. We zijn in eigen beheer gaan werken, omdat de labels die ik contacteerde in verband met een eventuele release nogal vaag reageerden. Alles zelf doen is uiteindelijk moeilijker om het te realiseren, maar artistiek is het wel eenvoudiger: je bent vrijer en je staat sterker. Ik vind het nogal belangrijk om tijdens en na het opnameproces de controle te hebben en wanneer je in eigen beheer werkt, moet je tegenover niemand verantwoording afleggen. Ook distributie hebben we momenteel niet: de plaat is geen echt commercieel product, dus heeft het geen zin om die in de rekken van de Fnac te leggen. Daarom verkopen we het album bij optredens of via het internet. De mensen van JazzLab Series hebben voorgesteld om de cd in concessie te nemen, dus is die nu ook daar te vinden.
Muzikanten, boekers en promotoren ervaren de taalgrens in België vaak als een echte grens. Voel jij dat ook zo aan?
Eerlijk gezegd wel en ik heb ook anderen al over die bewuste grens horen vertellen, maar misschien ligt dat ook aan mezelf en heb ik wat koudwatervrees om de stap te zetten. Hoewel ik dan ook weer veel gewerkt heb met Theater De Spiegel en met André Goudbeek (saxofonist en bandoneonspeler, KVM) van de Jazz Improvisers Orchestra. Vlaamse muzikanten ontmoeten is dus geen probleem, maar concerten vinden is moeilijker. Hetzelfde zal natuurlijk gelden voor bijvoorbeeld een Duitse muzikant: als je de taal niet spreekt, wordt het allemaal wat moeilijker. Bovendien is het voor mij gemakkelijker om concerten in Wallonië te vinden, omdat ik daar de meeste contacten heb. Net daarom is het voor ons zo geweldig om die tour met Jazzlab Series te kunnen doen. Het is trouwens opvallend dat toen ik zelf op zoek ging naar concerten in Vlaanderen, dat niet pakte op locaties waar we nu wel kunnen spelen.