Hoe schijn kan bedriegen! De cover van de cd, maar ook de groepsfoto op de website suggereren dat de vier 'Young Jazz Giants' harde hiphop brengen en heroïsche verhalen vertellen over het leven in hun thuishaven South Central Los Angeles. De strenge blikken van het jonge viertal lijken te willen vertellen dat met dit combo niet te sollen valt. Quod non! De 'Young Jazz Giants' zijn vier getalenteerde jazzmuzikanten die onder de begeleiding van de inmiddels overleden jazzdrummer Billy Higgins (die o.a. bij Ornette Coleman speelde) het klappen van de jazzzweep leerden kennen. Nu spelen ze op sublieme wijze alle jazzgenries, van ballad over hardbop en freejazz tot fusion. In verschillende zijprojecten worden de muzikanten daarnaast opgemerkt bij hardrockgroep Suicidal Tendencies, de live-band van rapper Snoop Doggy Dogg en jazz-saxofonist Kenny Garrett. Uit dit eerste, titelloze album blijkt inderdaad dat met de Young Jazz Giants niet te sollen valt, maar dan eerder omwille van muzikale prestaties dan omwille van een zwaar imago.
Reeds van in het begin is het erg duidelijk dat saxofonist Cameron Graves een grote Coltrane-fan is. Openingstrack 'Yenne' trekt ronduit de kaart van hardbop en start met een saxofoonintro die veel weg heeft van Coltrane-klassieker 'Giant Steps', een compositie die trouwens aan het slot van het album ook gecovered wordt. Pianist Kamasi Washington krijgt nadien de ruimte om zijn vingervlugge virtuositeit tentoon te spreiden, om dan weer terug te keren naar Cameron Graves, die vurige arpeggio's op de luisteraar loslaat. De voor Coltrane zo typische muzikale deconstructie komt ook sterk naar voor in 'Family'. Het nummer opent met een vederlichte pianomelodie en een swingende ritmesectie en laat daarna de ruimte voor Graves' Coltraneske grote sprongen en versnippering van de basismelodie. De solo's zijn proper, creatief en afgewerkt en verhullen nauwelijks hoe jong deze muzikanten wel zijn (bassist Steven Bruner was slechts 16 op de moment van opname). Dat Kamasi Washington in oorsprong een klassieke opleiding heeft gekregen, komt sterk naar voor in de impressionistische intro van 'Tears of Sorrow & Rage', waarin hij op lyrische wijze de krachtige saxsolo's van Cameron Graves in de verf zet en omkadert.
Toch is het niet enkel al bebop wat de klok slaat. Met 'Spider Walk' en 'Stephen's Song' springen de Young Jazz Giants even naar de fusion jaren '70 van Herbie Hancock en Chick Corea, met wilde funk-drums en ijle solo's op Fender Rhodes. Het is hier dat ook drummer Ronald Bruner zich van zijn beste kant laat zien en wervelende solo's afwisselt met stuwende funk, breakbeats en getimede accenten ter ondersteuning van sax en piano. Bij 'Stephen's Song' is het zelfs even wennen: naast de rauwe, traditionele jazz uit het hele eerste gedeelte van het album lijkt de zeemzoete melodie van dit nummer tot een anachronisme verworden. De tegenstellingen welen tierig op dit album: een jazzalbum op een rocklabel, sterke jazz uit het hiphopgetto van LA,... het nodigt allemaal nogal sterk uit tot de woordelijke verantwoording in het nummer 'YJG': while others floss Jay-Z, I floss Coltrane in that nasty thing with dubs on it .
De Young Jazz Giants bruisen van het talent, zoveel is duidelijk. Uit de schatkamers van de jazz halen ze Coltrane en Hancock op ontegensprekelijk creatieve en respectvolle wijze terug naar het heden. Dat dit alles gebeurt met eigen composities en een muzikale zelfzekerheid die niet doet vermoeden hoe jong deze muzikanten wel zijn toont nog meer aan dat het laatste woord over dit viertal nog niet geschreven is. Word up!
Meer over Young Jazz Giants
Verder bij Kwadratuur
Interessante links