Wolfgang Amadeus Mozart en Alban Berg, de combinatie ligt niet voor de hand maar deze cd stelt de twee grootste werken voor blazersensemble van beide mannen voor. Bij Mozart is dat de lange 'Gran Partita' serenade, voor twaalf blazers en contrabas (voor deze opname werd contrafagot gebruikt), bij Berg het Kammerkonzart voor dertien blazers, plus viool en pianosolo. Met solisten als de Japanse pianiste Mitsuko Uchida en violist Christian Tetzlaff en onder leiding van dirigent Pierre Boulez spant dit hoge verwachtingen.
Mozart schreef zijn 'Gran Partita' in 1781, mogelijk als gelegenheidsmuziek bij zijn eigen huwelijk. Qua opzet sluit dit ontspannen werk aan bij de achttiende-eeuwse traditie van 'Harmoniemusik', muziek voor een ensemble van hobo's of klarinetten, hoorns en fagotten om feestelijke gebeurtenissen op te luisteren. Het is de grote bezetting en lengte die het werk uniek maken. Over Alban Bergs 'Kammerkonzert' kan men een hele verhandeling vullen. Dit uiterst complexe werk staat vol getallensymboliek rond het cijfer drie: in het aantal maten, in de vorm en opbouw van de melodieën, in de instrumentatie (drie keer vijf instrumenten) tot zelfs in de vorm van de allereerste frase, waar de initialen van de drie componisten van de tweede Weense school, Schönberg, Webern en Berg zelf, muzikaal verwerkt worden.
Mozarts muziek moet hier voor zichzelf spreken want de erg kundig uitgevoerde maar vrij klinische uitvoering voegt zelf weinig meer toe. In de opening van de 'Gran Partita' moeten de scherpe ritmes bijvoorbeeld, zo herkenbaar uit Franse barokke ouvertures en vaak met veel effect scherper gemaakt dan genoteerd staat, plaats ruimen voor een letterlijke lezing van de partituur die deze introductie wat afvlakt. Een snel tempo in de 'allegro' sectie van dit deel zorgt ook niet voor het verhoopte vuurwerk en de slagakkoorden die Boulez naar het einde inwerkt (staan die hier echt wel op hun plaats?) veranderen daar niet zo veel aan. Het bekende 'Adagio' met zijn gevoelige hobomelodie krijgt een vlot tempo maar verliest diepgang, wordt wat steriel. Boulez' en zijn muzikanten zijn op hun best wanneer ze de link met de Oostenrijkse muziek, walsen en Ländler leggen, en zo komt het vierde deel, een volks menuet erg goed over, net als het thema van het langzame vijfde deel. Zo wordt meteen een band gemaakt met het eerste deel van het 'Kammerkonzert', waar ook Berg inspiratie vond in een wals die van Boulez een erg gevarieerd maar overwegend elegant en bijna koket karakter krijgt.
Natuurlijk kan Pierre Boulez als geen ander in dit ensemble – zijn eigen ensemble – een perfecte balans maken en hij richt dan ook vaak onze aandacht op kantjes van Mozarts partituur - een fagotlijn, een melodietje in de middenstemmen - die anders verloren zouden gaan. En het hierboven staande doet natuurlijk geen afbreuk aan de kwaliteiten van de muzikanten van het Ensemble Intercontemporain, die voor een technisch erg knappe uitvoering zorgen met prominente basinstrumenten. Dat technische meesterschap wordt zeker duidelijk in de hyperaccurate uitvoering van Bergs muziek. Boulez zorgt voor een variatiereeks als eerste deel dat in elk van zijn variaties een ander gezicht laat zien. Scherpe uithalen doen qua impulsiviteit zelfs wat aan Stravinski denken. Dit ensemble maakt meesterlijk gebruik van de kleur van twaalf verschillende blaasinstrumenten (van piccolo tot contrafagot) die Berg voorschrijft en het is de variatie van wat een lange, uiterst gedetailleerde 'Klangfarbenmelodie' lijkt alleen al die dit werk zo boeiend maakt. De lage instrumenten die de viool als het ware uitgeleide doen aan het eind van het middendeel is een van die momenten waar Boulez een perfecte balans tussen zijn muzikanten treft.
Mitsuko Uchida dringt zich niet op aan het ensemble maar speelt met veel gevoel voor transparantie zodat het geheel nergens verzadigd gaat klinken. Haar lezing van het eerste deel bezit een bijna typisch Franse lichtheid tot in het diepste register die geen detail van deze muziek bedekt maar doet ook nergens cerebraal aan: dit is en blijft Weense muziek in hart en ziel. Christian Tetzlaff legt een grote gevoeligheid in het tweede deel, voor vioolsolo en ensemble. De manier waarop hij na het geweld van het openingsdeel binnenkomt, doen hem weinig violisten na. Zijn loepzuivere en slanke hoogte past uitstekend in deze muziek, niet enkel in het langzame deel maar ook in enkele passages van de finale.
Dit is een uitvoering van Bergs 'Kammerkonzert' die in geen enkel opzicht teleur stelt. Twee sterke solisten en een interpretatie die transparant, overzichtelijk en gevoelig klinkt maken een schitterende opname. Mozarts 'Gran Partita' wordt uitstekend gespeeld maar komt qua energie en engagement toch nog niet in de buurt van wat in de authentieke uitvoeringspraxis de norm is.
Meer over Wolfgang Amadeus Mozart, Alban Berg
Verder bij Kwadratuur
Interessante links