Deze twee cd's presenteren een selectie van concertos voor verschillende instrumenten van Mozart. Hänssler Classics groef in zijn verzameling oude opnames en vond deze twee piano concerti (Nr.23 in A en Nr.14 in Es), het derde en vierde concerto voor viool en orkest en het tweede en derde hoornconcerto. En met tijdloze uitvoerders als Arthur Grumiaux, Friedrich Gulda of Dennis Brain kun je ook vandaag nog zeker zijn van een goede cd-verkoop. Verder staan er op de cd nog drie Italiaanse concert aria's, twee voor tenor en een voor sopraan, met tenor Peter Pears en sopraan Suzanne Danco als solisten.
Alle opnames op deze twee plaatjes werden gemaakt tussen 1953 en 1962, maar daar is op zich weinig aan te merken. De klank is over het algemeen goed en rijk, zonder bijgeluiden of geruis. En hoewel de orkesten, in de geest van de tijd, over een grote massa strijkers beschikken, wordt hun klank behoorlijk doorzichtig gehouden. Jammer genoeg laten de blazers hier en daar wel wat steken vallen. Zo klinken de hobo's wel eens al te scherp, en hebben de hoorns duidelijk moeite met de hoge noten in het piano concerto in A, KV488. Een klein 'accident de parcours', wat ook wel eens wil gebeuren – een verkeerde of gemiste noot bijvoorbeeld - is echter niet meer dan een charmant kantje van de opname. De prestaties van het orkest in de vioolconcerto, vooral dan het derde, zijn weer van de bovenste plank, met scherpe fraseringen en opzwepende ritmes.
Friedrich Gulda voert de pianoconcerti licht en speels uit, met een spaarzaam pedaalgebruik, wat een transparante klank oplevert. Zoals dat toen gewoonte was, benadert hij bovendien deze Mozart met alle mogelijkheden van de moderne piano, wat voor een wereld aan contrasten zorgt, zonder ooit dat typisch Mozartiaanse gevoel kwijt te raken. Mineurpassages krijgen een diepere aanslag en zwaardere klank mee, terwijl de lagere snaren van de piano op de juiste momenten lekker stevig en direct mogen doorklinken.
Grumiaux' versie van het vierde concerto klinkt veel voller dan die van de Poolse violist Henryk Szeryng, die het derde voor zijn rekening neemt. Grumiaux bezit een heerlijk volle, grote klank, zeker op de lage snaren, die hij dankbaar kan afwisselen met een soepele en heldere hoogte. Szeryng klinkt over het algemeen iets heser, maar voert zijn concerto erg smaakvol en rustig uit. Het derde deel wordt tegen een gematigd tempo genomen, waardoor hij rustig de tijd kan nemen om elke frase soepel uit te spelen.
Bij de vocale solisten valt Peter Pears op door zijn stijlvolle gebruik van vibrato en goede verstaanbaarheid, al komt zijn interpretatie misschien wat meer gezwollen over dan we vandaag de dag gewend zijn. Suzanne Danco mist echter veel charme door de nogal geforceerde manier waarmee zingt, in de aria 'Ch'io mi scordi de te' voor sopraan, orkest en obligate piano. Hoewel ook zij steeds verstaanbaar en met voldoende dramatiek zingt, bezit zij een wijde, weinig gecontroleerde vibrato, die haar veel charme doet verliezen.
Hoornist Dennis Brain voert de twee hoornconcerto's op een wat romantische maar niettemin uitstekende manier uit. Hij bezit een heel egale, verzorgde klank, die geen vibrato nodig heeft om gevoelig over te komen, en niets van de hardheid die sommige moderne solisten in zich hebben, ten toon spreidt.
Kwaliteit blijft kwaliteit, ook veertig of vijftig jaar na datum, en al komt het orkest bij momenten wat verouderd over, Gulda, Grumiaux of Brain waren toen en blijven nog steeds wereldklasse. Bovendien stelt deze opname een smaakvol gekozen en gevarieerde selectie van solowerken voor.