Wie vluchtig het boekje van dit album bekijkt, zal snel in de verleiding komen te denken dat 'Two Men With the Blues' een muzikaal vluggertje is van twee vedetten die live een reeks klassiekers opnemen, waarvan er sommigen bekend zijn tot ver buiten de jazz- en bluesmiddens. Gelukkig is de muzikale realiteit anders. De arrangementen verraden dat er aan de muziek gewerkt is, zonder opvallend uitgewerkt te zijn: riffs van blazers stutten de zangstem of gaan ermee in gesprek via de bekende vraag- en antwoordstructuren. De muziek is trouw aan de traditie en klinkt gestileerd zonder gesteriliseerd te worden. Het is alleen jammer dat mondharmonicaspeler Mickey Raphael vrijwel uitsluitend als solist gebruikt wordt. Hij had binnen de arrangementen voor een extra dimensie kunnen zorgen.
Dit wil niet zeggen dat het er nu eentonig aan toe gaat, want Nelson, Marsalis en co presenteren blues en bluesy muziek in verschillende gedaanten: van een schuifelende slow uit vervlogen tijden ('Stardust') tot het snellere 'Caldonia' met boogie-woogie elementen, wat het geluid richting van 50's dansmuziek stuurt. 'Rainy Day Blues' heeft met de rollende piano, de stevige sound en de wisselende riffs een grootstadsgeluid dat zo van de Blues Brothers zou kunnen komen, terwijl 'My Bucket's Got a Hole in It' een regelrechte plattelandsstomper is.
Willie Nelson is zijn lichte, droge en soms ironische zelve. Als gitarist houdt hij alles heel eenvoudig en melodisch, perfect in combinatie met folky gitaarklank. Als zanger valt uiteraard wel op dat zijn stem in de traagste songs niet echt draagt, wat sommige luisteraars zeker zal storen. Net als Nelson blijven ook de anderen meestal dicht bij de traditie, al is die steeds voorzien van een kleine, eigen twist. Marsalis blaast lekker en ongegeneerd door en maakt gebruik van growls en gedempte klanken. In zijn korte vocale bijdrages klinkt hij echter te oppervlakkig. Pianist Dan Nimmer is niet vies van de typische hamerende akkoorden en melodieën die lekker de rek zetten in het tempo. Het meest opvallend zijn echter de solo's van Ali Jackson. Dicht bij de originele, elementaire drumklank van de jaren '20 weet hij met eenvoudige ritmes een schitterend verhaal te vertellen. Alleen saxofonist Walter Blanding zit tijdens de eerste nummers vaker in het jazz- dan in het bluesidioom en in 'Ain't Nobody's Business' gaat de ritmesectie zelfs even buiten die lijntjes kleuren. Door een gesofisticeerd spel met ritme en metrum krijgt de muziek voor een moment een totaal ander karakter: meesterlijk in de details.
Voor de rest is het al blues wat de klok slaat, waarbij de collectieve improvisaties op het einde van een nummer, of de stevige aanloop naar het slot de luisteraar meteen de zin geven om mee te spelen. Als uitsmijter serveren de muzikanten een uptempo swingend 'That's All', waarbij de solisten één voor één afgelopen worden. Marsalis bekijkt het minimalistisch (slechts één noot die constant golft qua dynamiek) en Ali Jackson zet de kroon op het werk: boven een heerlijk doffe basdrum bouwt hij knap een ritmisch motief op en uit, inclusief kleine marsreferenties. Zo fris kan de traditie dus klinken.
Meer over Willie Nelson & Wynton Marsalis
Verder bij Kwadratuur
Interessante links