Het operatische oeuvre van de jong gestorven Carl-Maria von Weber (1786-1826) is niet zo geweldig groot maar bevat genoeg werken om een hele cd met opera- en andere ouvertures te vullen. Naast bekende klassiekers als de ouverture tot ‘der Freischütz’ speelde de Finse Tapiola Sinfonietta ook werk in dat minder gemakkelijk op plaat terug te vinden is en dus een waardevolle aanwinst voor elke cd-verzameling vertegenwoordigt.
Webers muziek mag dan wel niet altijd zo origineel zijn als die van zijn tijdgenoot Beethoven, dat wil niet zeggen dat er geen hopen prachtige momenten in deze ouvertures te vinden zijn. Zo beschikt de ouverture tot (het onafgewerkte) 'Der Beherrscher der Geister' over een betoverd mooi tweede thema, ondanks al het opzwepende orkestrale geweld dat de ouverture rijk is.
Puccini was niet de eerste om het verhaal van de wrede oosterse prinses Turandot op muziek te zetten. Weber was hem al voor met een ouverture met een faux-oriëntaals sfeertje dat Hindemith zou inspireren tot het componeren van zijn eigen 'Symfonische metamorfosen' op een thema van Weber. De meest originele ouverture op de cd is 'Turandot' echter ook weer niet, ondanks het gebruik van Chinees klinkende pentatonische toonladdermotiefjes en een weliswaar delicaat in elkaar gestoken orkestratie. Voor de toneelmuziek bij 'Preciosa', een bewerking van een roman van Cervantes zocht Weber dan weer Spaanse invloeden op, in een trotse openingsmars en een eigenzinnig zigeunerthema (met bijpassende castagnetten en tambourijn).
Met de ouverture tot 'Abu Hassan' (een opera naar een verhaal uit duizend-en-een nacht) is men op bekender terrein gekomen. De briljante ouverture in vlugge Italiaanse stijl behoort tot namaak-Turkse muziek, een genre dat erg in trek was in de late achttiende en vroege negentiende eeuw en dat ook Rossini, Beethoven en bovenal ook Mozart graag bezigden. De ouvertures tot 'Der Freischütz' en 'Oberon' behoren tot de Duitse romantische sprookjesopera, met hun jager- en woudthematiek, die door dirigent Jean-Jacques Kantorow in 'Der Freischütz' graag breed en mysterieus uitgesmeerd wordt. 'Oberon' daarentegen krijgt een luchtige, feeërieke uitvoering mee. Het grijpt terug naar de sprookjesachtige ‘Midsummer night’s Dream’ van Shakespeare en combineert het delicate van de muziek van Felix Mendelssohn-Bartholdy aan de schwung van Weense balmuziek.
Even verfijnd maar met een extra symfonische dimensie is de ouverture tot 'Euryanthe’. Vooral de slanke en kernachtige blazers van de Tapiola Sinfonietta vallen in positieve zin op net als de gedreven manier waarop de strijkers de snellere passages in de ouverture vooruit kunnen trekken. De ouverture tot de opera 'Silvana' uit 1810 is veel minder gekend maar in dezelfde symfonische stijl geschreven, al maakt Weber hier meer ruimte om het luchtige karakter van de opera te benadrukken.
Het aller-vroegste werk op de verzameling is de ouverture tot een opera met de geweldige titel 'Peter Schmoll und seine Nachbarn' een werk dat een zestienjarige Weber onder toezicht van zijn mentor Michael Haydn componeerde. De opera flopte maar de ouverture - overduidelijk herkenbaar als komende van Webers hand maar in Weens-klassieke stijl geschreven - werd later los van de opera uitgegeven als een concertante 'Grande Ouverture à plusieurs instruments'.
Als slot volgt nog een concertouverture, namelijk de 'Jubel Ouverture' die de vijftigste verjaardag van de troonsbestijging van koning Friedrich Augustus I van Saksen moest vieren. Het stuk sluit bombastisch af met een orkestratie van de melodie van ‘God save the King/Queen’, wat in Webers tijd ook dienst deed als het Pruisische volkslied. Wat een Pruisisch lied komt doen in een ouverture die voor een Saksische vorst geschreven is, is niet helemaal duidelijk maar het triomfantelijke einde van de ‘Jubel Ouverture’ beëindigt een plaat die een knap uitgevoerd overzicht aflevert van het orkestwerk van Carl-Maria von Weber, een oeuvre dat zowel goed gekende hoogtepunten en als onterecht vergeten pareltjes bevat.