Wagner schreef ontzettend knappe muziek maar de lengte en gewichtigheid van zijn opera’s schrikt vele mensen af. Puur instrumentale muziek van Wagner bestaat in de vorm van orkestrale tussenspelen en ouvertures uit zijn opera’s maar heel wat knappe muziek kan enkel op de planken van een operapodium gehoord worden. Jammer dan dat Wagner zelf geen concertsuites uit zijn eigen opera’s bewerkte. Wie zo gedacht moet hebben is de Nederlandse slagwerker Henk De Vlieger, die inmiddels vier orkestrale suites brouwde uit opera's van Wagner: uit 'Die Ring des Nibelungen', 'Die Meistersinger von Nürnberg' en 'Tristan und Isolde' en in dit geval 'Parsifal - an orchestral quest'. De lange orkestsuite vult net geen hele cd en werd aangevuld met muziek uit twee vroege opera's van Wagner: de ouverture en balletmuziek uit 'Tannhäuser' en de inleiding tot de derde akte van 'Lohengrin' net voor het overbekende bruidskoor moet inzetten – dat in deze concertversie achterwege wordt gelaten.
De Parsifal-suite is meer dan een potpourri op thema's uit Wagners laatste meesterwerk. Hele passages komen onveranderd ook in de opera terug. Dat is het geval bij de introductie, die recht uit het origineel gehaald werd en de twee ‘Gralsritter’-delen, die de intermezzi vormen uit de eerste en derde akte. In passages die de verleidelijke walsmelodie van de bloemenmeisjes gebruiken, wordt het zesstemmige vrouwenkoor vervangen door soloviolen. Waar zangers door instrumenten vervangen werden, gebeurt dat echter onopvallend want Wagners textuur is dik genoeg om de luisteraar ook zonder achterliggend verhaal continu nieuwe dingen te laten ontdekken. Enkel het korte tweede deeltje, dat de jonge onstuimige 'Parsifal', 'Der reine Tor' uit het verhaal voorstelt werd echt bij elkaar gepuzzeld uit diverse passages van de opera.
Het orkest, dat voor een keertje niet in de orkestbak gekluisterd zit, mag rustig doorspelen en het Royal Scottish National Orchestra laat zijn blazers dan ook machtig doorklinken. In individuele passages (bij de althobo, de hoorns, klarinetten) hoort men een gevoel van persoonlijke muzikaliteit bij de verschillende muzikanten, die meer doen dan louter klank maken, noten blazen en in de maat spelen. De twee passages die de ernst en het sacrale van de graalridders voorstellen zijn plechtig genoeg (ruim voorzien trouwens van pauken en zelfs klokkengelui) maar Neeme Järvi vindt een manier om aan dat plechtige een vriendelijk, menselijk kantje te geven.
In de 'Tannhäuser' passages is het orkest wat minder present. Alles staat er wel en Wagners balletmuziek krijgt een kundige uitvoering mee. De vrome pelgrimsmelodie heeft in haar climax echter ook al indrukwekkender geklonken en de impulsieve 'Venusbergmuziek', de balletmuziek die Wagner speciaal schreef voor een uitvoering in Parijs in 1861 barst ook niet meteen uit haar voegen van de energie. Dan doet de opening van de derde akte uit 'Lohengrin' het stukken beter, dankzij een opvliegend tempo dat al het feestelijke van Wagners muziek in de uitvoering houdt.
Een instrumentale Wagner is steeds welkom en het Scottish National Orchestra zorgt voor een knappe uitvoering. De muziek uit ‘Tannhäuser’ en ‘Lohengrin’ is klassiek (het gaat telkens ook om de bekendste stukken uit beide opera’s, het bruidskoor uit ‘Lohengrin’ niet te na gesproken) en hoewel Henk de Vliegers ‘Parsifal – an Orchestral Quest’ niet de spankracht bezit van een echte symfonie, toont het overtuigend de ontegenzeggelijke kracht van Wagners integere muziek en feilloze orkestratie.
Meer over R. Wagner
Verder bij Kwadratuur
Interessante links