Wanneer in een jazzensemble de piano ontbreekt, krijgt de muziek vaak iets 'als de kat van huis is'-achtig. En dat is hier gelukkig niet anders. Deze trombone-bas-drum cd laat heel wat zaken uitkomen die anders nogal eens verborgen blijven onder de bedekking van de pianoakkoorden. Het krukdroge, vaak naar het lage register neigende geluid zal voor sommige luisteraars misschien iets te sober zijn, maar herbergt enorm veel moois. En dat moois begint eigenlijk al met de leuke composities van de leider en trombonist van het trio: Michael Vlatkovich. Zijn thema's bestaan vaak uit korte, herhaalde formules die meer dan eens ritmisch lichtjes tegenwringen. Hierdoor gaan die amusant nerveus klinken, temeer daar ze door bas en trombone tezamen afgehaspeld worden. Dit principe keert steevast terug, maar dat betekent niet dat alle tracks dezelfde sfeer meekrijgen. Zo baadt 'Blue Peepers' in een Pink Panter sfeertje van slenterende deukhoeden en lange regenjassen. De titeltrack heeft door de snellere formules dan weer meer weg van een klassiek bebopnummer.
Gelukkig houdt het plezier niet op bij de thema's. Wanneer bas en drum zich geleidelijk van hun begeleidende rol losweken vertrekt de trein pas echt en evolueert het klassieke 'solo met begeleiding' naar een knappe collectieve improvisatie, zonder goedkoop effectbejag of brutaliteit. Hier toont zich bovendien de individuele sound van de drie artiesten. Vlatkovich is hierbij nog het 'traditioneelst'. Zijn eerder klassieke benadering wordt fraai gekleurd door het spelen met dempers: een jungleachtig 'growl' geluid is nooit ver weg. Jonas Tauber is een bassist met een aanzienlijke staat van dienst in diverse klassieke orkesten. Dit verklaart mogelijk zijn forse boogtechniek waarmee hij het geluid van de menselijke stem benadert. Dit element komt ook naar voor in zijn vaak vocaal aandoende melodische lijnen. Hij kan echter even goed een potige, geplukte en klassieke walking bass partij neerleggen, waarbij zijn overweldigend geluid gensters slaat: lenig, licht en diep tegelijkertijd met sporadische tweestemmig gespeelde stukken of razend snelle virtuoze passages.
Even kenmerkend als Taubers basgeluid is de klank van drummer Ken Ollis. Deze zweeft vaak tussen volledig vrij spelen en beat houden in, maar kan even vlot een onhoudbare swing lanceren. Door te spelen met eenvoudige kleuren als brushes versus harde sticks of gortdroge tromklanken tegen tingelende bekkens kan hij heel effectrijk spelen zonder naar drastische middelen te moeten grijpen. Zo kan hij de muziek en zijn medemusici oppompen tot high energy swing in 'All Flat Deebee Geebee Too', maar ook terugschroeven tot intiem kamermuziekspel. Het verstilde slot van 'South for Winter' is daar een (in alle betekenissen) mooi voorbeeld van: zacht tikkende drumgeluiden, hoge contrabasklanken en een trombone die blijft hangen in windgeluiden of half doorkomende noten.
'Queen Dynamo' is geen unieke cd qua improvisatorische vernieuwing, maar het geluid, het samenspel en de prikkelende composities bieden meer dan nodig is om er een te herbeluisteren schijfje van te maken.
Meer over Vlatkovich Tritet
Verder bij Kwadratuur
Interessante links