De afzondering in kille, desolate oorden zorgt vaak voor een vreemde artistieke impact bij Finnen. Vladislav Delay graaft al enige tijd in emotioneel onderbouwde, abstracte minimale elektronica-creaties. Delays elfde langspeler, de tweede op het vooruitstrevende Raster Noton label, wordt gekenmerkt door acht buitenaardse, vreemd ritmische klanksculpturen.
Vladislav Delay maakt op ‘Kuopio’, genaamd naar een Finse grootstad, komaf met diepzinnige, dromerige ambientstructuren en graaft in stedelijke drukte met een unieke, soms onderhuidse gejaagdheid. Vooral de eerste helft van dit album zit doorvlochten met machinale geluiden, voortgedreven door een persistente, nogal ongeduldige cadans. In opener ‘Vastaa’ lijken de beats voortdurend over elkaar te struikelen, zonder dat de feitelijke drive uit het oog verloren wordt.
Meest kenmerkend is echter het veelvuldig gebruik van echo en vibrerende klanken die in veel lagen een eigen leven gaan leiden. Geluiden vervagen, ritmes vereenvoudigen en een mistig schouwspel vol droom en suggestie benevelt de luisteraar. Met name een indrukwekkende track als ‘Avanne’, die zelfs zijn ritmes grotendeels wist, lijkt zich af te spelen in een ongrijpbare onderwaterwereld.
Delay is een man van veel geduld. Een rollend ‘Hetkonen’ begint als een tikkend klankspel, maar laat in elkaar vervlochten, schuifelende holle tonen langzaam evolueren tot een psychedelisch tollend geheel, erg voorzichtig en quasi onmerkbaar. Door het gebruik van zo veel mogelijk wazige geluiden en afgebroken klanken, lijkt een soort van spooktechno te ontstaan.
In ‘Kellute’ gooit de Fin het over een andere boeg. Vanuit een donkerblauwe grondtoon ontstaat een goederentrein met verschillende klankwagons, die halverwege hun monotone cadans plots overschakelen in een discobeat, psychedelische bubbels en rollende geluidsgolven. Het album treedt expliciet op de voorgrond en neemt in abstractie nog toe.
Helaas gaat het daarna wat bergaf. Songs bestaan uit herhaalde loops die over elkaar donderen en in verschillende lagen samen kabbelen tot een vaag fantoomgerommel. Onderhuids schuilt een funky, drammend gevoel, als een sterk nawerkende kater met een iets te hardnekkige kick en een diepe dubbas, maar dat wordt overstemd door een sombere synthesizersound.
‘Kuopio’ is een erg onwezenlijke, onsamenhangende plaat. Het is boeiend om weg te kwijnen in de vage, soms akelige stedelijke ervaringen die als inspiratie hebben gediend voor het album. Van echte muzikale liefde kan echter moeilijk sprake zijn. Dit is immers een album voor freaks en moderne avonturiers, die niet zozeer vasthouden aan het esthetische.