Vivaldi schreef massa’s concerti en toonde een verbazingwekkend grote kennis van welk instrument waar hij ook voor schreef. In zijn oeuvre vindt men minstens een vijventwintigtal concerti voor hobo, strijkers en continuo terug. Als eerbetuiging aan ‘De Rosse Priester’ nam de Hongaarse hoboïst Lajos Lencses zes hoboconcerti (RV 452, 453, 447, 461, 178, 548) van Vivaldi op. Hij doet dat met moderne instrumenten, een beetje tegen de richting van de moderne barokpraktijk in die vaker en vaker van authentieke instrumenten gebruik maakt voor dit soort van repertoire.
Dat Lencses op moderne hobo speelt, toont zich in zijn slanke toon en zingend hoog register, enkele kenmerken die de moderne hobo van zijn barokke tegenhanger onderscheiden. Hij maakt ook graag gebruik van de veel verder ontwikkelde mechaniek van zijn instrument om Vivaldi’s acrobatische sprongen, snelle loopjes en behendige melodiewendingen haast moeiteloos doet klinken. Stilistisch zitten deze concerti echter volledig op dezelfde lijn als uitvoeringen van pakweg de Akademie für Alte Musik Berlin. Snelle tempi overheersen, zodat de middendelen een vlotte cadans kennen en de hoekdelen hobo en strijkers de kans geven om al hun virtuositeit te tonen.
De strijkers klinken helder zoals moderne instrumenten dat doen, met een beperkte maar toch smaakvolle hoeveelheid vibrato. De kernachtigheid die oude instrumenten in zulke concerti kunnen steken is wat afwezig, ten dele ook omwille van de grotere bezetting die voor een meer diffuus klankbeeld zorgt. Bovendien klinken de strijkers wat dof, alsof ze in de balans wat expres naar de achtergrond verschoven werden.
Dat zijn echter kleine bemerkingen bij een uitvoering van vrolijke, levenslustige werken die tonen hoe inventief Vivaldi met verschillende instrumenten kon omgaan. Vivaldis virtuositeit is niet van de complexe polyfone soort van Bach, noch van de grandeur van Händel. Hij schrijft compositorisch gezien veel eenvoudiger en dat laat veel van de uitvoerders zelf afhangen of deze muziek goed of minder goed overkomt. Men moet het kunnen verkopen, of men nu op moderne of oude instrumenten speelt maar dat gebeurt hier zonder twijfel. Lajos Lencses houdt echter van deze muziek en dat brengt hij ook over in deze uitvoeringen vol humor, goed humeur en muzikaliteit.