Nadat ze enkele cd’s uitbrachten met soloconcerti voor viool, strijkers en continuo van Antonio Vivaldi, vond men bij het barokorkest Il Pomo d’Oro dat het tijd was voor dubbelconcerti voor twee violen. Violist Riccardo Minasi werd daarbij vervoegd door violist Dmitry Sinkovsky. Beide mannen hebben in het verleden al enkele van Vivaldi’s vioolconerti bij platenlabel naïve voor hun rekening genomen. De huidige opname presenteert zes van Vivadi’s dubbelconcerti, in de karakter- en stijlvolle uitvoering die Il Pomo d’Oro eigen is.
Eigenlijk hoeft het resultaat van deze opname niet echt te verrassen want ook de vorige cd’s uit de reeks toonden dezelfde mix van stijlbesef en vurige energie. Vivaldi’s muziek moet verkocht worden aan het publiek: weinig muziek kan zo gemakkelijk een theatraal kantje meekrijgen. Beide solisten begrijpen dat maar al te goed en zorgen voor snelle delen die vol staan met de typische affecten uit barokke opera: zorgeloze uitgelatenheid, ingehouden woede… De finale uit het concerto in c, RV509 bezit de opgewonden, angstaanjagende sfeer van een barokke ‘wraakaria’ zoals die ook in Vivaldi’s opera’s zou kunnen voorkomen. De langzame delen krijgen interpretatief niet veel opsmuk mee. De muziek heeft genoeg aan de zuivere klank van beide solisten en aan hun natuurlijke muzikaliteit die het onnodig maakt om aan een eenvoudige zangerige melodielijn nog veel extra toe te voegen. Zelfs delen als het ‘Andante’ uit een concerto in g, RV517, met acrobatische vioolpartijen, komen in de eerste plaats ongekunsteld over.
Beide solisten sluiten overigens ook goed aan bij het orkest. Het romantische ideaal van een soloviool die als een diva boven het orkest stijgt, staat mijlenver van de meer egalitaire balans waarmaar de muzikanten hier streven. Het gevolg is dat ‘tutti’ en ‘solo’ passages naadloos op elkaar in grijpen en dat de solopartijen en de begeleiding zo goed boven elkaar passen dat er geen speld tussen te krijgen is. En waar nodig, treedt het orkest of treden stemmen uit het orkest even duidelijk op de voorgrond om een tegenstem te bieden aan de solisten.
De begeleiding draagt namelijk in gelijke mate bij aan de kracht van de uitvoering. Zelfs een korte inleiding als die van het concerto in c, RV510, die maar enkele maten lang is, zet meteen de juiste, tragische sfeer. Een continuosectie waarin theorbe even prominent vertegenwoordigd is als klavecimbel zorgt voor een onontkoombare drijfveer in de snelle delen, met een ritmische cadans die rotsvast onder de strijkers ligt.
Wie een schitterende uitvoering van Vivaldi wil horen kan moeilijk beter doen dan Naïve’s ‘Vivaldi Edition’ en dat bewijst ook deze laatste uitgave weer. Hoewel de bezetting in elk van de zes concerti dezelfde blijft, wordt elk afzonderlijk concerto met zijn eigen persoonlijkheid ingekleurd door een groep muzikanten die stilistisch erg trouw blijven aan de principes van de authentieke uitvoeringspraktijk maar deze Vivaldi met al zijn dramatiek en theatraliteit weten weer te geven.