In 2010 speelde Violons Babares een explosief optreden in de Clubtent van Sfinks. De combinaties van de ritmische energie en de virtuositeit van de muzikanten maakte toen een verschroeiende indruk. Die kwaliteiten is de band in de loop der jaren niet kwijtgespeeld, getuige hun debuut-cd waarop het trio even spectaculair als muzikaal uithaalt.
Nochtans werkt het drietal nog steeds met bescheiden middelen. De tweesnarige morin khoor (morin khuur) uit Mongolië en de Bulgaarse gadulka (dertiensnarige knieviool) worden immers zuiver en in traditionele stijl ingezet. Het geluid wordt vervolledigd door allerhande percussie-instrumenten en de stemmen van de drie muzikanten, waarbij vooral de brommende keelzang van Dandarvaanchig Enkhjargal in het oor springt.
Dat materiaal is voor Enkhjargal, Fabien Guyot en Dimitar Gougov echter meer dan voldoende om een knappe en gevarieerde cd ineen te boksen waarbij de luisteraar bij het begin in een dravende Mongoolse horde belandt om later terecht te komen in een zigeunerdans, een deinende groove of een bezwerend tollende ritmiek.
Essentieel voor deze variatie is percussionist Fabien Guyot die niet alleen ritmisch, maar ook qua kleur de sfeer en de sound van de nummers vormt, zoals mooi te horen is in ‘Wind in the Steppe’ waar hij door het uitgekiend inzetten van gongs en andere percussie een echte steppewind door de muziek laat waaien.
Nog belangrijker dan de variatie en de energie die Violons Barbares op de luisteraar loslaat, is echter de manier waarop de stukken muzikaal uitgebouwd worden. De muzikanten stellen zich niet te tevreden met volkse liederen maar maken van de zelf gecomponeerde en het traditionele materiaal volwaarde stukken die een eigen muzikaal verhaal hebben. Geïmproviseerde solo’s, breaks die nooit de flow van het stuk verstoren, ritmeveranderingen of de twee strijkers die in de loop van een nummer een andere rol opnemen, wie bij de pinken is krijgt heel wat te verwerken.
Zelfs in de opgefokte Bulgaarse punk van ‘Djore Dos’, een nummer met haar drive de luisteraars op haar hand kan krijgen, blijft het arrangement in beweging. Hoe complex het er soms aan toe kan gaan, is te horen in het live opgenomen ‘Karawane’ wanneer de melodie geleidelijk wordt verlengd, vertrekkend vanuit een kleine cel. De onregelmatig verschuivende accenten die daarvan het gevolg zijn en het scherpe samenspel dat ze vereisen, volstaan ruimschoots om de argeloze luisteraar op tien seconden dol te draaien. Als dat tegen dan nodig zou zijn.