Een uitgave bij het label Praga Digitals, dat wil zeggen veel muziek, veel biografische (minder musicologische) duiding, een doorgedreven respect voor de componist en weinig externe opsmuk. Zelfs voor een integrale opname van Kalabis’ strijkkwartetten heeft men op die gouden regel geen uitzondering gemaakt. Zoals gebruikelijk prijkt een modern schilderij op de cover, deze keer een portret van de componist door ene Ota Janacek. Om maar te zeggen: ook wat de details betreft gaat men bij Praga Digitals tot in de diepte. Deze nieuwe cd kadert bovendien in een van hun meer recente stokpaardjes, zijnde het project Musica Nova Bohemica, een noemer waaronder Boheemse componisten onder de aandacht worden gebracht. Viktor Kalabis, de inmiddels gestorven componist die bijna de volledige twintigste eeuw aan den lijve mocht ondervinden, heeft daar uiteraard baat bij. Zijn onbekende strijkkwartetten verschijnen zo immers tegen een aanvaardbare prijs, uitgevoerd door twee heel goeie formaties.
Zowel het Kocian als het Zemlinsky kwartet houden zich voornamelijk bezig met de meer conventionele kamermuziek (denk aan Mozart, Beethoven en Haydn), maar vooral onder de vier musici van Kocian ligt de klemtoon even sterk op hedendaagse en twintigste-eeuwse Tsjechische muziek. Onder meer de integrale cyclus met de kamermuziek van Ernő Dohnányi getuigt van hun inspanningen om vergeten figuren (gestorven of niet) terug op de kaart te plaatsen. Naast internationale prijzen en het geven van masterclasses in verschillende landen, heeft het Kocian kwartet ook een Franse Diapason d’Or op zijn CV staan voor een opname van alle strijkkwartetten van Paul Hindemith. Het Zemlinksy kwartet, dat Kalabis' overige strijkkwartetten (vier tot en met zeven) voor zijn rekening neemt, doet daarvoor niet onder. Zij kregen dezelfde onderscheiding omwille van hun cd met alle strijkkwartetten van Antonin Dvořàk, ook verschenen bij Praga Digitals.
De uitvoerders zijn dus niet van de minsten en dat zal de luisteraar geweten hebben. De interpretaties zijn zo verbeten en zo intens als mogelijk en wie een fervent voorstander is van kamermuziek uit de vorige eeuw, zal met de geestdriftige uitvoeringen van beide kwartetten absoluut in de wolken zijn. Over de waarde van Kalabis’ oeuvre kan gediscussieerd worden, alsook over de vraag of iemand zat te wachten een integrale cyclus (twee cd’s van telkens om en bij het uur!) vol temperamentvolle muziek voor strijkers. Toch bewijst de componist zich waardevol voor wie zich open stelt. De zeven werken vertrekken immers telkens vanuit een ander standpunt en hoewel een bepaald idioom (niet herkenbaar, maar wel sluimerend) aanwezig blijft, zijn de composities toch telkens anders.
Het eerste strijkkwartet opus 6 is tot op heden niet zo gekend. Bij zijn verschijnen raakte het niet uitgevoerd omdat Kalabis genoteerd stond als een opstandeling jegens het communistische regime en mogelijke vertolkers wilden zich niet dezelfde reputatie op de hals halen. Tot op heden is het werk ongepubliceerd gebleven, gezien het niet echt typisch is voor de beangstigende karaktertrekken van Kalabis’ andere werk. De vorm is vrij vast – op het einde maakt de componist de cirkel bijvoorbeeld mooi rond – en harmonisch zijn er geen grote mirakels op til. Dat is even anders voor het tweede strijkkwartet opus 19, waarin Kalabis probeerde om te gaan met de dood van zijn vader. Dat levert enerzijds een kort, maar erg gebald werk op en anderzijds een bizarre sequentie van delen (twee trage en slechts één snel).
Vervolgens duurde het tot 1977 vooraleer Kalabis terugkeerde naar het door hem sterk geliefkoosde genre. Omwille van zijn werk bij de Praagse radio en andere activiteiten in het publieke leven kwam hij minder aan componeren toe, maar veertien jaar na zijn tweede strijkkwartet was het weer raak. Het werk bruist van leven en de donkere toon uit de twee eerdere werken voor dezelfde bezetting lijkt volledig te zijn weggeëbd. Zijn vierde kindje droeg de componist dan weer op aan Johann Sebastian Bach, zowel impliciet als via een expliciete verticale handtekening B-A-C-H (akkoordisch) en via een citaat uit ‘Wenn ich einmal muss sterben’ uit diens briljante Mattheuspassie. Ook Shakespeare (en meer bepaald het stuk en de figuur ‘Hamlet’) hebben als inspiratiebron gediend. Het vijfde kwartet is terug woeliger en daarin vraagt Kalabis zich af wat het betekent om Jood te zijn. Daarbij aansluitend was ook de schilderkunst van Chagall van onschatbare invloed en zodoende ging het werk de muziek-historische naslagwerken in als een ode aan de Franse kunstenaar.
Nog eens vier jaar later besloot Kalabis dat het weer tijd was voor een hommage, deze keer aan het adres van zijn landgenoot en idool Bohusalv Martinú. Zonder letterlijke citaten te gebruiken, geeft Kalabis geregeld hints richting de componist, onder meer in de nagebootste vogelgeluiden in het derde deel. In zijn laatste, vooralsnog onuitgegeven, zevende strijkkwartet, gebruikt Kalabis plots volksmelodieën, waarmee hij bij wijze van muzikaal testament definitief wilde aangeven zich bij de top der Tsjechische meesters te willen voegen.
Voor de perfecte uitvoering hoeft niemand deze cd in de rekken te laten liggen, zoveel is zeker. Wel is de muziek eerder hermetisch en kan niet iedereen wat met de expressionistische toon van de strijkkwartetten, die diep geworteld zit in de traditie van begin twintigste eeuw. Nochtans halen zowel het Kocian als het Zemlinsky kwartet de muziek naar een aards en bevattelijk platform, waardoor iedereen haar, al was het slechts bij momenten, kan genieten.
Meer over Viktor Kalabis
Verder bij Kwadratuur
Interessante links