Hamburg was een zeer belangrijke stad in de Duitse Hanze waar ook Brugge deel van uit maakte. Deze handelszone bracht rijkdom en met die weelde kwamen ook de kunsten tot ontwikkeling. In de hoogdagen van de Barok aan het begin van de 18de eeuw was Hamburg één van de belangrijkste centra voor de muziek en voor de opera in het bijzonder. Op deze plaat staan een aantal ouverturen en sinfonia's uit het repertoire dat toen gespeeld werd in de opera van de stad.
Het eerste werk is de suite uit 'Ludovicus Pius' van Georg Caspar Schürmann. De muziek doet meteen denken aan een danssuite voor een adelijk hof. Het plechtige karakter is dominant gedurende de gehele suite. De thema's worden op een voor de barok zeer typische wijze verwerkt: polyfonie van de bovenste plank. De stemmen kruisen elkaar op een hoog tempo waardoor er een kluwen van melodielijnen ontstaat. Het meesterschap van deze componisten zorgt ervoor dat ondanks de complexe melodievoering op geen enkel moment verwarring of onduidelijkheid in de muziek sluipt. Het resultaat is een ingewikkeld, maar zeer harmonieus geheel.
Het volgende werk is de ouverture nr.4 van Philipp Heinrich Erlebach. Dit is het oudste werk op de plaat en dit is ook te horen aan de manier van componeren. De polyfonie was nog niet volledig ontwikkeld toen deze man dit stuk schreef. De melodievoering is dus veel minder complex. Het karakter van de muziek is minder plechtig dan bij het vorige stukje muziek, men kan zelfs zeggen dat er een vleugje treurigheid doorklinkt in Erlebach's werk.
Reinhard Keiser zorgt voor een schril contrast met de vorige componist. In zijn Symfonia uit 'Le Ridicule Prince Jodelet' laat hij naar baroknormen alle remmen los. De rode draad door dit stukje muziek is het contrast tussen de vrolijke thema's en de plechtige tussenspelen. Dit heeft natuurlijk alles te maken met het onderwerp van deze opera: een onnozele prins die ondanks alles toch op de troon terecht dreigt te komen. De componist haalt alle effecten waar hij in zijn tijd over beschikte uit de kast om dit contrast nog groter te maken. Vooral de extreme accenten zijn gewaagd voor zijn tijd. Af en toe drijft hij ook nog even de spot met zijn collega-componisten door de kop van een thema van een collega te gebruiken alvorens dit thema dan vakkundig te ridiculiseren door er een banaal ogend einde aan te schrijven dat dan wel terug perfect de aansluiting vindt met het volgende thema.
De volgende componist is ongetwijfeld de bekendste uit het gezelschap: Georg Friedrich Haendel. Op deze cd staat de danssuite uit 'Almira', een opera die hij als jonge snaak schreef in Hamburg. Hoewel Haendel pas jaren later tijdens zijn Londense periode tot zijn toppunt van kunnen zou komen kan men in deze muziek al horen waarom net hij tot de dag van vandaag bij het grote publiek bekend is gebleven. De kwaliteit van het thematische materiaal is duidelijk nóg beter dan dat van zijn collega's en de eenvoud waarmee hij het verwerkt verraadt groot meesterschap. Nooit overdaad qua polyfone verwerking, nooit een gezochte overgang maar altijd pure schoonheid.
De laatste in het rijtje is Johann Christian Schieferdecker met zijn 'Premier Concert'. De muziek van deze componist is nooit complex, maar wel eenvoudigweg mooi. Dit is wel duidelijk een minder sterke componist dan de andere heren uit dit gezelschap.
Dit is een ideale plaat voor wie kennis wil maken met het barokke repertoire. De muziek is van een zeer goede kwaliteit en de uitvoering is feilloos. De muzikanten zijn duidelijk perfect op elkaar ingespeeld. De 'Akademie Für Alte Musik Berlin' is dan ook niet zomaar een barokensemble. Deze muzikanten hebben ondertussen een stevige reputatie opgebouwd met verschillende opnames en vooral met bijzonder gesmaakte concerttournees die ook ieder jaar terug ons land aandoen. Een aanrader.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links