Het kleine hertogdommetje van Jülich-Berg, op de grens van de Nederlanden en de Duitse staten was betwist grondgebied tussen de Nederlanders en het Habsburgse rijk in de zeventiende eeuw maar de vrede die in 1648 getekend werd en een einde maakte aan twee destructieve Europese oorlogen, betekende een periode van relatieve rust voor het hertogdom. Onder de leiding van Johann Wilhelm van Pfalz-Neuburg groeide Jülich-Berg, met zijn dubbele hoofdsteden in Jülich en Düsseldorf uit tot een vermaarde cultuurstad. Johann Wilhelms huwelijk met de aartshertogin van Oostenrijk bracht niet onbelangrijke culturele connecties met zich mee en een van de gevolgen daarvan was een rijk muziekleven. Van dat muziekleven geeft het Nederlandse ensemble La Barca Leyden hier een dwarsdoorsnede, met vijf sonates van drie componisten waarvan de reputatie aan het begin van de achttiende eeuw zich over heel Europa uitstrekte.
De minst bekende componist uit de reeks is Francesco Antonio Bonporti, een Italiaanse priester en muzikant uit Trento die – naar men aanneemt - bij de beroemde Arcangelo Corelli, van wie drie concerti grossi op de cd staan, zijn opleiding genoten heeft. Zijn 'Inventione' opus 10/8 is een onverbloemd huzarenstukje voor traverso en wordt met alle bravoure en virtuositeit voorgedragen die men van zulke muziek mag verwachten. Traversospeler Raymond Honing leukt de muziek naar believen op met versieringen en kleine variaties in de melodielijn, terwijl de luit in de basgroep niet zelden een onontbeerlijk gevoel voor cadans en ritme in deze muziek steekt. De 'Inventione' sluit af met een gigue, een lichtvoetige dans die naar het einde toe opgewonden versnelt en dat is precies wat deze stukken nodig hebben.
Een gevleugelde vlotheid is trouwens een kenmerk van heel wat snelle delen, ook in de andere stukken, zoals blijkt uit de finale van Corellis concerto grosso opus 6/1, een van drie concerti grossi die oorspronkelijk voor strijkorkest geschreven werden maar hier in een kamermuziekversie met traverso uitgevoerd worden.
Händels muziek blijft steeds goed herkenbaar, zelfs als het om 'geïtalianiseerde' Händel gaat zoals het geval is met de sonate opus 1/4. De ernstige introductie van de sonate doet denken aan de introductie van Corelli's concerto grosso opus 6/2, het stuk waarmee de plaat opent. De afwisseling van een statige introductie met een vlugge fuga in dat laatste werk zou trouwens zo uit het compositiehandboek van Händel kunnen komen. De vele fuga's en andere polyfone ‘spielereien’ in de vijf muziekstukken op de cd worden zonder uitzondering zonnig en vluchtig gebracht, uit de losse pols als het ware en niet als doorwrochte, moeilijke muziek.
De ware functie van de vijf stukken die La Barca Leyden voorstelt is namelijk in de eerste plaats om als vermaak te dienen voor het publiek. In die opzet slagen de vijf muzikanten op deze cd net zo goed als hun voorgangers aan het hof van Jülich-Berg, met uitvoeringen die sprankelen dankzij de speelvreugde die de muzikanten er overduidelijk zelf aan beleven.