'Masters of Flanders' stelt muziek voor van vijf generaties Vlaamse Polyfonisten, geen kleine opdracht wanneer de luisteraar weet dat hun muziek over meer dan honderdvijftig jaar gecomponeerd werd en zij in de renaissance actief waren in zowat elk belangrijk Europees land. De economische sterkte van de lage landen in de vijftiende en zestiende eeuw stimuleerde ook het artistieke leven en muzikanten uit de graafschappen Vlaanderen, Henegouwen en Artesië, het hertogdom Brabant of het prinsbisdom Luik waren bepalend voor de ontwikkeling van de Europese muziek in zulke centra als Rome en Madrid, Parijs en Wenen. Deze verzameling van tien cd's gaat omgekeerd chronologisch te werk, begint op de eerste cd bij de Venetiaanse school (die direct latere meesters als Gabrieli en Palestrina heeft beïnvloed) en eindigt een kleine honderdvijftig jaar vroeger bij de muziek van Guillaume Dufay. Het bijhorende cd-boekje is niet dik met slechts een korte maar degelijke tekst in drie talen (Engels, Frans en Duits - het Nederlandse origineel vond men blijkbaar niet de moeite waard af te drukken) door Ignace Bossuyt die de Vlaamse Polyfonisten cultuurhistorisch situeert. Elke cd apart is gewijd aan een componist of een school van componisten en die worden dan ook nog eens apart op de achterkant van de kartonnen cd-hoesjes toegelicht. Dat zorgt voor een niet te lang maar deskundig overzicht van anderhalve eeuw polyfone muziek, ook voor wie minder met de renaissance vertrouwd is. Nadeel van dit werken in vogelvlucht is dat er op de tien cd's geen plaats is voor volledige werken. Geen complete missen dus maar in het beste geval een apart 'Kyrie', 'Gloria' en 'Sanctus' achter elkaar gezet.
Bij de zangers hoort men zowel prachtige als mindere momenten. Op enkele cd's kan men erg onder de indruk zijn van de zuivere, vlakke maar rijke klank van deze muziek, die solistisch wordt uitgevoerd. De kwaliteit die men bij Alexander Utendal of Adriaen Willaert hoort zet zich niet overal door. De sopraan die de liederen van Mateo Romero, kapelmeester in de Capilla Flamenca in Madrid in de late 16de eeuw uitvoert, klinkt wat te hees, mist controle en maakt wat te weinig kleur. Hoge passages, die met een passend kleine kopstem gezongen worden, krijgen al te vaak een wat schelle bijklank, zoals in 'Celle Qui A Facheulx Mari' van Pierre de Manchicourt. De tenorsolo van Orlandus Lassus' 'Hola Caron' zingt zonder fijngevoeligheid of focus gewoon voor zich uit, en ook de polyfone liederen van Gerard van Turnhout hadden wat meer kern in hun klank kunnen gebruiken. Dat is jammer want ontegenzeggelijk mooie passages wisselen elkaar zo al te vaak af met mindere momenten, balansproblemen of stemmen die scherp of hard klinken. Die afwisseling wordt duidelijk op de cd met muziek van Dufay, waar een vlotte uitvoering van 'Salve Flos Tuscae Gentis' wordt gevolgd door een wat logge interpretatie in de zang van 'La Belle Se Siet'.
Vooral bij Adriaen Willaert, een van de laatste polyfonisten uit de lage landen, die in Venetië werkte en de stad mee hielp zijn rijke muzikale traditie te verkrijgen, wordt ook instrumentale muziek sterk belicht. Composities voor orgel, blokfluit en typisch ensemble van trombones en cornetti geven blijk van het hoge muzikale en technische niveau van het 16de-eeuwse Italië.
Dat niveau vindt men terug bij de muzikanten van het Currende Consort. Vooral de egale, warme en zuivere trombonesectie kan bekoren, een trio instrumenten dat over de hele tien cd's kwalitatief een erg hoog niveau bereikt. De muziek van Johannes Ockeghem klinkt slank en wendbaar in de blazers, met een schitterende bovenste stem op cornetto die mag schitteren in het motet 'Alma Redemptoris Mater'. Diezelfde cornetto kan dan weer wat te scherp overkomen op andere cd's, zoals op de cd met muziek van Philippe Rogier en tijdgenoten. Prachtige uitvoeringen hoort een luisteraar zeker in grotere werken als het 'Litania Deipara Virginis Mariae' van Jacob Regnart, een lang werk met een uitzonderlijk grote bezetting dat hier even magistraal klinkt als het interieur van een Gotische kathedraal. De cd rond Ockeghem en diens collega's in Frankrijk opent met het al even magistrale 'Magnificat' van Loyset Compère, een waar pareltje in zijn uitvoering, dat meeslepend en vlot in zijn gregoriaanse melodieën klinkt en met hoorbaar enthousiasme door de muzikanten wordt uitgevoerd. Ook in het 'Alleluia, Spritus Domini' van Nicolaas Gombert hoort de luisteraar duidelijk het jubelende karakter van de tekst verklankt worden in de instrumenten en de zangers.
Bij Willaert en tijdgenoten hoort de luisteraar gemakkelijk de vlottere, meer natuurlijke stijl van de late polyfonisten, in werken als het motet 'Vecchie Letrose' of het virtuoze 'Capriccio Sopra Re Fa Mi Sol' van de Napolitaanse orgelcomponist Giovanni de Macque. Het orgel speelt niet zo een grote rol op deze verzameling maar kan op enkele plaatsen rijk en vol klinken, misschien zelfs wat te overweldigend voor deze stijl van muziek, zoals in het verder knap uitgevoerde 'In Gottes Namen' van Heinrich Isaac.
De vierde cd, met een verzameling dansen en volksliederen uit de lage landen (met werk van Tielman Susato of Clemens non Papa), is misschien de meest toegankelijke. Volkse liederen krijgen een heel apart karakter mee en dat houdt aardig wat variatie in deze compilatie. De combinatie van een veel minder edele manier van zingen, de typische ruwe klank van de shawms en het obligate slagwerk (een assortiment doffe trommels) doet heel wat wereldse liederen druk en net ongeraffineerd genoeg klinken, in Loyset Compère's 'Scaramella Fa La galla' of Susato's 'Basse Dance, Dont Vient Cela' bijvoorbeeld. Isaacs 'Alla Battaiglia', een muzikale uitbeelding van een veldslag, wordt met net genoeg machismo uitgevoerd. Tegelijkertijd hoort men echter in dit genre muziek ook aantrekkelijke en intieme luitmuziek, die in atmosfeer sterk aan de Engelse consort songs doet denken, met als voorbeeld met mooie 'Mijn Hert Altijt Heeft Verlangen'.
Dit zijn tien razend interessante cd'tjes, een volledig en handelbaar overzicht van anderhalve eeuw muziek uit onze contreien die perfect dienst kan doen als introductie tot de muziek uit de renaissance maar die ook liefhebbers en specialisten niet onbewogen zal laten. De selectie van stukken treft een juiste balans tussen wereldse liederen en sacrale, tussen instrumentale werken en vocale. De kwaliteit van de uitvoering is niet steeds dezelfde doorheen de tien cd's en bevat zowel schitterende als wat teleur stellende momenten.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links