'Firenze 1616', de titel van deze uitgave slaat op het jaar en de plaats waarin het verbazingwekkend snelle ontstaan van opera een eindpunt vond, in de uitvoering van een van de eerste muziekdrama's: Domenico Bellis 'L'Orfeo Dolente'. De klassieke legende van Orfeus is uiteraard steeds een geliefd thema bij kunstenaars en muzikanten geweest en acht jaar na Monteverdis 'L'Orfeo' componeerde Domenico Belli deze 'Orfeo Dolente' een werk waarin de voorheen aanvaarde praktijk van het 'recitar cantando', het declameren en intoneren van poëzie boven een spaarzame begeleiding, plaats maakte voor een meer directe, emotionele stijl die ruimte liet voor melodische inventie. Die evolutie illustreert deze cd door ook enkele vroegere voorbeelden van Italiaanse dichtkunst-op-muziek voor te stellen
Waar Claudio Saracini in zijn aria 'Io Moro' nog poëzie op de onbetwistbare eerste plaats zet, illustreren de vijf uittreksels uit Giulio Caccinis 'Nuove Musiche' het ontstaan van een expressieve zangstijl overduidelijk. Hier is al meer ruimte voor natuurlijke melodieën en soms overvloedige ornamentatie. Ook de instrumentale inleiding en tussenspelen tot Caccinis aria 'Non ha'l ciel' (met prachtig uitgevoerde partijen voor luit, cornetto en fluit) tonen hoe aantrekkelijk Caccinis nieuwe melodische, barokke stijl was voor muzikanten en toehoorders.
De verschillende aria's worden nagenoeg zonder onderbreking uitgevoerd en dat geeft een sterk gevoel van continuïteit tussen deze op zich losse composities. De zeldzame vocale ensembles, zoals aan het eind van Caccinis 'Caduca fiamma' en in Bellis 'L'Orfeo Dolente' bezitten een klank die voor deze vroeg barokke muziek verbazingwekkend groots klinkt. Hoe mooi deze samenklank ook klinkt, het is wat te betreuren dat zowel middenstemmen als opvallend dissonante samenklanken op die manier afgezwakt worden. Ook de balans lijkt wat meer in het voordeel van de zangers dan van de instrumentalisten te spelen en niet zelden moet je als luisteraar wat moeite doen om de obligate instrumenten die tijdens de ensembles spelen te kunnen horen.
Het personage van Orfeo zelf wordt vertolkt door tenor Arnaud Marzorati, die zijn partij met een wat grote stem zingt, een zekere vibrato niet schuwt en een krachtige lezing van Bellis muziek neerzet. Bas Philippe Roche bezit een heerlijk zware laagte, iets wat op deze opname nog meer in de verf gezet wordt door hem te combineren met een dulciaan als basinstrument. Catherine Padaut, Camille Poul en Aurore Bucher spelen als de 'drie gratiën' in de opera een kleinere rol maar zorgen voor enkele erg mooie momenten, zoals het soepel en direct uitgevoerde trio 'Qui d'Orfeo la dolce Cetra'.
Dit is een interessante cd voor liefhebbers van barok en renaissance muziek en verbindt een knappe keuze van vocale composities aan een uitvoering met vocale solisten die heel natuurlijk en ongedwongen zingen.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links