De legendarische dirigent John Barbirolli dirigeerde van 1940 tot 1943 de New York Philharmonic Orchestra, en uit die periode worden nu enkele concertopnames uitgegeven, volledig digitaal geremasterd en zo goed mogelijk aangepast aan de opnamekwaliteit van vandaag. Op deze cd vindt de luisteraar Brahms' Academische Feestouverture en diens tweede symfonie, naast de bekende ouverture tot 'De Verkochte Bruid' van Bedrich Smetana, en een 'Elisabethan Suite', een arrangement van Barbirolli zelf van enkele Engelse renaissancemelodieën.
Wat meteen opvalt is dat de opnamekwaliteit beter meevalt dan de ietwat achterdochtige luisteraar kan vermoeden. Men hoort natuurlijk meteen dat dit geen moderne opname is, maar anderzijds wordt de muziek ook niet overdreven gestoord door gekraak of door een vervormde klank. Doorheen de symfonie van Brahms klinken de strijkers vol en warm, en het is maar in het hoge register dat zij die typische ijle grammofoonklank van oude opnames laten horen. Daarentegen voelen de celli, die een belangrijk deel van de melodie in de eerste twee delen van de symfonie voor hun rekening nemen, erg rijk aan, met een typische Brahms-klank. Ook de meeste blazers klinken zoals het hoort, en dat is zeker het geval voor klarinetten of fagotten. Het koper doet het iets minder goed, met trombones die wat te ruig klinken, en een hoorn die zijn solo's met erg veel vibrato en bovendien nogal haastig speelt. Maar vooral de trompetten klinken veel te schel in de Academische Feestouverture, en dat is het grootste minpunt. Droog klinken doet het wel, want geen enkel akkoord ontwikkelt een mooie, natuurlijke galm en dat stoort af en toe (maar niet overdreven vaak).
Jammer genoeg zijn de uitvoeringen, los van de opnamekwaliteit, niet altijd op het niveau dat toporkesten tegenwordig ten gehore brengen. Zo klinkt de symfonie van Brahms veel te gehaast, alsof Barbirolli nergens rustpunten wilde inlassen. Dit stoort in de snelle delen, het derde en vierde, slechts een beetje, maar in het eerste deel zakt Brahms' grootse constructie op die manier eigenlijk net niet in elkaar. Je zit als luisteraar soms echt te wachten tot het orkest eens op de rem gaat staan, om de nodige structuur in dit lange deel aan te brengen. Bij momenten komt het zelfs over alsof de muziek bijna voorover valt. Dat is ook zo in Smetana's ouverture, maar dit bravourestukje, met zijn aartsmoeilijke, virtuoze strijkerspartijen wint in dit snelle tempo echter alleen maar aan aantrekkingskracht. De cd sluit af met Barbirollis 'Elisabethan Suite', een arrangement van 16de en 17de eeuwse Engelse muziek van componisten als Byrd of Bull. Nu werd in die tijd aan historisch verantwoorde uitvoeringspraktijk nog maar weinig aandacht besteed, en Barbirollis orkestratie heeft dan ook meer weg van een laat romantisch orkestwerk dan wat anders. Zo heeft 'The Earl of Salisbury's Pavane', met zijn dikke, warme strijkers niets van de ritmische impuls die er van een dergelijke dans uitgaat. Storend is dat niet helemaal, dankzij de hoogstaande uitvoering: de strijkerssectie van de New York Philharmonic speelt erg muzikaal en voelt bij momenten zelfs bijna kwetsbaar aan. Ook de blazers zijn beduidend beter en aanstekelijker dan in de andere werken op deze plaat en zo is 'An Elisabethan Suite' dan toch een, weliswaar anachronistisch, maar erg geslaagd muziekstuk.
Opnames van vijvenzestig jaar geleden zijn voer voor verzamelaars, en dat is bij deze cd eigenlijk ook zo. Toch steekt deze cd boven andere in zijn genre uit, door de opnamekwaliteit die beter dan gemiddeld is, en de muzikaliteit van de uitvoering. Brahms' tweede symfonie werd al beter gespeeld, maar de overige werken zijn, zelfs na zo een lange tijd, toch niet helemaal achterhaald.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur