Het idee om een piano te 'prepareren' vindt zijn oorsprong bij de componist John Cage, die bij het componeren van muziek voor een dansvoorstelling aanvankelijk een slagwerkensemble voor ogen had. Wegens plaatsgebrek drong er zich echter een andere creatieve oplossing op. Cage nam de piano die hij ter beschikking had en klemde voorwerpen van verschillende materialen tussen de snaren om andere klankkleuren te bekomen. Vijzen, stukjes rubber en stukjes vilt legden een hele nieuwe klankwereld open. Alhoewel het fenomeen van de prepared piano niet echt veel navolging kende, duikt het af en toe toch ergens op. Ook in deze Nederlands-Italiaanse samenwerking tussen Albert Van Veenendaal en Fabrizio Puglisi worden de piano's af en toe gekruid met extra timbres. Qua stijl balanceert de muziek op de vage lijn tussen jazz en hedendaags klassiek, waarbij compositie en improvisatie naadloos bij elkaar aansluiten.
De veelal korte stukjes op dit album zijn voor het overgrote deel eigen composities, met uitzondering van 'Gazz', dat een bijdrage is van trombonist Chris Abelen. Door zijn speelse ritme en modaal-atonale harmonieën doet het openingswijsje 'Hop' wat denken aan Bartók. De twee pianisten verweven het herkenbare melodietje afwisselend in verschillende registers. 'Eppur Si Muove' laat een geprepareerde en een ongeprepareerde piano met elkaar in dialoog treden, waarbij geen van beide ooit in de weg van de andere loopt. De twee vullen elkaar op elk moment mooi aan: nu eens is de ene puur met harmonie bezig terwijl de andere zich op het ritme concentreert, dan weer lopen hun functies door elkaar. In 'Balthus ed il Gatto' speelt één van de twee pianisten op de conventionele manier, terwijl de andere in het binnenwerk van de piano aan de slag gaat. De 'Quatre Petites Histoires' klinken door de combinatie van speelgoed- en prepared piano vaak erg schattig. Soms duikt er een kinderliedjes-achtig motiefje op, dat dan bekogeld wordt met staccato clusters of van binnenuit door dissonantie wordt afgebroken. Ondanks het slechte Frans illustreren fijne titels de muziek en steken ze een handje toe bij het interpreteren ervan: 'Il Chant un Petit Chanson'[sic], 'Il Mange une Pomme', 'Il Neige' en 'Ou est il?'. Een veel verraderlijker klinkend stukje is 'Traps and Targets', dat opent met een spookachtige arpeggio op de snaren, een verwijzing naar Henry Cowells 'The Banshee'.
De overgrote meerderheid van de duetten zijn ritmisch heel sterk gearticuleerd, en de piano wordt – eveneens in de lijn van Bartók – vaak als een percussie-instrument behandeld. Van Veenendaal en Puglisi staan echter ook open voor andere technieken: zo lijken de pianosnaren in 'Gazz' met een scheerapparaat te worden bewerkt. Dat dit zorgt voor ongewone en verrassende klanken is nogal evident, dat het duo ze in toom weet te houden is dit allerminst. De twee pianisten hebben de boel echter heel goed onder controle. Door hun uitstekende techniek is het meestal zelfs onmogelijk uit te maken waar het gecomponeerde eindigt en de improvisatie begint.
Meer over Van Veenendaal / Puglisi
Verder bij Kwadratuur
Interessante links