Een hoornist, een fagottist, een trombonist in solo-repertoire? Per grote uitzondering kan men een album voor die bezetting vinden, al dan niet in het koopjesrek bij de Fnac. Voor pianisten is het dan weer veel logischer dat ze in eenzaamheid het repertoire verkennen. Zelfs in het kamermuziekrepertoire is het dikwijls het klavier dat als broodnodige ondersteuning dient voor wat de overige musici doen – probeer maar eens vijf werken te noemen waarin de toetsenist louter een supportieve, te verwaarlozen rol is toebedeeld. Nog anders is dat voor de violisten: zij vormen het gloedvolle hart van het symfonisch orkest, vertolken de bovenstem in kwart- en kwintetten en schitteren zo nu en dan als solist, hetzij in concerti, hetzij in solo-repertoire. Met dat laatste kunnen niet alle uitvoerders overigens goed uit de voeten, om de eenvoudige reden dat componisten die voor de bezetting schreven, de grenzen van de technische en interpretatieve mogelijkheden opzochten. Solo klaviermuziek bestaat per definitie uit twee stemmen, die met elkaar kunnen dialogeren, of waarin de een op zijn minst de ander kan versterken. Op een strijker kan een soortgelijk effect worden nagestreefd, door die snaar of snaren die niet voor de melodielijn worden gebruikt te laten klinken als een akkoord, terwijl de uitvoerder met zijn resterende vingers dus wel degelijk simultaan een melodielijn blijft vertolken. Een pianistieke gelaagdheid, waarvoor een viool helemaal niet is gemaakt, is dan een feit. Tenminste als de uitvoerder bekwaam genoeg is om de complexe partituur die voor zijn of haar neus staat, gespeeld te krijgen.
Voor het in Albanië geboren en reeds op jonge leeftijd in Frankrijk ontdekte wonderkind Tedi Papavrami is eenzaamheid de natuurlijke constitutie van de muzikant. Solisten die daar niet mee overweg kunnen, belanden uiteindelijk in een orkest, of ze wurgen zich doorheen cadenzen en verliezen op die momenten het verhaal van de componist uit het oog. Behalve het evenwicht bewaren in de cadens, is het voor Papavrami van primordiaal belang dat een gerespecteerd solist een unieke toon heeft. Die kan immers mooi maar onpersoonlijk zijn, zoals een getalenteerd scholier op een Stradivarius zou spelen: de jongeman heeft nog niet genoeg ervaring verzameld om die markante levenswandel naar begeesterende muziek te vertalen. Hoe perfect ook het corpus, de ziel ontbreekt. Gelukkig kan dat niet gezegd worden van de albums die Papavrami inmiddels uitbracht voor Aeon. Diegene voor solo viool werden zopas, naar aanleiding van een autobiografie met daarin tevens essayistische bedenkingen over wat het betekent een violist te zijn en het gouden repertoire te benaderen, gebundeld voor een ander label, waarop de man inmiddels heeft ingetekend. Zig-Zag Territoires goot die fantastische cd’s in een mooie, aantrekkelijk geprijsde box, en voegde in sneak preview al een solosonate van Ysaÿe toe. Op de vijf overige is het wachten tot in de herfst.
De waaghals die Papavrami is, past keurig in dit doosje van dertien op dertien. Ook zijn vooringenomenheid met technisch meesterschap, valt onmogelijk te ontkennen. In de 24 capriccio’s van Paganini zoekt de solist naar een frappante directheid, en hoe kan muziek meer “onmiddellijk” klinken dan op een live-uitvoering? Wat bijna niemand durft, deed hij: een live-uitvoering uitbrengen. Vier jaar eerder had Papavrami ze echter al in de studio vastgelegd. Deze serie laat toe beide versies met elkaar te vergelijking. Als conclusie is men daarbij toch geneigd te geloven dat het werken zijn die de concentratie, de stilte en de mogelijkheden tot herkansing van de studio nodig hebben. Ze klinken er weliswaar gladder en minder risicovol, maar ook minder krampachtig. In de welbekende sonates en parita’s van Bach investeert de man vooral in de toon. De karakters hebben daar niet onder te lijden: ze klinken gedistingeerd, meer dan avontuurlijk. Naast een ontketende Bartók plaatst de reeds veertig geworden virtuoos eigen transcripties van Bach, om onder het oppervlak meer gelijkenissen dan verschillen aan het licht te brengen. Niet minder indrukwekkend zijn de viooltranscripties van Scarlatti-sonates, waarin Papavrami enerzijds een totaal nieuwe wereld oproept en aan de andere kant toch verrassend trouw weet te blijven en het geornamenteerde oeuvre van de Barokcomponist. Precies in dit repertoire, dat de solist als het ware uit zichzelf heeft gehaald, ontstijgt hij tijd, structuur, opnamekwaliteit en repertoire. Klank wordt verhaal – een opname wordt grote kunst.